PEUGEOT 108 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2015Pages: 271, PDF Size: 13.7 MB
Page 51 of 271

49
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Spiegels
Handmatig bedienbare
buitenspiegels
F Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand.
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop A weer in de middenstand.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte
van achteropkomend verkeer goed in te
schatten.
Ontwasemen - Ontdooien
Gebruik de knop voor het
ontwasemen - ontdooien van de
achterruit.
Raadpleeg de rubriek "Ontwasemen-ontdooien
van de achterruit".
Inklappen/uitklappen
Als de auto stilstaat, kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
De basisinstellingen blijven behouden
tijdens het uitklappen.
3
Comfort
Page 52 of 271

50
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Stuurwiel verstellen
F Houd b ij stilstaande auto het stuur wiel
vast en druk gelijktijdig de hendel naar
beneden om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
Zet het stuur wiel op de gewenste hoogte en trek
aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen.
Om veiligheidsredenen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Controleer vervolgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- d agstand (normaal),
-
na
chtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet
worden met behulp van het hendeltje aan de
onderzijde.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren
van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie
af in de volgende volgorde:
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e verstelling in lengterichting van de
zitting,
-
d
e hoogte van het stuur wiel.
-
d
e buitenspiegels en binnenspiegel.
Comfort
Page 53 of 271

51
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Ventilatie
1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Middelste ventilatierooster.
3.
Zijventilatieroosters.
4.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden voor.
5.
Ui
tstroomopeningen voor beenruimte
inzittenden achter (volgens uitvoering).
3
Comfort
Page 54 of 271

52
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Gebruiksadviezen
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u
het passagierscompartiment kort ventileren.
Zorg voor een goede verdeling van de lucht en let erop dat het luchtinlaatrooster, de
ventilatieroosters, de luchtkanalen en de uitstroomopeningen onder de voorstoelen niet
afgedekt zijn.
Zorg ervoor dat het interieur filter, dat zich achter het dashboardkastje in de aircogroep bevindt,
in een goede staat verkeert. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de
filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
perfecte staat te houden.
Tevens adviseren wij de airconditioning regelmatig te laten controleren om een goede
werking van het systeem te waarborgen.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. De airconditioning bevat geen chloor en
is niet schadelijk voor de ozonlaag. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt, dit is
een normaal verschijnsel.
Comfort
Page 55 of 271

53
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Verwarming
De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.F
D
raai de knop van blauw
(koud) naar rood (warm) om de
temperatuur naar uw wens in te
stellen.
Temperatuurregeling
Regeling luchtopbrengst
F Draai de knop van stand 1 naar
stand 4 om de luchtopbrengst
naar uw wens in te stellen.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Luchtverdeling
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Middelste ventilatierooster,
zijventilatieroosters en luchtstroom
naar de beenruimte.
Luchtstroom naar de beenruimte.
Voorruit en luchtstroom naar de
beenruimte.
Voorruit.
De luchtverdeling kan worden gewijzigd
door de knop in een middenstand te
zetten.
3
Comfort
Page 56 of 271

54
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handbediende airconditioning
Het systeem werkt alleen als de motor draait.F
D
raai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Temperatuurregeling
Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
vier standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand 0
staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld. Er
blijft door de rijwind echter nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Middelste uitstroomopening en
zijventilatieroosters.
Middelste uitstroomopening,
zijventilatieroosters en voeten.
Beenruimte.
Voorruit en beenruimte.
Voorruit.
Comfort
Page 57 of 271

55
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend
in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn
gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op deze toets. Het desbetreffende verklikkerlampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Uit
F Druk nogmaals op de toets. Het desbetreffende verklikkerlampje gaat uit.
F
V
erplaats de knop naar links in
de stand "Luchtrecirculatie".
F
V
erplaats de knop weer naar
rechts in de stand "Toevoer van
buitenlucht".
3
Comfort
Page 58 of 271

56
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
Het symbool "AUTO" gaat uit.
Bij het indrukken van de toets "AUTO" zal het
systeem weer volledig automatisch functioneren.
In de handbediende stand kunnen
onaangename verschijnselen optreden
(temperatuur, vocht, stank, beslagen ruiten) en
is het comfort niet optimaal.
Automatische airconditioning
F Druk op de toets "AUTO". H et symbool "AUTO" wordt
weergegeven.
De airconditioning werkt bij draaiende motor.
Door nogmaals op de toets "AUTO" te drukken
kunt u achtereenvolgens een van de volgende
programma's kiezen:Automatisch programma
Voor een optimale werking van het
systeem.
Voor een optimaal thermisch comfort
met een beperkte luchtstroom.
Voor een dynamische
luchttoevoer via voornamelijk de
zijventilatieroosters.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten en het
elektrisch bedienbare vouwdak zijn gesloten.
Met het oog op uw comfort worden de
instellingen van de airconditioning de volgende
keer dat de auto wordt gestart, gehandhaafd.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op
het optimale niveau gebracht.
Comfort
Page 59 of 271

57
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Om het interieur maximaal te koelen
of te ver warmen kunnen de minimale
waarde (14) en de maximale waarde
(28) worden overschreden.
F
D
uw de toets van de
temperatuurregeling omlaag tot "LO"
wordt weergegeven of omhoog tot
"HI" wordt weergegeven.
Instelling op een waarde van ongeveer 21
biedt
een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen
18
en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om voor een
optimale temperatuur de ingestelde waarde
te wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Temperatuurregeling
F Duw deze toets omlaag om de
waarde te verlagen of omhoog
om de waarde te verhogen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op deze toets om de
luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst, de
ventilator, wordt geleidelijk voller. F
D
ruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verlagen.
Regeling luchtverdeling
- de centrale uitstroomopening en de zijventilatieroosters,
-
d
e centrale uitstroomopening, de
zijventilatieroosters en de beenruimte van
de passagiers,
-
d
e beenruimte van de passagiers,
-
d
e voorruit en de beenruimte van de
passagiers,
-
d
e centrale uitstroomopening, de
zijventilatieroosters en de voorruit
-
d
e voorruit.F
D
ruk deze toets herhaaldelijk in
om de luchtstroom te verdelen
naar:
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als
dit echt nodig is, omdat hierdoor de
ruiten sneller beslaan en de kwaliteit
van de interieurlucht verslechtert. F
B
ij het indrukken van deze toets
wordt de toevoer van buitenlucht
afgesloten.
Het symbool van de luchtrecirculatie
wordt weergegeven.
Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en rook af te sluiten.
Druk op de toets "AUTO" om de automatische
toevoer van buitenlucht te hervatten. Het
symbool van de luchtrecirculatie gaat uit.
3
Comfort
Page 60 of 271

58
108_nl_Chap03_confort_ed01-2015
Het is raadzaam om niet langdurig
met uitgeschakelde airconditioning
te rijden (kans op beslagen ruiten en
verminderde luchtkwaliteit).
Hierdoor worden alle functies van het systeem
uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt
door de verplaatsing van de auto, blijft voelbaar.
Druk nogmaals op de toets "AUTO"
om het
systeem weer met de laatstingestelde waarden
in te schakelen.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de toets van de luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
F
D
ruk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Airconditioning AAN/UIT
Door de airconditioning uit te schakelen
kunnen onaangename verschijnselen optreden
(vochtigheid, beslagen ruiten).
Druk de toets nogmaals in om de automatische
werking van de airconditioning te hervatten.
Het symbool "A /C " wordt weergegeven.
Comfort