Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 161 of 304

159
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/u.
Reparatiemethode
F Zet het contact af.
F P lak de sticker met snelheidslimiet in de
auto.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band. F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F
S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast. F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand "O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12
V-aansluiting van de auto.
F
S
chakel het contact in.
8
Storingen verhelpen
Page 162 of 304

160
F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand ' I' te zetten tot de
bandenspanning is opgelopen tot 2,0 bar.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in de
band gespoten; maak de slang niet los van
het ventiel tijdens deze handeling (kans op
wegspuiten van het middel).
Als na 5 tot 7
minuten de bandenspanning
van 2 bar niet is bereikt, is de band niet
te repareren met de bandenreparatieset;
neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om u verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand " O".
F
V
erwijder de set. F
R ijd onmiddellijk ongeveer vijf kilometer met
een lage snelheid (tussen 20 en 60 km/h)
om het gat te dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om
de bandenspanning te controleren of de
banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast.
Storingen verhelpen
Page 163 of 304

161
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte toets op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12
V-aansluiting in de auto.
F
S
chakel het contact in. Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
8
Storingen verhelpen
Page 164 of 304

162
Reservewiel
Toegang tot het gereedschap
Overzicht van het gereedschap
1.Wielsleutel.
Hiermee kunt u de wieldop ver wijderen
en de wielbouten losdraaien.
2. Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3. Gereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen
de sierdoppen van de wielbouten worden
verwijderd.
4. Dop voor het verwijderen van slotbouten
Hiermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
5. Sleepoog.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over slepen .
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer
van de bagageruimte.
Voor toegang:
F
o
pen het kofferdeksel/de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
h
aal de houder met het gereedschap er uit. Deze gereedschappen zijn specifiek voor
uw auto en kunnen, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde of lekke band.
Gebruik niet een andere krik dan de door
de fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, om de door
de fabrikant voorgeschreven krik aan te
schaffen.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
Richtlijn 2006/42/CE over machines.
De krik is onderhoudsvrij.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
Wiel met dop
Monteren: plaats de wieldop met de
uitsparing over het ventiel en druk de
wieldop vervolgens rondom met de hand
vast.
Storingen verhelpen
Page 165 of 304

163
Verwijderen van het wiel
F Draai de centrale moer los.
Terugplaatsen van het wiel
F Leg het wiel in de reser vewielbak.
F
D
raai de bout een aantal omwentelingen
los.
F
P
laats de bevestigingsonderdelen (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
D
raai de centrale moer vast tot deze klikt en
het wiel goed vastzit. F
P
laats de houder met het gereedschap
in het hart van het reser vewiel en klik de
houder vast.
Als er geen wiel in de reser vewielbak ligt,
kan het bevestigingssysteem (moer en
bout) niet teruggeplaatst worden.
Toegang tot het reservewiel
Het reser vewiel bevindt zich onder de vloer van
de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestemming, is
er een stalen reservewiel, een lichtmetalen
reservewiel of noodreservewiel aanwezig. F
V
erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
F
T
il het reser vewiel aan de achterzijde op en
trek het naar u toe.
F
V
er wijder het wiel uit de bagageruimte.
8
Storingen verhelpen
Page 166 of 304

164
Stilzetten van de auto
Zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
er voor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan.
Zet het contact af.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren.
Bij een auto met elektronisch gestuurde
versnellingsbak: zet de selectiehendel in
de stand R om de wielen te blokkeren.
Bij een auto met automatische
transmissie: zet de selectiehendel in de
stand P om de wielen te blokkeren.
Controleer of de verklikkerlampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
blijven branden.
Controleer of alle inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
Verwijderen van het wiel
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de grond en zorg er voor dat het voetstuk
loodrecht onder één van de twee
steunpunten A (voor) of B (achter) is
geplaatst. Gebruik het steunpunt dat zich
het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt.
Zorg er voor dat de krik stabiel staat op
een stroeve en harde ondergrond. Plaats
de krik uitsluitend onder de steunpunten
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het steunpunt correct in
de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan
de auto beschadigd raken en/of de krik
wegzakken of zelfs wegschuiven: kans op
letsel!
Werkwijze
F Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (volgens uitvoering).
F
Be
vestig de moer 4 op de wielsleutel 1
en draai de slotbout een omwenteling los
(volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel 1 .
Storingen verhelpen
Page 167 of 304

165
F Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Wiel monteren
Stalen reser vewiel of noodreser vewiel
monteren
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de stalen velg of
het noodreser vewiel niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 168 of 304

166
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast tot tegen
de aanslag.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 1 en de
moer 4 enigszins vast (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .
F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 2 op en ver wijder deze. F
D
raai de slotbout vast met de wielsleutel 1
en de moer 4 (volgens uitvoering).
F D raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 1 .
F
B
evestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.Na het ver wisselen van een wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het
op de juiste manier in de bagageruimte op
te bergen.
Rijd met een auto die is voorzien van een
"normaal" 15 inch reser vewiel niet sneller
dan 80
km/h.
Een auto met 16 inch of 17 inch velgen is
uitgerust met een noodreser vewiel; rijd
hiermee niet sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.
Storingen verhelpen
Page 169 of 304

167
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
lampen van anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
A. Uitvoering met LED-verlichting
1.
Grootlicht (H7-55W).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED-
verlichting).
4. Richtingaanwijzers (PWY-24W).
5. Mistlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W).
B. Uitvoering zonder LED-verlichting
1.Grootlicht (H7-55W).
2. Dimlicht (H7-55W).
3.
Dagrijverlichting/parkeerlicht (W5-5W).
4. Richtingaanwijzers (PWY-24W).
5. Mistlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W).
8
Storingen verhelpen
Page 170 of 304

168
C. GTi- uitvoering
1.Grootlicht (H7-55W).
2. Dimlicht (H7-55W).
3. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED-
verlichting).
4. Richtingaanwijzers (LED-verlichting).
5. Mistlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W).
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één van de lampen aan die
zijde defect is.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer het terugplaatsen uit in de omgekeerde
volgorde van verwijderen.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Gloeilampen dimlicht
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen (uitvoering A ).
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden (uitvoering A ) of naar boven
(uitvoering B ).
Storingen verhelpen