Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 141 of 218

140
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
OPPOMPEN VAN DE BAND
❒Trek de handrem aan. Draai de
ventieldop los, neem de vulbuis A-
fig. 5uit en draai de ring Bop het
ventiel van de band;
fig. 5L0D0484m
Doe de handschoenen aan
die bij de snelle bandenre-
paratieset zijn geleverd.
ATTENTIE
De spuitbus bevat ethy-
leenglycol. Bevat latex: kan
een allergische reactie veroorzaken.
Schadelijk bij inslikken. Irriterend
voor de ogen. Kan overgevoeligheid
veroorzaken bij inademing en con-
tact. Vermijd contact met ogen, huid
en kleding. Spoel bij contact on-
middellijk overvloedig met water.
Vermijd braken bij inslikken, spoel
de mond uit, drink veel water en
raadpleeg onmiddellijk een arts.
Houd buiten het bereik van kinde-
ren. Het product mag niet gebruikt
worden door astmatische patiënten.
Adem de dampen niet in tijdens het
vullen en oppompen. Raadpleeg on-
middellijk een arts bij allergische
reacties. Bewaar de spuitbus in de
daarvoor bestemde ruimte, ver ver-
wijderd van warmtebronnen.
ATTENTIE
❒controleer of de schakelaar D-
fig. 6van de compressor in stand
0(uitgeschakeld) staat, start de
motor, steek de stekker A-fig. 7in
de aanstekerbus (of de 12 V-stek-
kerdoos) en schakel de compressor
in door de schakelaar Din stand I
(ingeschakeld) te zetten. Pomp de
band op tot de juiste bandenspan-
ning is bereikt (zie de paragraaf
„Bandenspanning” in het hoofd-
stuk „Technische gegevens”).
fig. 6L0D0364m
fig. 7L0D0177m
Page 142 of 218

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Controleer de bandenspanning op
de manometer F-fig. 6. Voor een
nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het
ventiel en de stekkerdoos en ver-
plaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar ach-
teren, zodat de afdichtvloeistof in
de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om,
binnen 5 minuten na inschakeling
van de compressor, de spanning op
ten minste 1,8 bar te brengen, mag
niet verder worden gereden, omdat
de band te erg beschadigd is en de
reparatieset de vereiste wegligging
niet kan garanderen; wendt u tot
het Lancia Servicenetwerk;
fig. 8L0D0485m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven
dat de band behandeld is met de
snelle bandenreparatieset. Rijd
voorzichtig vooral in bochten. Rijd
niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
Als de bandenspanning on-
der 1,8 bar is gedaald, mag
niet verder worden gereden: de
snelle reparatieset Fix & Go auto-
matic kan de vereiste wegligging
niet garanderen omdat de band te
erg beschadigd is. Wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIE
❒als de band op de juiste spanning
is gebracht (zie de paragraaf „Ban-
denspanning” in het hoofdstuk
„Technische gegevens”), vertrek
dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de banden-
spanning; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van ten minste
1,8 bar wordt gemeten, herstel
dan de correcte bandenspanning
(met draaiende motor en aange-
trokken handrem) en rijd verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het
Lancia Servicenetwerk.
ALLEEN VOOR
HET CONTROLEREN
EN HERSTELLEN
VAN DE SPANNING
De compressor kan ook worden ge-
bruikt voor het herstellen van de ban-
denspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met
het ventiel van de band; op deze ma-
nier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt de af-
dichtvloeistof niet in de band gespoten.
Page 143 of 218

142
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervan-
gen van de spuitbus:
❒maak de koppeling A-fig. 9los;
❒draai de te vervangen spuitbus
linksom en trek de spuitbus om-
hoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai
de spuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Aaan op de
spuitbus en plaats de doorzichtige
vulbuisBin het daarvoor be-
stemde vak.
fig. 9L0D0368m
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder
aan het personeel dat de band moet
repareren die behandeld is met de
bandenreparatieset.
ATTENTIEWIEL
VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het noodreservewiel moeten de on-
derstaande voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust
met „Fix&Go (snelle bandenrepara-
tieset)”, zie dan de betreffende in-
structies in de vorige paragraaf.
Page 144 of 218

143
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Het bijgeleverde noodre-
servewiel behoort bij de
auto waarbij het geleverd is; ge-
bruik het reservewiel niet bij an-
dere auto’s en monteer geen reser-
vewielen van andere auto’s. Het
noodreservewiel mag alleen in
noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort mo-
gelijk gebruikt worden en er mag
niet sneller dan 80 km/h mee wor-
den gereden. Op het noodreserve-
wiel is een oranje sticker aange-
bracht waarop de belangrijkste
aanwijzingen en de beperkingen
staan vermeld met betrekking tot
het gebruik van het reservewiel.
Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt. Op
het noodreservewiel mag nooit een
wieldeksel worden gemonteerd. Op
de sticker staan de volgende aan-
wijzingen in vier talen vermeld: at-
tentie! alleen voor tijdelijk gebruik!
max. 80 km/h! vervang zo snel
mogelijk door normale band. Be-
dek deze aanwijzingen niet.
ATTENTIE
Bij een gemonteerd noodre-
servewiel veranderen de
rij-eigenschappen van de auto. Ver-
mijd met vol gas optrekken,
bruusk remmen en hoge snelheden
in de bochten. Het noodreservewiel
heeft een levensduur van ongeveer
3000 km. Na deze afstand moet de
band van het noodreservewiel ver-
vangen worden door een nieuwe
band van hetzelfde type. Monteer
nooit een normale band op de velg
van het noodreservewiel. Laat het
verwisselde wiel zo snel mogelijk
repareren en monteren. Gebruik
nooit twee of meer noodreservewie-
len. Smeer voor montage de schroef-
draad van de wielbouten niet met
vet: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waarbij de
krik geleverd is of voor auto’s van
hetzelfde model. Gebruik de krik
niet voor het opkrikken van andere
auto’s. En beslist nooit voor het uit-
voeren van werkzaamheden onder
de auto. Als de krik niet juist ge-
plaatst wordt, kan de opgekrikte
auto van de krik vallen. Op een sti-
cker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het reservewiel is
het niet geschikt voor de montage
van sneeuwkettingen. Als u een
lekke voorband hebt, kunt u het re-
servewiel op de achteras plaatsen
en het achterwiel op de vooras
(voorwielaandrijving.) Zo hebt u op
de vooras twee normale wielen
waarop u sneeuwkettingen kunt
monteren.
ATTENTIE
Page 145 of 218

144
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Door een verkeerde mon-
tage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten. Maak
het ventiel absoluut niet open.
Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer re-
gelmatig de spanning van de ban-
den en van het noodreservewiel en
houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofd-
stuk „Technische gegevens”.
ATTENTIEHet is nodig te weten dat:
❒de krik niet kan worden gerepa-
reerd: bij een defect moet de krik
door een krik van hetzelfde type
worden vervangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemon-
teerd mag worden.
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het
wiel kan worden verwisseld. Zet
de auto zo mogelijk op een vlakke
en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
❒til de bekleding op de vloer van de
bagageruimte op;
❒draai de blokkeerschroef A-fig. 10
los;
❒neem de gereedschaphouder Buit
en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒neem het noodreservewiel Cuit;
L0D0161mfig. 10
Page 146 of 218

145
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 11L0D0397m
fig. 12L0D0163m
❒verwijder bij auto’s die zijn uitge-
rust met lichtmetalen velgen het
wieldeksel met behulp van de bij-
geleverde schroevendraaier. Plaats
de schroevendraaier in de daarvoor
bestemde inkeping E- fig. 11, zo-
als in de figuur is aangegeven;❒draai met de bijgeleverde sleutel
E- fig. 12de wielbouten ongeveer
een slag los; schud bij uitvoeringen
met lichtmetalen velgen enige ma-
len aan de bovenkant van de car-
rosserie, waardoor de velg los van
de wielnaaf kan komen;
❒draai de krik F- fig. 13omhoog,
zodat de inkeping Gaan de bo-
venzijde van de krik juist om het
profiel Honder de carrosserie valt
bij punt I(op ongeveer 60 cm
vanaf het midden van het voorwiel
of op 80 cm vanaf het midden van
het achterwiel);
❒waarschuw eventuele omstanders
dat de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabij-
heid van de auto bevinden en de
auto vooral niet aanraken totdat
deze weer geheel op de grond staat;❒plaats de slinger L- fig. 13en krik
de auto omhoog, totdat het wiel
enige centimeters los van de grond
is;
❒draai bij uitvoeringen met een
wieldeksel, de 3 wielbouten los,
waarmee het wieldeksel is beves-
tigd en verwijder het. Draai ver-
volgens de vierde wielbout los en
trek het wiel los;
❒bij uitvoeringen met een geklemd
wieldeksel moet het wieldeksel
voorzichtig worden verwijderd om
beschadiging te voorkomen;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzui-
verheden bevatten, omdat hierdoor
na verloop van tijd de wielbouten
kunnen loslopen;
L0D0164mfig. 13
Page 147 of 218

146
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 14L0D0165mfig. 15L0D0166m
❒monteer het reservewiel, waarbij
de gaten M-fig. 14over de cen-
treerpennen Nmoeten vallen;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de vier wielbouten handvast aan;
❒bedien de slinger van de krik zo-
dat de auto zakt, en verwijder de
krik;
❒draai m.b.v. de bijgeleverde sleutel
vervolgens de bouten kruislings in
de aangegeven volgorde geheel
vast, zoals is afgebeeld in de figuur.NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven proce-
dure, krik de auto op en demonteer
het noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het normale
wiel schoon zijn en geen onzuiver-
heden bevatten, omdat hierdoor na
verloop van tijd de wielbouten kun-
nen loslopen;
❒monteer het normale wiel en draai
de eerste wielbout twee slagen in
het gat dat zich het dichtst bij het
ventiel bevindt;❒monteer het wieldeksel, waarbij de
inkeping (op het wieldeksel) moet
samenvallen met het ventiel en
plaats vervolgens de andere drie
wielbouten;
❒druk bij uitvoeringen met geklemd
wieldeksel, met de hand op de
rand van het deksel (niet slaan) te-
gen het wiel;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten stevig vast;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 15is aan-
gegeven.
BELANGRIJK Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.
Page 148 of 218

147
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
❒Zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken schoon zijn;
❒monteer het normale wiel door het
op de centreerpennen te plaatsen,
monteer de wielbouten en draai ze
vast met de bijgeleverde sleutel;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten definitief vast in de
volgorde die hiervoor is aangege-
ven voor het noodreservewiel (zie
fig. 15);
❒monteer het geklemde wieldeksel.Ter afsluiting
❒plaats het reservewiel in de daar-
voor bestemde ruimte in de baga-
geruimte;
❒druk de half geopende krik stevig
in de houder om rammelen tijdens
het rijden te voorkomen;
❒berg het gebruikte gereedschap op
in de gereedschaphouder;
❒plaats de gereedschaphouder in
het reservewiel en draai de blok-
keerschroef vast;
❒plaats de afdekplaat op de juiste
wijze terug in de bagageruimte.GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, contro-
leer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de lamp
vervangt: zie voor de plaats van de
zekeringen de paragraaf „Zekerin-
gen vervangen” in dit hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp
vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en
vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de af-
stelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het
metalen gedeelte. Als u de
bol met uw vingers aan-
raakt, zal de lichtopbrengst van de
lamp teruglopen en kan ook de le-
vensduur beperkt worden. Als u de
bol per ongeluk toch hebt aange-
raakt, moet u de bol schoonwrijven
met een doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
Page 149 of 218

148
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct worden uitge-
voerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
specificaties van het systeem, kun-
nen storingen in de werking en
zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 16
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
A
Glasfittinglampen: deze zijnvoorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp
uit de houder te trekken.
B Lampen met bajonetfitting: ver-
wijder de lamp uit de houder
door hem iets in te drukken en
linksom te draaien.
C Buislampen: verwijder de lamp
door hem uit de veercontacten
los te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de
lamp door de borgveer los te ha-
ken uit de zitting.
L0D0178mfig. 16
De achterlichten en rem-
lichten zijn voorzien van
LEDs; wendt u bij een storing tot
het Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIE
BELANGRIJK Bij lage buitentempe-
raturen of hoge luchtvochtigheid of na
een hevige regenbui of na het wassen
kunnen de koplampunits of de ach-
terlichtunits beslagen zijn en/of kun-
nen er in de units condensdruppels
ontstaan. Dit is een natuurlijk ver-
schijnsel als gevolg van het verschil in
temperatuur en vochtigheidsgraad
voor en achter het lampenglas. Het
duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op de normale werking van de
verlichtingsunits. De wasem verdwijnt
snel vanaf het midden van de verlich-
tingsunit geleidelijk naar de randen,
als de verlichting wordt ingeschakeld.
Page 150 of 218

149
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Lampen Figuur Type Vermogen
GrootlichtEH3 55 W
DimlichtDH7LL 55 W
Buitenverlichting voor AW5WLL 5 W
Mistlampen voor (voor bepaalde uitvoeringen/markten)EH1 55 W
Richtingaanwijzers voor (oranje)BPY21W 21 W
Richtingaanwijzers op flanken AWY5W 5 W
Richtingaanwijzers achter BPY21W 21 W
AchteruitrijlichtenBP21W 21 W
MistachterlichtenBP21W 21 W
KentekenplaatverlichtingCC5W 5 W
Plafondverlichting voorAW5W 10 W
Plafondverlichting achterAW5W 10 W
Plafondlampjes achter (uitvoering met opendak)AW5W 5 W
BagageruimteverlichtingAW5W 5 W