PEUGEOT 108 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2015Pages: 271, PDF Size: 13.7 MB
Page 91 of 271

89
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie over de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel wijst op
een storing in de snelheidsbegrenzer.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed bevestigd is,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
5
Rijden
Page 92 of 271

90
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven. De beelden van de camera worden uitsluitend
op de touchscreen weergegeven, waarbij het
uiteinde van de achterbumper (rode lijn) en de
globale rijrichting van de auto (blauwe lijnen)
worden aangegeven.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Het gezichtsveld van de camera is beperkt:
voor werpen die zich in de directe nabijheid
van de bumper of eronder bevinden, zijn niet
zichtbaar.
De groothoeklens van de camera vervormt het
beeld dat op het scherm wordt weergegeven:
de op het scherm zichtbare afstanden kunnen
afwijken van de werkelijke afstanden. Deze
vervorming is afhankelijk van de belading van
de auto en de hellingsgraad van de weg.
Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal 30
cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger
en de lens van de camera. Kijk bij het achteruitrijden niet alleen op
het scherm.
Rijden
Page 93 of 271

91
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem detecteert met behulp van een camera, die ononderbroken en onderbroken strepen herkent, het ongewenst overschrijden van een
rijstrookmarkering.
Om uw veiligheid te verbeteren analyseert de camera de beelden en waarschuwt het systeem u wanneer de auto de rijstrook dreigt te verlaten (bij een
wagensnelheid hoger dan 50 km/h). Zo kunnen de gevolgen van een eventuele verslapping van de aandacht worden beperkt.
Dit systeem is met name geschikt voor gebruik op snelwegen en autowegen.
Het Lane Departure Warning System is
een hulpmiddel voor de bestuurder, die
desondanks waakzaam moet blijven.
Houd u aan de verkeersregels en las
elke twee uur een pauze in.
Activering
F Druk op deze toets op het stuur wiel.
Signalering
U wordt gewaarschuwd door middel van
een geluidssignaal en het branden van een
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.Er worden geen waarschuwingen
gegeven zolang de richtingaanwijzers
zijn ingeschakeld en tot ongeveer
20
seconden na het uitschakelen van
de richtingaanwijzers.
5
Rijden
Page 94 of 271

92
108_nl_Chap05_conduite_ed01-2015
Uitschakelen
Storing
Weergave op het
instrumentenpaneel
Weergave op het instrumentenpaneelUitleg
De functie is ingeschakeld (groen verklikkerlampje).
Het systeem heeft de rijstrookmarkering gedetecteerd (groen
verklikkerlampje).
Het systeem waarschuwt u voor het overschrijden van een
rijstrookmarkering (groen en oranje verklikkerlampje).
Als dit verklikkerlampje brandt, klinkt ook een geluidssignaal.
De detectie van rijstrookmarkeringen kan worden verstoord:
-
a
ls de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
-
a
ls er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen,
-
a
ls de voorruit vuil is,
-
o
nder bepaalde extreme meteorologische omstandigheden: mist, zware regen,
sneeuw, fel zonlicht of rechtstreekse blootstelling aan de zon (laagstaande zon,
uitrijden van een tunnel enz.) en schaduwen. F
D
ruk opnieuw op de toets.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
In het geval van een storing gaat dit
(oranje) verklikkerlampje branden op
het instrumentenpaneel.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 95 of 271

93
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen
om de zichtbaarheid van de auto en het zicht
van de bestuurder aan te passen aan de
omgeving:
-
p
arkeerlicht: om gezien te worden,
-
d
imlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
g
rootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen waar het omgevingslicht
onvoldoende is.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
-
e
en mistachterlicht,
-
m
istlampen vóór,
-
d
agrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken
in een land waarin het verkeer aan
de andere kant van de weg rijdt,
moet de afstelling van de dimlichten
worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
6
Zicht
Page 96 of 271

94
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Lichten uit / Verlichting overdag.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.Automatische verlichting.
Grootlichtschakelaar
Duw als het dimlicht is ingeschakeld de
hendel naar voren om over te schakelen naar
grootlicht. Trek de hendel naar u toe om weer
over te schakelen naar dimlicht.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zicht
Page 97 of 271

95
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Ring voor de selectie van de
mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het
dimlicht en het grootlicht.
Verdraai de ring:
F
é
én stand naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen,
F
t
wee standen naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen. Mistlampen vóór en
mistachterlicht Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting onmiddellijk uit, behalve het
dimlicht als de automatische follow me
home-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de
verlichting na het afzetten
van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand "0"
en vervolgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal om
aan te geven dat de verlichting nog
brandt.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om alle
verlichting uit te schakelen.
6
Zicht
Page 98 of 271

96
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO".
Dankzij een lichtsensor worden, zonder dat de
bestuurder iets hoeft te doen, het parkeerlicht
en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde van
de voorruit.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld.
Dek de lichtsensor niet af, de
bijbehorende functies worden dan niet
meer bediend.
Zicht
Page 99 of 271

97
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Handbediende follow me
home-verlichting*
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Zet de lichtschakelaar in de stand " Verlichting uit" of "AUTO".
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
De lichten blijven gedurende ongeveer
30
seconden branden.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt onmiddellijk uitgeschakeld als:
-
u o
pnieuw een "lichtsignaal" geeft,
-
u d
e lichtschakelaar in een andere stand zet,
-
u h
et contact aanzet.
* Volgens uitvoering.
6
Zicht
Page 100 of 271

98
108_nl_Chap06_visibilite_ed01-2015
Koplampen
verstellen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0.
A
lleen bestuurder.
0.5.
Bes
tuurder + voorpassagier.
1.5
4
personen.
3.
4
personen + maximaal toegestane
belading.
3.5.
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand "0" : basisinstelling.
In deze stand gaat de
plafonnier branden als een van
de portieren wordt geopend.
De plafonnier is permanent
uitgeschakeld.
De plafonnier brandt permanent.
PlafonnierVerlichting bagageruimte*
De verlichting van de bagageruimte gaat
automatisch branden zodra de achterklep wordt
geopend en dooft zodra deze wordt gesloten.
Als de plafonnier in de stand "brandt
permanent" is blijven staan, gaat hij
ongeveer 20
minuten na het sluiten van
het laatste portier automatisch uit.
* Volgens uitvoering.
Zicht