PEUGEOT 108 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2015Pages: 271, PDF Size: 13.7 MB
Page 81 of 271

79
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te reduceren.
Schakelindicator
Werking
Voorbeeld:
- U r ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in.
-
H
et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren om te schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het
al dan niet opvolgen van een schakeladvies van
het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
De informatie wordt in de vorm van
een pijl op het instrumentenpaneel
weergegeven. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen.
Bij een ETG-versnellingsbak is
dit systeem uitsluitend actief in de
handgeschakelde stand.
Bij de PureTech 82-motor geeft dit
systeem alleen een signaal als u kunt
opschakelen.
5
Rijden
Page 82 of 271

80
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingetrapt,
-
b
ij bepaalde hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
a
ls bij de ETG -versnellingsbak de stand E
of M is ingeschakeld.Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist
gaat dit verklikkerlampje branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de handrem dan aan.
Rijden
Page 83 of 271

81
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Stop & Start-systeem (VTi 68 S&S-motor)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt automatisch in de
STOP-stand gezet:
-
a
ls u bij stilstaande auto de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-
stand is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-
stand niet wordt geactiveerd:
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging, auto
gestopt op een steile helling, ijle lucht,
e n z .) .
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-tellers
Een teller voor de tijd per traject registreert
hoelang de STOP-stand in totaal tijdens een
traject is geactiveerd.
Deze tijd wordt door de boordcomputer weergeven
zodra het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Druk op een van de bedieningstoetsen van het
display om naar de vorige weergave terug te gaan.
Een teller voor de totale tijd telt de totale tijd dat de
STOP-stand is geactiveerd sinds de laatste keer
dat de teller is gereset.
Druk als deze teller wordt weergegeven langer dan
twee seconden op een van de bedieningstoetsen
van het display om de teller te resetten.
5
Rijden
Page 84 of 271

82
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Overgang naar de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
A
ls u het koppelingspedaal volledig
intrapt. De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e motorkap wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, auto hellingafwaarts
gestopt op een steile helling, instelling
airconditioning...).
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-standBij een storing in het systeem
knippert dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Storing
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 85 of 271

83
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Onderhoud
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door deze toets in te drukken.
Uitschakelen
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer
gestart.Druk nogmaals op deze toets.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; dit
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor door de bestuurder wordt
gestart.
Inschakelen
Het uitschakelen wordt bevestigd door
het branden van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en
maakt gebruik van een speciale 12V-accu
(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
uitvoeren bij een gekwalificeerde
werkplaats, bijvoorbeeld een
servicepunt van het PEUGEOT-
netwerk, die over alle deskundigheid en
speciale gereedschappen beschikt.
5
Rijden
Page 86 of 271

84
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Snelheidsbegrenzer (PureTech 82-motor)
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30
km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.Bediening aan de
stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1.
I
n-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk op het uiteinde
van de schakelaar.
2.
V
erlagen van de waarde: beweeg de
schakelaar omlaag.
3.
V
erhogen van de waarde: beweeg de
schakelaar omhoog.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing: beweeg de
schakelaar naar u toe.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
6.
Sn
elheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7.
I
ngestelde snelheid.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Rijden
Page 87 of 271

85
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Inschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld.
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
de schakelaar naar u toe te bewegen,
als de door u gewenste snelheid wordt
weergegeven (standaard de laatste
geprogrammeerde snelheid). Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
d
oor de schakelaar omhoog te bewegen
om de snelheid te verhogen,
-
d
oor de schakelaar omlaag te bewegen om
de snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag
te bewegen wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 1 km/h.
Door te schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5
km/h.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals de schakelaar naar u toe te
bewegen: het onderbreken wordt bevestigd
op het display (Pause).
F
B
eweeg de schakelaar nogmaals naar u
toe om de snelheidsbegrenzer weer in te
schakelen.
5
Rijden
Page 88 of 271

86
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje
wijst op een storing in de
snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed bevestigd is,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid. Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijden
Page 89 of 271

87
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor)
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30
km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt
bij het afzetten van het contact gewist.
Bediening aan de stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1.
I
n-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: door op het uiteinde
van de schakelaar te drukken.
2.
I
nstellen van de snelheid, en vervolgens
V
erlagen van de waarde: door de
schakelaar omlaag te bewegen.
3.
H
ervatten van de snelheidsbegrenzing
V
erhogen van de waarde: door de
schakelaar omhoog te bewegen.
4.
O
nderbreken van de snelheidsbegrenzing:
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6.
I
ngestelde snelheid.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. Als u andere gegevens wilt bekijken
(zoals de informatie over het traject A
), wordt
de informatie van de snelheidsbegrenzer
automatisch na ongeveer zes seconden weer
weergegeven.
5
Rijden
Page 90 of 271

88
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
F
V
erhoog of verlaag de wagensnelheid om
de gewenste snelheid te bereiken.
F
B
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid op te slaan.
D
e snelheid waarop u rijdt op het moment
dat u de schakelaar loslaat, wordt de
ingestelde snelheid.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
U kunt de ingestelde snelheid wijzigen door de
schakelaar te bedienen:
-
b
eweeg de schakelaar omhoog om de
snelheid te verhogen,
-
b
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag
te bewegen wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 1
km/h.
Door de schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5
km/h.
Inschakelen
Dit verklikkerlampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
F
B
eweeg de schakelaar omhoog om
de snelheidsbegrenzer met dezelfde
ingestelde snelheid weer in te schakelen.
Rijden