TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 101 of 610

2. Trek de ontgrendelsleutel naar buiten.
Zorg ervoor dat u de verwijderde
ontgrendelsleutel niet kwijtraakt.
3. Verwijder de afdekkap van het
aansluitsnoer.
4. Steek de ontgrendelsleutel in de
uitsparing van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem).
Duw de ontgrendelsleutel in de
richting zoals aangegeven in de
afbeelding.5. Houd de ontgrendelsleutel in de
uitsparing van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
en draai de moer van het
aansluitsnoer los om het snoer te
verwijderen.
Verwijder de ontgrendelsleutel zodra
het aansluitsnoer is verwijderd.
Laat de auto niet achter als het
aansluitsnoer is verwijderd. Als het
aansluitsnoer niet geplaatst is,
kunnen water of andere
verontreinigingen in het CCID
(Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
terechtkomen hetgeen tot storingen
kan leiden.
6. Breng het uitsteeksel van het CCID
(Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
in lijn met de groef van het
aansluitsnoer, steek het aansluitsnoer
in het CCID en draai de moer van het
aansluitsnoer vast.
Controleer voor het plaatsen van het
aansluitsnoer of er geen vreemde
voorwerpen op de aansluiting zitten.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen. Anders kunnen
water of andere verontreinigingen in
het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
terechtkomen hetgeen tot storingen
kan leiden.
2.2 Laden
99
2
Plug-in hybridesysteem
Page 102 of 610

Draai de moer van het aansluitsnoer
in de tegengestelde richting van
verwijderen totdat u een klik hoort en
het aansluitsnoer vastzit.
7. Plaats de afdekkap van het
aansluitsnoer en de ontgrendelsleutel
op het aansluitsnoer dat verwijderd is.
Plaats de ontgrendelsleutel
zorgvuldig in de afdekkap van het
aansluitsnoer om te voorkomen dat u
hem kwijtraakt. Controleer ook of de
ontgrendelsleutel niet per ongeluk uit
de afdekkap van het aansluitsnoer kan
vallen.
Bewaar het aansluitsnoer op een
veilige, schone en droge plaats.
WAARSCHUWING!
Bij het vervangen van het
aansluitsnoer (indien aanwezig)
Controleer de volgende punten
regelmatig.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Vervang het aansluitsnoer niet met
natte handen. Vervang geen
onderdelen onder natte
omstandigheden of in een natte
omgeving.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Vervang het aansluitsnoer niet
wanneer de stekker en/of de
laadstekker zijn aangesloten.
• Controleer of er plaatselijke
regelgeving met betrekking tot het
laden van toepassing is en houd u
hieraan.
• Laat het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device) niet achter als
het aansluitsnoer is verwijderd.
• Controleer voor het plaatsen van het
aansluitsnoer op het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device) of er
geen vreemde voorwerpen op de
aansluiting zitten.
• Draai bij het vervangen van het
aansluitsnoer de moer van het
aansluitsnoer stevig aan totdat u een
klik hoort.
• Vervang in Noorwegen het
aansluitsnoer niet.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot aansluitsnoer (indien aanwezig)
Gebruik het aansluitsnoer niet voor
andere doeleinden dan het laden van
deze auto. Als u dat wel doet, kan het
aansluitsnoer beschadigd raken.
Controleren en onderhouden van de
AC-laadkabel
Om veiligheidsredenen moet de
AC-laadkabel regelmatig worden
gecontroleerd.
WAARSCHUWING!
Routinecontrole
Controleer de volgende punten
regelmatig.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
2.2 Laden
100
Page 103 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De AC-laadkabel, de stekker, de
laadstekker, het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat
laadsysteem), enz. zijn niet
beschadigd.
• De contactdoos is niet beschadigd.
• De stekker kan goed in de
contactdoos worden gestoken.
• De stekker wordt tijdens het gebruik
niet extreem heet.
• Het uiteinde van de stekker is niet
vervormd.
• De stekker is niet vies of stoffig
Verwijder de stekker uit de
contactdoos alvorens hem te
controleren. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige en stop direct
met het gebruik van de AC-laadkabel
als er tijdens de controle van de
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
laadkabel afwijkingen worden
gevonden.
Onderhouden van de AC-laadkabel
Als de AC-laadkabel vies is, verwijder
het vuil dan eerst met een licht
vochtige doek en veeg de kabel
vervolgens na met een droge doek.
Was hem echter nooit met water. Als de
AC-laadkabel is gewassen met water,
kan dat brand of elektrische schokken
tijdens het laden tot gevolg hebben,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Als de AC-laadkabel gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt
Verwijder de stekker uit de
contactdoos. Op de stekker of in de
contactdoos kan zich stof ophopen,
waardoor oververhitting of brand kan
ontstaan.
Ook moet de kabel op een droge plaats
worden bewaard.
Bijlage (AC-laadkabel Mode 2)
Stroomsterkte
• Spanning (Un): 220V-240VAC
• Frequentie: 50 Hz/60 Hz 1Φ
• Stroom: 10 A
• Resterende bedrijfsstroom (IΔn): 6 mA
• Omgevingstemperatuur: -30°C - 55°C
• IP67
Waarschuwingssymbolen
Dit apparaat is ontworpen voor gebruik met elektrische
auto's. (Dit apparaat hoeft niet geventileerd te worden.)
Probeer de AC-laadkabel, de laadstekker, de stekker en
het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onder-
brekingsapparaat laadsysteem) niet te demonteren of
repareren.
2.2 Laden
101
2
Plug-in hybridesysteem
Page 104 of 610

Als het apparaat verkeerd wordt gebruikt, bestaat het
risico van een elektrische schok.
Als de stekker, de laadstekker of het CCID (Charging Cir-
cuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsys-
teem) tijdens het gebruik ongewoon heet wordt, neem
het dan onmiddellijk los.
Het is ten strengste verboden om de AC-laadkabel aan te
sluiten op een verlengsnoer.
Sluit het apparaat niet aan op een contactdoos dit loszit
of versleten of kapot is. Controleer of de stekker goed in
de contactdoos past.
Als de stekker wordt gebruikt met een waterdichte con-
tactdoos voor gebruik buitenshuis, bescherm dan de
stekker en de contactdoos tegen regen en sneeuw met
behulp van een waterdichte kap.
Dompel de stekker en het snoer niet onder in water of
een andere vloeistof. Stel de stekker niet bloot aan regen
en sneeuw.
Sluit de stekker alleen aan op een goed geaarde contact-
doos om het risico van een elektrische schok te verklei-
nen.
2.2 Laden
102
Page 105 of 610

Hang het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, on-
derbrekingsapparaat laadsysteem) niet aan de stekker.
Zorg ervoor dat het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat laadsysteem) wordt on-
dersteund.
Stel de AC-laadkabel, de laadstekker, de stekker en het
CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem) niet bloot aan sterke schok-
ken.
Plaats geen zware voorwerpen op de AC-laadkabel, de
laadstekker, de stekker en het CCID (Charging Circuit In-
terrupting Device, onderbrekingsapparaat laadsysteem).
Gebruik dit apparaat niet als de AC-laadkabel gerafeld is,
de isolatie kapot is of de kabel andere tekenen van be-
schadiging vertoont.
Waarschuwingssymbolen
Wikkel de stroomkabel of de AC-laadkabel niet om het
CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem) of de laadstekker.
2.2 Laden
103
2
Plug-in hybridesysteem
Page 106 of 610

Informatiesymbolen
Het apparaat werkt mogelijk niet als het wordt gebruikt
met IT- of andere niet-geaarde systemen, zoals een
geïsoleerde generator of een geïsoleerde transformator.
Dit apparaat heeft een niet-geschakelde aardingsgelei-
der.
Gebruik het apparaat niet op een hoogte boven
4000 meter.
2.2.3 Vergrendelen en
ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting en de laadstekker
De klep van de laadaansluiting en de
laadstekker kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld met behulp van
de volgende procedures.
• Met het Smart entry-systeem met
startknop
*:→blz. 181
• Met de afstandsbediening*:→blz. 180
*Gebruik de mechanische sleutel als het
Smart entry-systeem met startknop of
de afstandsbediening niet goed werkt.
(→Blz. 500)
Vergrendelen en ontgrendelen van de
klep van de laadaansluiting
Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting
1. Ontgrendel de portieren met het
Smart entry-systeem met startknop
of de afstandsbediening.
2. Druk op het midden van de achterste
rand van de klep van de
laadaansluiting (op de in de
afbeelding aangegeven positie) en
open de klep.Vergrendelen van de klep van de
laadaansluiting
De klep van de laadaansluiting wordt
vergrendeld als de klep gesloten is en de
portieren worden vergrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
Beveiligingsfunctie
Als de portieren door de
beveiligingsfunctie worden vergrendeld
wanneer de klep van de laadaansluiting
wordt gesloten, wordt de klep ook
vergrendeld.(→Blz. 183)
Vergrendelen van de klep van de
laadaansluiting
Als de klep van de laadaansluiting wordt
gesloten na het vergrendelen van de
portieren, wordt de klep niet vergrendeld.
Sluit in dat geval de klep en vergrendel de
portieren opnieuw.
2.2 Laden
104
Page 107 of 610

Als de klep van de laadaansluiting niet
opengaat
Als de klep van de laadaansluiting niet
opengaat met de normale procedure, kan
hij met een noodprocedure worden
geopend door de volgende stappen uit te
voeren.
1. Open de achterklep. (→Blz. 189,
blz. 190)
2. Trek aan de afdekkap van de 12V-accu
en verwijder hem. (→Blz. 422)
3. Plaats een vinger achter de
noodontgrendelingshendel zoals
aangegeven in de afbeelding.
4. Beweeg de
noodontgrendelingshendel in de
richting zoals aangegeven in de
afbeelding.
*
De klep van de laadaansluiting wordt
ontgrendeld en kan worden geopend.
*Verplaats de hendel alleen in de
richting die in de afbeelding is
aangegeven. Het uitoefenen van
kracht in andere richtingen kan de
noodontgrendelingshendel
beschadigen.5. Druk op het midden van de achterste
rand van de klep van de
laadaansluiting om hem te openen.
(→Blz. 91)
Deze ontgrendelmethode mag alleen
in noodgevallen worden gebruikt.
Laat, als het probleem blijft bestaan,
de auto direct nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
laadstekker
Vergrendelen van de laadstekker
De laadstekker wordt automatisch
vergrendeld als hij in het AC-laadcontact
wordt gestoken.
Ontgrendelen van de laadstekker
De laadstekker wordt ontgrendeld als de
portieren worden ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
Vergrendelfunctie laadstekker
De vergrendelfunctie van de laadstekker
vormt geen garantie tegen diefstal van de
AC-laadkabel en is niet noodzakelijkerwijs
effectief onder alle omstandigheden.
Ontgrendelen van de laadstekker met
het Smart entry-systeem met
startknop
Als de laadstekker is vergrendeld terwijl
de portieren ontgrendeld zijn, vergrendel
en ontgrendel de portieren dan om de
laadstekker te ontgrendelen.
Beveiligingsfunctie voor ontgrendelen
Als de laadstekker niet binnen ongeveer
30 seconden na het ontgrendelen van de
auto wordt verwijderd, vergrendelt de
beveiligingsfunctie de stekker
automatisch weer.
2.2 Laden
105
2
Plug-in hybridesysteem
Page 108 of 610

Ontgrendelen van de laadstekker
tijdens het laden
Als de laadstekker tijdens het laden wordt
ontgrendeld, wordt het laden
onderbroken. Als de beveiligingsfunctie
(→blz. 105) is geactiveerd, wordt het
laden mogelijk niet automatisch weer
gestart. Verwijder in dat geval de
laadstekker
*en steek hem opnieuw in het
laadcontact.
*Als de laadstekker wordt verwijderd,
wordt het laadschema bijgewerkt.
(→Blz. 125)
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
Controleer of de blokkeerpen van de
stekker niet in de onderste stand staat.
Als de blokkeerpen van de stekker in de
onderste stand staat, is de vergrendeling
van de stekker geactiveerd. Ontgrendel
de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening, ontgrendel de
vergrendeling van de laadstekker en
controleer of de blokkeerpen van de
stekker niet in de onderste stand staat.
Als de laadstekker niet ontgrendeld kan
worden
De laadstekker kan worden ontgrendeld
door de noodontgrendelingshendel te
bedienen.
1. Open de achterklep. (→Blz. 189,
blz. 190)
2. Verwijder de afdekkap zoals
aangegeven in de afbeelding.3. Steek een hand naar binnen vanaf de
onderzijde schuin omhoog en haak
een vinger achter de
noodontgrendelingshendel.
4. Beweeg de
noodontgrendelingshendel in de
richting zoals aangegeven in de
afbeelding.
*
De laadstekker is ontgrendeld en kan
worden verwijderd.
*Verplaats de hendel alleen in de
richting die in de afbeelding is
aangegeven. Het uitoefenen van
kracht in andere richtingen kan de
noodontgrendelingshendel
beschadigen.
2.2 Laden
106
Page 109 of 610

5. Plaats de klep weer in zijn
oorspronkelijke positie.
Deze ontgrendelmethode mag alleen
in noodgevallen worden gebruikt.
Laat, als het probleem blijft bestaan,
de auto direct nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Gebruik de
noodontgrendelingshendel niet als de
laadstekker met de normale
procedure ontgrendeld kan worden.
WAARSCHUWING!
Bij het aansluiten van de laadstekker
op het AC-laadcontact
Raak het vergrendelgedeelte van de
klep van de laadaansluiting niet aan.
Wanneer de stekkervergrendeling in
werking treedt, treedt ook de
vergrendeling van de klep van de
laadaansluiting in werking. De
blokkeerpen van de klep van de
laadaansluiting kan uw hand raken,
waardoor u letsel kunt oplopen.
OPMERKING
Bij het plaatsen van de laadstekker
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kan er schade ontstaan aan
het vergrendelsysteem van de
laadstekker.
• Controleer of de laadstekker
compatibel is met deze auto. Een
laadstekker van een ander type of een
laadstekker met een beschadigd of
vervormd insteekgedeelte wordt
mogelijk niet vergrendeld.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de laadstekker nadat de laadstekker is
aangesloten. Zorg er bij het
verwijderen van de laadstekker voor
dat de laadstekker ontgrendeld is.
2.2.4 Voedingsbronnen die
kunnen worden gebruikt*
*Als de AC-laadkabel is meegeleverd.
Voor het laden van deze auto is een
externe voedingsbron nodig die voldoet
aan de volgende criteria. Controleer dit
vóór het laden.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor elektrische
storingen
Neem de voorzorgsmaatregelen in deze
handleiding in acht bij het laden van de
auto.
Als u een voedingsbron gebruikt die
niet aan de eisen voldoet of als u zich
tijdens het laden niet aan de
voorzorgsmaatregelen houdt, kan dat
leiden tot een ongeval en ernstig letsel.
Voedingsbronnen
• Sluit aan op een contactdoos met een
spanning van 220 - 240 V met een
aardlekschakelaar en een
stroomonderbreker. Sluit de
2.2 Laden
107
2
Plug-in hybridesysteem
Page 110 of 610

AC-laadkabel aan op een aparte groep
met een minimale capaciteit van
13 ampère.
• Het wordt aanbevolen om één
contactdoos exclusief voor het laden
te gebruiken. Als u de laadkabel
aansluit op een contactdoos met
meerdere groepen waarop ook andere
apparatuur is aangesloten, kan de
stroomonderbreker in werking
treden.
*
• Controleer of de contactdoos is
voorzien van een aardlekschakelaar.
Laat, als dat niet het geval is, er een
monteren door een naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis goedgekeurd is. Het
wordt aanbevolen om vóór gebruik te
controleren of de aardlekschakelaar
werkt.
• Controleer of er plaatselijke
regelgeving met betrekking tot het
laden van toepassing is en houd u
hieraan.
*Neem contact op met een elektricien
voor meer informatie.
De laadomgeving
De volgende laaduitrusting en
instellingen worden aanbevolen om veilig
te kunnen laden.
• Waterdichte contactdoos
Als het laden buiten plaatsvindt, moet
de stekker aangesloten worden op een
waterdichte contactdoos en moet
worden gecontroleerd of de
verbinding waterdicht blijft terwijl de
stekker is aangesloten.
• Speciaal circuit
– Sluit de laadkabel alleen aan op een
speciale groep met een minimale
capaciteit van 13 ampère met
piekstroombeveiliging, om de kans
op brand te verkleinen.– Sluit de laadkabel aan op een
contactdoos met aardlekschakelaar,
om de kans op een elektrische schok
tijdens het gebruik van de stekker te
verkleinen.
• Op afstand bedienbare schakelaar
Hiermee kan de stroom tussen de
contactdoos en de stekker worden
uitgeschakeld, zodat de stekker op
regenachtige dagen veilig kan worden
verwijderd of geplaatst.
Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd in “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) op het
multi-informatiedisplay.
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (oplaadinstell.) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(oplaadinstell.) wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (oplaadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
. Het
scherm “Charging Current”
(oplaadstroom) wordt weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “16A”
*1of
“8A” te selecteren en druk vervolgens
op
. Tijdens het laden wordt de
maximale stroomsterkte begrensd op
de ingestelde waarde of lager.
*2
2.2 Laden
108