TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 261 of 610

melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 255)Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 470
5.2 Rijprocedures
259
5
Rijden
Page 262 of 610

WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
remmen in een dergelijke situatie
mogelijk niet vasthouden.
Mogelijk wordt het systeem ook niet
geactiveerd, afhankelijk van de hoek
van de helling.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
5.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
5.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan
branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 260) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
5.2 Rijprocedures
260
Page 263 of 610

Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Als de lichtschakelaar in de stand
ofstaat: De koplampen en de
mistlampen voor worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
• Als de lichtschakelaar in de stand
staat: De koplampen en alle overige
verlichting worden automatisch
uitgeschakeld als het contact in stand
ACC of UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te
schakelen het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand
en
daarna weer in standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld en
het contact in stand ACC of UIT staat.
Automatische verticale
koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
staat
terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 526)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet in werking is.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
261
5
Rijden
Page 264 of 610

Inschakelen van het grootlicht
1. Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2. Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT wordt gezet.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te
schakelen.
5.3.2 AHB (Automatic High
Beam)*
*Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt indien
nodig automatisch het grootlicht in of uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig en houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
2. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
het systeem werkt.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
262
Page 265 of 610

Voorwaarden voor het automatisch in-
of uitschakelen van het grootlicht
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch ingeschakeld
(na ongeveer 1 seconde):
– De rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 30 km/h.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
koplampen of achterlichten.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns op de weg voor u.
• Als aan een van onderstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch uitgeschakeld:
– De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 25 km/h.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Tegenliggers of voorliggers hebben
de koplampen of achterlichten
ingeschakeld.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns op de weg voor u.
Detectie-informatie camera voor
• In de volgende situaties wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch
uitgeschakeld:
– Als plotseling een tegenligger uit
een bocht opdoemt
– Als plotseling een andere auto voor
de eigen auto invoegt
– Als tegenliggers of voorliggers aan
het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten,
wegafscheidingen of bomen langs
de weg– Wanneer tegenliggers opdoemen
uit de rechter tegemoetkomende
rijstrook op een brede weg
– Wanneer er tegenliggers of
voorliggers met uitgeschakelde
verlichting zijn
• Het grootlicht wordt mogelijk
uitgeschakeld als een tegenligger
wordt gesignaleerd die zijn
mistlampen aan heeft terwijl zijn
koplampen uit zijn.
• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
of verkeersborden wordt mogelijk
geschakeld van grootlicht naar
dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk
ingeschakeld.
• De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het
in- of uitschakelen van het grootlicht:
– De helderheid van koplampen,
mistlampen en achterlichten van
tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant werkt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
• Het grootlicht kan op voor de
bestuurder onverwachte momenten
worden in- en uitgeschakeld.
• Fietsen of vergelijkbare objecten
worden mogelijk niet gesignaleerd.
• In de onderstaande situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of zorgt
het grootlicht mogelijk voor
problemen bij voetgangers,
tegenliggers of voorliggers of
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
263
5
Rijden
Page 266 of 610

anderen. In dergelijke gevallen moet
handmatig worden geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht.
– Bij slecht weer (regen, sneeuw, mist,
zandstormen, enz.)
– Het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door mist, wasem, ijs,
vuil, enz.
– De voorruit is gebarsten of
beschadigd
– De camera voor is vervormd of vuil.
– Als de temperatuur van de camera
voor extreem hoog is
– De helderheid van het
omgevingslicht komt overeen met
die van koplampen, achterlichten of
mistlampen.
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als de auto wordt geraakt door
water, sneeuw, stof, enz. van een
voorligger
– In gebieden waar lichte en donkere
stukken elkaar afwisselen.
– Als geregeld en herhaaldelijk over
stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een
slecht of oneffen wegdek (zoals
klinkerwegen, grindwegen, enz.)
– Als geregeld en herhaaldelijk over
bochtige wegen wordt gereden.
– Als er zich een sterk spiegelend
voorwerp, zoals een verkeersbord of
spiegel, voor de auto bevindt
– De achterzijde van een voorligger is
sterk spiegelend, zoals een
container op een truck
– De koplampen van de auto zijn
beschadigd of vuil of zijn niet
correct afgesteld
– De auto helt naar één kant over
door bijvoorbeeld een lekke band of
ligt aan de achterzijde wat lager
doordat een aanhangwagen is
aangekoppeld.
– Er wordt herhaaldelijk en op een
abnormale manier geschakeld
tussen dimlicht en grootlicht.– De bestuurder meent dat andere
bestuurders of voetgangers last
hebben van het grootlicht.
– De auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt. Bijvoorbeeld,
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
– Wanneer men door een lange
tunnel rijdt.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel van u af.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer te activeren.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
264
Page 267 of 610

Dimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.
Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Trek de hendel naar u toe en zet hem
vervolgens terug in de oorspronkelijke
stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl
de hendel naar u toe is getrokken. Nadat
de hendel echter weer in de
oorspronkelijke stand is gezet, blijft het
dimlicht gedurende enige tijd branden.
Vervolgens wordt de Automatic High
Beam weer ingeschakeld.
Tijdelijk inschakelen van het dimlicht
Het verdient aanbeveling om het dimlicht
in te schakelen wanneer het grootlicht
andere bestuurders of voetgangers in de
buurt hindert.5.3.3 Schakelaar mistlampen
De mistlampen zorgen voor meer zicht bij
ongunstige rijomstandigheden, zoals bij
regen en mist.
Bediening
1.
Schakelt de mistlampen voor
en de mistachterlichten uit
2.
Schakelt de mistlampen voor in
3.
Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug naar de
stand
.
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien wordt alleen het
mistachterlicht uitgeschakeld.
Mistlampen kunnen worden gebruikt
als
Mistlampen voor: De koplampen of
parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn
ingeschakeld.
5.3.4 Ruitenwissers en
-sproeiers
Door de hendel te bedienen kan worden
geschakeld tussen automatische werking
en handbediening, of kan de sproeier
worden gebruikt.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
265
5
Rijden
Page 268 of 610

OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de hendel
te bedienen
werken de ruitenwissers en -sproeiers als
volgt:
1.
Uit
2.
Stand AUTO
3.
Lage snelheid
4.
Hoge snelheid
5.
Enkele slag
In de stand AUTO werken de
ruitenwissers automatisch wanneer
de sensor signaleert dat het regent.
De wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid
neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de
sensorgevoeligheid worden ingesteld.6. Verhoogt de gevoeligheid
7. Verlaagt de gevoeligheid
8.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in
werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als het
contact AAN staat, de koplampen zijn
ingeschakeld en u de hendel naar u
toe trekt, werken de
koplampsproeiers één keer. Daarna
werken de koplampsproeiers elke
vijfde keer dat u de hendel naar u toe
trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
266
Page 269 of 610

Effecten van de rijsnelheid op de
ruitenwisserwerking
In de stand voor de lage snelheid schakelt
de ruitenwisser over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat. (Maar
als de gevoeligheid van de sensor wordt
aangepast tot het hoogste niveau, kan de
stand niet worden veranderd.)
Regensensor
• De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag.
*De auto is
voorzien van een optische sensor.
Deze werkt mogelijk niet goed als
zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de
voorruit valt of als er insecten o.i.d. op
de voorruit zitten.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO wordt gezet terwijl het
contact AAN is, maken de
ruitenwissers één wisbeweging om
aan te geven dat de stand AUTO is
ingeschakeld.
• Als de ruitenwisser gevoeliger wordt
afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de
gevoeligheid is gewijzigd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger, of -15°C
of lager is, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
*Deze zijn mogelijk aan de andere kant
geplaatst, afhankelijk van de regio.Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Sproeierkopverwarming (indien
aanwezig)
De sproeierkopverwarming treedt in
werking om te voorkomen dat de
sproeierkoppen bevriezen wanneer de
buitentemperatuur 5°C of lager is en het
contact AAN staat.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat er
niets bekneld raakt als de ruitenwissers
in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Wanneer de sproeierkopverwarming
in werking is (indien aanwezig)
Raak het oppervlak rond de
sproeierkop niet aan, omdat dit heet
kan worden en brandwonden kan
veroorzaken.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
267
5
Rijden
Page 270 of 610

OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet ingeschakeld is.
5.3.5 Achterruitenwisser en
-sproeier
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend met de hendel.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:1.
Uit
2.
Intervalwerking
3.
Normale werking
4.
Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De ruitenwisser maakt automatisch
een aantal wisbewegingen nadat de
sproeier in werking is getreden.
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
268