TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 31 of 610

Onderdelen SRS-airbagsysteem
ASensoren frontale aanrijding
BAan/uit-schakelaar airbag
CVoorpassagiersairbag
DSensoren aanrijding opzij
(voorportier)
ESensoren aanrijding opzij (voor)
FGordelspanners en
spankrachtbegrenzers
GSide airbags
HControlelampjes PASSENGER AIR
BAG
ICentrale airbag voor
JCurtain airbags
KSensoren aanrijding opzij (achter)
LBestuurdersairbag
MWaarschuwingslampje SRS
NAirbag-ECU
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de
airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags
snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen
beperken.
1 .1 Voor een veilig gebruik
29
1
Veiligheid en beveiliging
Page 32 of 610

Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de SRS-airbags
worden geactiveerd door hete gassen.
• Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
• Gedurende enkele minuten na het activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en
ontstekingsmechanisme) evenals de
voorstoelen, delen van de voor- en
achterstijlen en de daklijstbekleding
nog heet zijn. De airbag zelf kan ook
heet zijn.
• De voorruit kan barsten.
• Het EV-systeem wordt uitgezet. (→Blz. 75)
• Alle portieren worden ontgrendeld. (→Blz. 160)
• Het remsysteem en de remlichten worden automatisch aangestuurd.
(→Blz. 365)
• De interieurverlichting gaat automatisch branden. (→Blz. 388)
• De alarmknipperlichten worden automatisch ingeschakeld.
(→Blz. 456)
• Als een van de volgende situaties zich voordoet, verstuurt het systeem
automatisch een noodoproep naar het
eCall-controlecentrum. De locatie van
de auto wordt doorgegeven (zonder
dat de toets SOS hoeft te worden
ingedrukt) en een medewerker zal
proberen om met de inzittenden te
praten om de ernst van de situatie
vast te stellen en te bepalen of hulp
nodig is. Als de inzittenden niet in
staat zijn om te communiceren,
behandelt de medewerker de oproep
automatisch als een noodgeval en
schakelt hij of zij de noodzakelijke
hulpdiensten in. (→Blz. 52) – Een airbag is geactiveerd.
– Een gordelspanner is geactiveerd.
– De auto is betrokken bij een
ernstige aanrijding van achteren.
Voorwaarden voor activering van de
airbags (airbags voor)
• De airbags voor worden geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar
met een frontale aanrijding met een
snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h
tegen een muur die niet kan bewegen
of vervormen). Deze drempelsnelheid
kan in de volgende situaties echter
veel hoger liggen:– Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals
een geparkeerde auto of
lantaarnpaal
– Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen
terechtkomt
• Afhankelijk van het type aanrijding worden mogelijk alleen de
gordelspanners geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de
airbags (side airbags, curtain airbags
en centrale airbag voor)
• De side airbags, curtain airbags en centrale airbag voor worden
geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden
(vergelijkbaar met ter plaatse van het
passagierscompartiment aangereden
worden met een snelheid van
ongeveer 20 - 30 km/h door een
ongeveer 1.500 kg wegend voertuig,
komend vanuit een richting die haaks
staat op de positie van de auto).
• Beide curtain airbags worden geactiveerd bij een aanrijding van
links of rechts opzij.
• Beide SRS-curtain airbags worden mogelijk ook geactiveerd bij een
zware frontale aanrijding.
1 .1 Voor een veilig gebruik
30
Page 33 of 610

Omstandigheden waarbij de airbags
geactiveerd kunnen worden, anders
dan bij een aanrijding
De airbags voor en de curtain airbags
kunnen ook geactiveerd worden bij
zware stoten tegen de onderkant van de
auto. Zie de afbeelding voor een aantal
voorbeelden.
• Raken van een stoeprand of een anderhard voorwerp
• In of over een diepe kuil rijden
• Hard neerkomen
Soorten aanrijdingen waarbij de
airbags soms niet geactiveerd worden
(airbags voor)
De airbags voor worden over het
algemeen niet geactiveerd bij
aanrijdingen van opzij of van achteren,
als de auto over de kop slaat of bij een
frontale aanrijding op lage snelheid.
Maar wanneer een aanrijding voldoende
voorwaartse deceleratie veroorzaakt,
worden de airbags voor mogelijk
geactiveerd.
• Aanrijding van opzij
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan Soorten aanrijdingen waarbij de side
airbags, curtain airbags en centrale
airbag voor mogelijk niet worden
geactiveerd
De side airbags, curtain airbags en
centrale airbag voor treden mogelijk niet
in werking bij aanrijdingen van opzij
onder een bepaalde hoek of bij
aanrijdingen van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt.
• Aanrijding van opzij waarbij het
passagierscompartiment niet wordt
geraakt
• Aanrijding van opzij onder een hoek
De side airbags en de centrale airbag
voor treden over het algemeen niet in
werking bij aanrijdingen van voren of
van achteren, als de auto over de kop
slaat of bij een aanrijding van opzij op
lage snelheid.
• Aanrijding van voren
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 34 of 610

De curtain airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van achteren, als de auto
over de kop slaat of bij een aanrijding
van opzij of bij een frontale aanrijding
op lage snelheid.
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
voor werden geactiveerd. • Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags, curtain airbags en
centrale airbag voor werden
geactiveerd.
• Het stuurwielkussen of het dashboard bij de voorpassagiersairbag is gekrast,
gescheurd of op een andere manier
beschadigd.
• Bij krassen, scheuren of andere beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag of airbag middenvoor.
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 35 of 610

• Bij krassen, scheuren of anderebeschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding met de curtain
airbags.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Alle inzittenden dienen hunveiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen.
De airbags zijn aanvullende
middelen die samen met de
veiligheidsgordels gebruikt moeten
worden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De bestuurdersairbag wordt met eenaanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van
de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal
250 mm tot het stuurwiel aan te
houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten
vanaf het midden van het stuurwiel
tot aan uw borstbeen. Als u nu
minder dan 250 mm van de airbag
zit, kunt u uw zitpositie op
verschillende manieren wijzigen:– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen
nog goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover. Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van 250 mm
door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt
u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of uw
stoel hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
– Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd en
nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals
hierboven aanbevolen, terwijl de
pedalen en het stuurwiel nog steeds
goed bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt zien.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
Page 36 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De voorpassagiersairbag wordt ookmet een aanzienlijke kracht
geactiveerd waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan, met
de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen ernstig letsel oplopen door
een geactiveerde airbag. Gebruik de
veiligheidsgordels nooit voor baby's of
kleine kinderen, maar zet hen goed
vast in een baby- of kinderzitje.
Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle
kinderen op de achterstoelen
plaatsnemen en op de juiste wijze
vastzitten. Achterin zitten kinderen
veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 38)
• Ga niet op het puntje van de stoel zitten en leun niet op het dashboard.
• Laat een kind niet op de voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Sta niet toe dat voorpassagiers voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Leun niet tegen het portier, dedakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op depassagiersstoel in de richting van het
portier of hoofd en handen buiten de
auto steken.
• Bevestig niets aan en laat niets rustentegen componenten als het
dashboard of het stuurwielkussen.
Alles wat op deze componenten
bevestigd is of er tegenaan rust, kan
als een projectiel worden gelanceerd
als de bestuurdersairbag en de
voorpassagiersairbag geactiveerd
worden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig niets aan het portier, devoorruit, de zijruit, de voor- en
achterstijl, de dakzijrail of de
handgreep. (Behalve het label voor de
snelheidsbeperking →blz. 479)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes. Al deze voorwerpen
kunnen projectielen worden en
dodelijk of ernstig letsel veroorzaken
als de curtain airbags worden
geactiveerd.
• Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags of de centrale
airbag voor aanwezig zijn afdekken
omdat dat een negatieve invloed kan
hebben op een juiste werking van de
airbags. Dergelijke accessoires
kunnen tot resultaat hebben dat de
side airbags en de centrale airbag
voor niet op de juiste wijze
geactiveerd worden, helemaal niet
geactiveerd worden of per ongeluk
geactiveerd worden, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Oefen geen overmatige kracht uit opdelen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op de
voorportieren. Als dat wel gebeurt,
kunnen er storingen aan de
SRS-airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een veilige
manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als de delen van de auto waarin airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen, beschadigd
of gescheurd zijn, laat deze dan
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit zonder
eerst een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren en repareren van de airbags
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 38 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Reparatie, aanpassing, verwijdering ofvervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het voorportierpaneel (bijvoorbeeld een gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
• Montage van elektronische apparatuur zoals een zend- en
ontvanginstallatie of CD-speler
1.2 Veiligheids-
voorzieningen voor
kinderen
1.2.1 Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt. Systeemonderdelen
AControlelampje PASSENGER AIR BAG
De controlelampjes PASSENGER AIR
BAG en ON gaan branden als het
airbagsysteem is ingeschakeld en
gaan na ongeveer 60 seconden uit
(alleen als het contact AAN staat).
BAan/uit-schakelaar airbag
Airbags voor voorpassagier
uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
1 .1 Voor een veilig gebruik
36
Page 39 of 610

Informatie over controlelampje
PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen
optreedt, is er mogelijk een storing in het
systeem aanwezig. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Het controlelampje OFF gaat nietbranden als de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet.
• Het controlelampje reageert niet wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het
baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan
worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang de
aan/uit-schakelaar van de airbag in
stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is
uitgeschakeld, kan de kracht die met
het activeren (opblazen) van de airbag
gepaard gaat, dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand ON staat. Als de
schakelaar in stand OFF staat, zal de
airbag in geval van een ongeval niet
worden geactiveerd, waardoor dodelijk
of ernstig letsel kan ontstaan.
1.2.2 Rijden met kinderen in de
auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht als er kinderen in de auto
aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje
tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste
wijze te dragen.
• U wordt aangeraden om kinderen opde achterstoelen te vervoeren om te
voorkomen dat ze per ongeluk tegen
onderdelen aankomen, zoals het
stuurwiel en de
ruitenwisserschakelaar.
• Gebruik het kinderslot van het achterportier of de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening om te voorkomen dat
kinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch
bedienbare ruit bedienen. (→Blz. 162,
blz. 195)
• Laat kleine kinderen geen onderdelen bedienen waarbij lichaamsdelen vast
kunnen komen te zitten of bekneld
kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap, de
achterklep, de stoelen enz.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto aanwezig
zijn
Laat kinderen nooit alleen in de auto
achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de
auto te starten of de neutraalstand in te
schakelen. Daarnaast kunnen kinderen
zich bezeren als ze met de ruiten of
andere systemen in de auto spelen.
Verder kan de temperatuur in de auto
zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat
kinderen fataal kan worden.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
37
1
Veiligheid en beveiliging
Page 40 of 610

1.2.3 Baby- en kinderzitjes
Voordat u een baby- of kinderzitje in de
auto plaatst, zijn er
voorzorgsmaatregelen die u in acht moet
nemen, verschillende soorten baby- en
kinderzitjes en verschillende
plaatsingsmethoden, enz. Deze staan
beschreven in deze handleiding.
• Gebruik een baby- of kinderzitjewanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste
wijze gebruik kan maken van een
veiligheidsgordel. Plaats voor de
veiligheid van het kind het baby- of
kinderzitje op een achterstoel. Zorg
ervoor dat u de plaatsingsmethode
opvolgt die in de handleiding van het
baby- of kinderzitje staat.
• Wij raden het gebruik van een origineel baby- of kinderzitje van
Toyota aan, aangezien deze in het
gebruik veiliger is in deze auto. De
originele baby- of kinderzitjes van
Toyota zijn speciaal gemaakt voor
auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij
een Toyota-dealer.
Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden:
blz. 38
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje:
blz. 39
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie: blz. 41
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje:
blz. 48
• Vastgezet met een veiligheidsgordel: blz. 49
• Vastgezet met een onderste ISOfix-bevestigingspunt: blz. 50
• Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel: blz. 51 Punten om rekening mee te houden
• Geef prioriteit aan de
waarschuwingen en neem deze in
acht. Houd u daarnaast ook aan de
wetgeving en voorschriften met
betrekking tot baby- en kinderzitjes.
• Gebruik een baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
standaard gemonteerde
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
gebruiken.
• Kies een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de lengte van het
kind.
• Let erop dat niet alle baby- of kinderzitjes in alle auto's kunnen
worden gemonteerd. Controleer,
voordat u een baby- of kinderzitje
koopt of gebruikt, of het zitje geschikt
is voor de stoelposities.
WAARSCHUWING!
Wanneer er een kind in de auto
meerijdt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Voor de meest effectievebescherming van een kind tijdens
een ongeval of bij hard remmen moet
een kind goed vastzitten, met een
veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is
geplaatst. Raadpleeg voor informatie
over het plaatsen de bij het baby- of
kinderzitje bijgesloten handleiding.
In deze handleiding vindt u algemene
aanwijzingen met betrekking tot het
plaatsen.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
38