TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 121 of 610

3. Ontgrendel de portieren en open de
klep van de laadaansluiting. (→Blz. 104)
De verlichting van het AC-laadcontact
(
A) gaat branden.
4. Verwijder de kap van het
AC-laadcontact en zet hem vast in de
houder op de klep van de laadaansluiting.5. Verwijder de kap van de laadstekker en
zet hem vast op de kabel.
6. Houd de laadstekker goed vast en steek
hem stevig en volledig in het
AC-laadcontact.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op het AC-laadcontact voor
dat de identificatiesymbolen hetzelfde
zijn.
Als de laadstekker rechtstandig zo ver
mogelijk in de aansluiting wordt
gestoken, wordt hij automatisch
vergrendeld. Controleer of de
laadindicator gaat branden. Als de
laadindicator niet gaat branden, is de
laadstekker niet vergrendeld.
*
*
Als de laadstekker niet goed naar binnen
gestoken is, zal de
vergrendelingsprocedure een paar keer
worden uitgevoerd.
2.2 Laden
119
2
Plug-in hybridesysteem
Page 122 of 610

7. Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert nadat de
laadstekker aangesloten is: Er is een
laadschema geregistreerd (→blz. 125).
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 120)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 97 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
De laadindicator dooft ook als het laden
om de een of andere reden wordt
onderbroken voordat het laden is
voltooid. Zie in dat geval blz. 137.Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert na het
aansluiten van de AC-laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 125)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden middels
het laadschema uit te schakelen en te
beginnen met laden moet een van de
onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 131)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem
binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 106
Laadtijd
→Blz. 110
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is. Als de
laadindicator niet gaat branden nadat de
laadstekker aangesloten is, verwijder
dan de stekker en sluit hem opnieuw
aan. Controleer of de laadindicator van
de laadaansluiting nu wel brandt.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 110
Tijdens het laden
Als het contact AAN wordt gezet en de
energiemonitor wordt weergegeven op
het scherm van het audiosysteem, wordt
2.2 Laden
120
Page 123 of 610

de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 171).
Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken. In dat geval wordt de
autorisatie van het laadstation
geannuleerd en kan het laden mogelijk
niet weer worden gestart. Sluit de
laadstekker weer aan en voer de
autorisatie voor het laadstation uit.
Beschermingsfunctie tegen
oververhitting AC-laadcontact (auto's
met 6,6 kW tractiebatterijlader)
Door de plaatsing van een thermosensor
in het AC-laadcontact wordt voorkomen
dat onderdelen smelten wanneer de
temperatuur stijgt ten gevolge van
verontreinigingen in de laadstekker. Als
een bepaalde temperatuurstijging wordt
gesignaleerd, stopt het laden
onmiddellijk en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Nadat de
temperatuur is gedaald, wordt het laden
hervat door de procedure voor het
starten van het laden nogmaals uit te
voeren.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor het
laden. (→Blz. 107)
• Controleer of de AC-laadkabel, de
stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Controleer vóór het laden of het
AC-laadcontact niet vervormd,
beschadigd of gecorrodeerd is en of
het laadcontact vrij is van
verontreinigingen zoals vuil, sneeuw
en ijs. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat het gedeelte rond de
aansluitingen vrij is van vuil en stof
voordat u de laadstekker in de lader
steekt. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het AC-laadcontact niet nat worden.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Bundel de AC-laadkabel niet tijdens
het laden en wikkel hem niet op
omdat dit kan leiden tot
oververhitting.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het AC-laadcontact
niet aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden, enz.) of de
hand en veroorzaak geen kortsluiting
met vreemde voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
• Volg de aanwijzingen van de lader om
te stoppen met laden bij het
laadstation.
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
2.2 Laden
121
2
Plug-in hybridesysteem
Page 124 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Sluit de stekker niet aan en neem
hem niet los als u handen nat zijn
tijdens het laden terwijl het regent of
sneeuwt. Zorg er ook voor dat de
stekker en het laadcontact niet nat
worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de AC-laadkabel niet
klem komt te zitten tussen een
portier of de achterklep.
• Zorg ervoor dat de AC-laadkabel, de
stekker, de laadstekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet onder een wiel
zitten.
• Steek de stekker goed in de
contactdoos.
• Gebruik geen verlengkabel of
verloopstekker.
• Sluit de motorkap voordat u het
laadsysteem gebruikt. De
koelventilator kan plotseling gaan
draaien. Als u bewegende delen zoals
de ventilator aanraakt of erbij in de
buurt komt, kunnen uw handen of
kleren (met name een stropdas of
sjaal) vast komen te zitten, hetgeen
tot ernstig letsel kan leiden.
• Controleer, nadat u de laadkabel hebt
aangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als het controlelampje Power op het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet gaat branden
nadat de AC-laadkabel in het
laadcontact is gestoken, haal hem er
dan onmiddellijk uit.
Als het waarschuwingslampje storing
van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
tijdens het laden gaat branden of
knipperen
Er kan een lekspanning zijn in het
voedingscircuit of er kan een storing
aanwezig zijn in de AC-laadkabel of het
CCID (Charging Circuit Interrupting
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem). Zie blz. 96 en volg de
correctieprocedure. Als het
waarschuwingslampje storing niet
uitgaat na het uitvoeren van de
correctieprocedure, stop dan
onmiddellijk met laden, verwijder de
AC-laadkabel en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Doorgaan met
het laden van de auto kan leiden tot
onvoorziene ongevallen of ernstig
letsel.
Ingebouwde tractiebatterijlader
De ingebouwde tractiebatterijlader
bevindt zich onder de achterstoelen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ingebouwde tractiebatterijlader
in acht. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregelen kan
dodelijk of ernstig letsel, zoals
verbrandingen en elektrische
schokken, tot gevolg hebben.
• De ingebouwde tractiebatterijlader is
heet tijdens het laden. Raak de
ingebouwde tractiebatterijlader niet
aan omdat u hierdoor brandwonden
kunt oplopen.
• Haal de ingebouwde
tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
2.2 Laden
122
Page 125 of 610

OPMERKING
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het
AC-laadcontact.
Het AC-laadcontact kan beschadigd
raken.
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden.
Deze laden mogelijk instabiel of met een
te lage spanning, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) van de AC-laadkabel kan
gaan knipperen.
Geschikt temperatuurgebied
• Laad niet wanneer de
buitentemperatuur lager is dan -30°C
omdat het laden dan waarschijnlijk
langer duurt.
• Laat de auto of de laadkabel niet
achter in gebieden waar de
buitentemperatuur lager is dan -40°C.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) van de AC-laadkabel kan
gaan knipperen.
Ventilatieopening ingebouwde
tractiebatterijlader
De ventilatieopening van de
ingebouwde tractiebatterijlader bevindt
zich onder de achterstoelen.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de ventilatieopening in acht. Het niet
in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan een storing
in de laaduitrusting tot gevolg hebben.
OPMERKING(Vervolgd)
• Blokkeer de ventilatieopening niet
met stoelhoezen of bagage
• Reinig de ventilatieopening met een
stofzuiger als deze verstopt is met
stof
• Zorg ervoor dat er geen water of vuil
in de ventilatieopening terechtkomt
• Mors geen grote hoeveelheden water
in de buurt van de ventilatieopening.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als er water
gemorst is en laad voor de controle
het batterijpakket (tractiebatterij)
niet op.
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Ontgrendel de portieren om de
laadstekker te ontgrendelen. (→Blz. 105)
De laadstekker wordt ontgrendeld en de
verlichting van het AC-laadcontact gaat
branden als de portieren worden
ontgrendeld.
Als de laadstekker tijdens het laden
(terwijl de laadindicator brandt) wordt
ontgrendeld, wordt het laden
onderbroken.
2.2 Laden
123
2
Plug-in hybridesysteem
Page 126 of 610

2. Houd de laadstekker goed vast en trek
hem naar u toe.
3. Plaats de afdekkap op de laadstekker.
4. Plaats de kap op het AC-laadcontact en
sluit de klep van de laadaansluiting.
Vergrendel de portieren om de klep van
de laadaansluiting te vergrendelen.
(→Blz. 104)
Bij gebruik van de AC-laadkabel voor modus
2
5. Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de laaduitrusting
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.Houd de stekker vast wanneer u hem
verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 125)
Als u de stekker in de contactdoos laat
zitten, controleer de stekker en de
laadstekker dan eens per maand op vuil
en stof.
Bij gebruik van de AC-laadkabel voor modus
3 (indien aanwezig)
5. Plaats na het verwijderen van de
laadstekker uit het laadapparaat de kap
op de laadstekker.
Houd de laadstekker vast wanneer u hem
verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 125)
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op de
SOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand) (→blz. 151) kan iets
dalen als het contact AAN wordt gezet,
zelfs als het laden voltooid is en het
2.2 Laden
124
Page 127 of 610

batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is. Dit duidt echter niet op een
storing.
Bij het verwijderen van de laadstekker
Ontgrendel de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening om de laadstekker te
ontgrendelen, controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek
vervolgens de laadstekker naar u toe.
(→Blz. 104)
Als de laadstekker niet ontgrendeld kan
worden
→Blz. 106
WAARSCHUWING!
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Er kan zich vuil en stof ophopen rond
de stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Na het laden
• Bewaar de AC-laadkabel buiten bereik
van kinderen.
• Plaats de kap op het AC-laadcontact
en sluit de klep van de laadaansluiting
na het losnemen van de laadstekker
van het AC-laadcontact. Als de kap
van het AC-laadcontact niet geplaatst
wordt, kunnen water of vreemde
voorwerpen in het AC-laadcontact
terechtkomen, waardoor de auto
beschadigd kan raken.
• Bewaar de stekker, nadat u hem uit de
contactdoos hebt gehaald, op een
veilige, droge en schone plaats. De
AC-laadkabel en stekker kunnen
beschadigd raken wanneer erop
wordt getrapt of eroverheen wordt
gereden.
2.2.9 Gebruik van de
laadschemafunctie
Het laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren. Verder is het mogelijk het
laadschema aan te passen aan uw
voorkeuren, bijvoorbeeld zo dat het laden
voltooid is voor een bepaalde vertrektijd
of dat de laadprocedure wordt uitgevoerd
op hetzelfde tijdstip op bepaalde dagen.
Kalenderinstellingen
De actuele informatie over datum en tijd
wordt automatisch ingesteld met behulp
van het GPS-systeem. Als GPS-kalibratie
van de klok echter is uitgeschakeld in de
instellingen van het multimediasysteem,
moet de datum worden ingesteld op het
multi-informatiedisplay.
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.
Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde
tijdstip
*1en beëindigt het laden als het
batterijpakket volledig geladen is.*2
“Departure” (vertrek)
Start het laden op een dusdanig tijdstip
dat het laden voltooid is op het
ingestelde tijdstip.
*3, 4
2.2 Laden
125
2
Plug-in hybridesysteem
Page 128 of 610

Als deze instelling is geselecteerd, kan de
aircogekoppelde functie worden
gebruikt.
*1De laadtimerfunctie wordt uitgevoerd
overeenkomstig de klok in het
multi-informatiedisplay. Controleer of de
klok op de juiste tijd is ingesteld voordat u
het laadschema registreert.
*2Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip door
de status van het batterijpakket
(tractiebatterij).
*3Als het systeem vaststelt dat er geen
tijd is om het laden te voltooien op de
geplande vertrektijd, begint het met
laden. Controleer de laadschema's.
*4Als er plotselinge veranderingen in
temperatuur of veranderingen in de
conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden beëindigd
worden op een ander tijdstip dan het
tijdstip dat berekend is door het systeem.
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. (Als er geen dagen
zijn geselecteerd, wordt er maar één keer
geladen.)
Aircogekoppelde instelling (“Climate
Prep”) (aircovoorbereiding) (indien
aanwezig)
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), kan de airco van de
auto (→blz. 372) zo worden ingesteld dat
de airco automatisch wordt ingeschakeld
*
afhankelijk van het ingestelde tijdstip.
Door op voorhand de temperatuur in het
interieur te regelen, kunnen passagiers
direct na het instappen genieten van een
aangenaam klimaat.
*Het inschakelen gebeurt ongeveer
20 minuten voor de ingestelde
vertrektijd.Aan- en uitzetten van “Charge Now” (nu
opladen)
Ook als er maar één laadschema is
opgeslagen, start het laden pas op het
ingestelde tijdstip, zelfs al wordt de
AC-laadkabel aangesloten op de auto. Om
met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Charge Now” (nu opladen) aangezet
worden om het laadschema tijdelijk te
annuleren en laden na het aansluiten van
de AC-laadkabel mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd en “Charge
Now” (nu opladen) “On” (aan) is, gaat
“Charge Now” (nu opladen) “Off” (uit).
Wijzigen van “Next Event” (volgende
geb.)
*1
Het is mogelijk tijdelijk het tijdstip van
het volgende laadschema in te stellen
zonder de geregistreerde
herhalingsinstelling te wijzigen.
*2
*1
“Next Event” (volgende geb.) verwijst
naar het laadschema dat van de
geregistreerde laadschema's het dichtst
bij het actuele tijdstip ligt. Het
laadschema wordt uitgevoerd op basis
van “Next Event” (volgende geb.).
*2Als “Next Event” (volgende geb.) wordt
gewijzigd, wordt het huidige laadschema
tijdelijk genegeerd en wordt het laden
pas uitgevoerd op het tijdstip dat is
vastgelegd bij “Next Event” (volgende
geb.). (Als bijvoorbeeld bij “Next Event”
(volgende geb.) het laden 2 dagen later is
ingesteld, wordt er niet eerder geladen
dan op het tijdstip dat is geregistreerd bij
“Next Event” (volgende geb.), zelfs al zijn
er items geregistreerd in het
laadschema.)
2.2 Laden
126
Page 129 of 610

Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay:→blz. 128
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 156)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 163)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het registreren van het
laadschema de AC-laadkabel aan. Het
starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadkabel werd aangesloten.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadkabel of de laadindicator van
de laadaansluiting knippert (→blz. 91)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.Als de AC-laadkabel aangesloten blijft
op de auto
Zelfs als er meerdere opeenvolgende
laadschema's zijn geregistreerd, wordt
de volgende laadprocedure niet
uitgevoerd volgens het laadschema als
de AC-laadkabel na het voltooien van de
laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, het laadschema niet
worden uitgevoerd.
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
• Als de aircogekoppelde instelling aan
staat, werkt de airconditioning tot de
ingestelde vertrektijd. De
airconditioning verbruikt dan
elektriciteit waardoor het laden
mogelijk niet voltooid is op de
ingestelde vertrektijd.
• Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is, zal er niet worden
geladen, ook al is er een laadschema
ingesteld. Als “Climate Prep”
(aircovoorbereiding) echter aan is
gezet, werkt de airconditioning
slechts één keer als het tijdstip nadert
dat is ingesteld bij “Departure”
(vertrek). Als dat gebeurt, zal de
airconditioning elektriciteit
verbruiken en kan de resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) bij het vertrek zijn
afgenomen.
• Als de portieren ontgrendeld zijn,
werkt de airconditioning niet.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 379) wordt
ingeschakeld
• Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld (→blz. 134)
2.2 Laden
127
2
Plug-in hybridesysteem
Page 130 of 610

• Als “Charge Now” (nu opladen) wordt
ingeschakeld (→blz. 131)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
laadschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 120)
Effecten van de buitentemperatuur
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), wordt het
laadschema mogelijk genegeerd
vanwege de buitentemperatuur en kan
het laden beginnen.
“Battery Heater” (batterijverwarming)
(→blz. 111)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→blz. 111)
Als het laden wordt uitgevoerd met
behulp van het laadschema, kan de
verwarmings- of koelfunctie voor het
batterijpakket (tractiebatterij) in
werking treden, afhankelijk van de
temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij).
• Als de laadmodus is ingesteld op
“Starten”, begint het koelen op het
ingestelde starttijdstip van het laden.
• “Battery Heater”
(batterijverwarming): Als de
laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), start de functie
automatisch zodat het verwarmen
voltooid is op de gewenste vertrektijd.
• “Battery Cooler” (batterijkoeler): Als
de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), begint het
koelen ongeveer 30 minuten voor het
starttijdstip van het laden. Als er
echter geen tijd is om het laden
binnen het laadschema te voltooien,
kan de koeltijd van het batterijpakket
(tractiebatterij) verkort worden en
werkt “Battery Cooler” (batterijkoeler)
mogelijk niet.Instellen
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 157)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (oplaadinstell.) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(oplaadinstell.) wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (oplaadschema) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(oplaadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
128