TOYOTA SUPRA 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: SUPRA, Model: TOYOTA SUPRA 2019Pages: 456, PDF Size: 55.72 MB
Page 201 of 456

201
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Houd de radarsensor schoon en zorg
ervoor dat hij niet wordt afgedekt.
Het systeem wordt aan het begin van
elke rit automatisch ingeschakeld.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-syste-
men waren uitgeschakeld, worden
alle systemen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk
van de uitrusting kunnen de Toyota
Supra Safety-systemen afzonderlijk
worden geconfigureerd. De afzonder-
lijke instellingen worden ingescha-
keld en opgeslagen voor het op dat
moment gebruikte bestuurdersprofiel.
Zodra een instelling wordt gewijzigd in
het menu, worden alle instellingen in
het menu ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het
onderstaande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen
worden ingeschakeld voor de sub-
functies.
“Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkomstig de afzon-
derlijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Als er een risico bestaat op een aan-
rijding met een gesignaleerde voet-
ganger of fietser, wordt er een
waarschuwingssymbool weergege-
ven op het instrumentenpaneel en,
indien van toepassing, op het
head-up display.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de
toets.
Houd de toets ingedrukt.
To e t sStatus
Controlelampje brandt
groen: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn inge-
schakeld.
Controlelampje brandt
oranje: sommige Toyota
Supra Safety-systemen zijn
uitgeschakel d of op dat
moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld.
Waarschuwing met
remfunctie
Weergave
Er wordt een rood symbool
weergegeven en er klinkt een
waarschuwingssignaal.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 201 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 202 of 456

202
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Onderneem onmidde
llijk actie door
te remmen of uit te wijken.
De waarschuwing spoort de bestuur-
der aan om actief in te grijpen. Wan-
neer de remmen tijdens een
waarschuwing worden bediend,
wordt de maximale remkracht toege-
past. Remkrachthulp vereist dat het
rempedaal vooraf voldoende snel en
stevig wordt ingetrapt.
Bovendien kan het systeem helpen
door middel van reminterventie wan-
neer het risico op een aanrijding
bestaat.
Bij lage snelheden kan de auto tot
stilstand worden afgeremd.
Er wordt alleen geremd indien de rij-
stabiliteit niet is aangetast, bijvoor-
beeld door het uitschakelen van de
Vehicle Stability Control (VSC).
Het remmen kan worden onderbro-
ken door het gaspedaal in te trappen
of door het stuurwiel actief te bewe-
gen.
De signalering van objecten is moge-
lijk beperkt. Houd rekening met de
grenzen van het detectiebereik en de
functionele beperkingen.
Het systeem reageert op voetgan-
gers en fietsers wanneer uw eigen
snelheid lager is dan ongeveer 85
km/h.
Het detectieverm ogen van het sys-
teem is beperkt.
Hierdoor geeft het systeem moge-
lijk geen waarschu wingen of wor-
den de waarschuwingen pas laat
gegeven.
Het is mogelijk dat de onder-
staande zaken ni et worden gesig-
naleerd, bijvoorbeeld:
Gedeeltelijk ver borgen voetgan-
gers.
Voetgangers die niet als zodanig
worden gesignaleerd, als gevolg
van de kijkhoek of contouren.
Voetgangers buiten het detectie-
bereik.
Voetgangers die kleiner zijn dan
ongeveer 80 cm.
Eventueel gaat, af hankelijk van
de uitrusting, een rode geva-
rendriehoek branden op het
instrumentenpaneel.
Reminterventie
Beperkingen van het
systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslim ieten van het sys-
teem kan het voor komen dat het sys-
teem helemaal niet, te laat, onjuist of
ten onrechte reageert. Er bestaat een
kans op ongevallen en schade.
Houd rekening met de informatie over
de beperkingen va n het systeem en
grijp indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Detectiegebied
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 202 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 203 of 456

203
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem werkt in sommige situa-
ties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten.
Wanneer het Vehicle Stability
Control-systeem is uitgeschakeld,
bijvoorbeeld VSC OFF.
Als het gezichtsveld van de
camera of de voorruit vóór de bin-
nenspiegel vuil of afgedekt is.
Als de camera oververhit is
geraakt als gevolg van extreem
hoge temperaturen en tijdelijk is
gedeactiveerd.
Afhankelijk van de uitvoering: als
de radarsensoren vuil of afgedekt
zijn.
Maximaal 10 s na het starten van
de motor met behulp van de start-
knop.
Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Bij langdurige verblinding door
tegenlicht, bijvoorbeeld wanneer
de zon laag aan de hemel staat.
In het donker.
De Lane Departure Warning geeft
een waarschuwing wanneer de
auto de weg of rijstrook verlaat.
Dit systeem met camera's waar-
schuwt zodra een minimumsnelheid
is bereikt.
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota Supra Safety-syste-
men.
Waarschuwingen worden afgegeven
door middel van een stuurwieltril-
lingsfunctie. De sterkte van de stuur-
wieltrillingsfunctie kan worden
aangepast.
Het systeem geeft geen waarschu-
wing als de bestuurder aangeeft dat
hij de rijstrook gaat verlaten.
Als een rijstrookmarkering wordt
overschreden in het snelheidsbereik
tot 210 km/h, grijpt het systeem niet
alleen in door middel van trillingen,
maar ook met een korte actieve
stuurinterventie. Daarmee helpt het
systeem om de auto op de rijstrook te
houden.
Functionele beperkingen
Lane Departure Warning
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontsl
aat u niet van uw
persoonlijke verantwoordelijkheid om
de richting van de weg en de ver-
keerssituatie te beoordelen. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas
uw rijstijl aan de omstandigheden op
de weg aan. Houd de verkeerssituatie
in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist. Beweeg in geval van een
waarschuwing het stuurwiel niet met
onnodig veel kracht.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 203 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 204 of 456

204
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
De rijstrookmarkering moet door de
camera worden gesignaleerd om
ervoor te zorgen dat de Lane
Departure Warning werkt.
De camera bevindt zich aan de
voorzijde van de binnenspiegel.
Houd de voorruit
schoon en onaf-
gedekt in het gedeelte voor de bin-
nenspiegel.
De Lane Departur e Warning wordt
automatisch aan het begin van een
rit ingeschakeld als de functie was
ingeschakeld toen de motor de
laatste keer werd uitgezet.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergege-
ven.
Als alle Toyota Supra Safety-syste-
men waren uitgeschakeld, worden
alle systemen nu ingeschakeld.
“Customise Setting s” (persoonlijke
voorkeursinstelling en): afhankelijk
van de uitrusting kunnen de Toyota
Supra Safety-systemen afzonderlijk
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ont-
slaan u niet van uw verantwoordelijk-
heid om veilig te rijden.
Systeembeperkingen kunnen beteke-
nen dat waarschuwingen of reacties
van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of
zonder rechtvaardiging worden gege-
ven. Er bestaat een kans op ongeval-
len. Pas uw rijstijl aan de
omstandigheden op de weg aan.
Houd de verkeerssit uatie in de gaten
en grijp in als de si tuatie dit vereist.
Voorwaarden voor werking
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Camera
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 204 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 205 of 456

205
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
worden geconfigureerd. De afzon-
derlijke instellingen worden inge-
schakeld en opgeslagen voor het
op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel. Zodr
a een instelling
wordt gewijzigd in het menu, wor-
den alle instellingen in het menu
ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het
onderstaande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen
worden ingeschakeld voor de sub-
functies.
“Customise” (aanpassen): de
Toyota Supra Safety-systemen
worden ingeschakeld overeenkom-
stig de afzonder lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-sys-
temen kunnen niet afzonderlijk wor-
den uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Via Toyota Supra Command:
1“My Vehicle” (mijn auto)
2“Vehicle settings” (instellingen
auto)
3“Toyota Supra Safety”
4“Lane departure warning”
5Selecteer de gewenste instelling:
“Early” (vroeg): het systeem geeft
een vroegtijdige waarschuwing
wanneer een gevaarlijke situatie
wordt gesignaleerd.
“Medium” (gemiddeld): het sys-
teem voldoet aan gestandaardi-
seerde veiligheidseisen.
“Reduced” (beperkt): afhankelijk
van de situatie worden sommige
waarschuwingen onderdrukt, bij-
voorbeeld tijdens inhaalmanoeu-
vres zonder gebruik van
richtingaanwijzers of bij het opzet-
telijk kruisen van rijstrooklijnen in
bochten.
“Off” (uit): er worden geen waar-
schuwingen gegeven.
De geselecteerde instelling wordt
opgeslagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel.
Druk herhaaldelijk op de
toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt
groen: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn inge-
schakeld.
Controlelampje brandt
oranje: sommige Toyota
Supra Safety-systemen
zijn uitgeschakeld of op
dat moment niet beschik-
baar.
Controlelampje brandt
niet: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn uit-
geschakeld.
Instellen van de
waarschuwingstijd
To e t sStatus
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 205 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 206 of 456

206
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen
auto)
3 “Steering wheel vibration”
(stuurwieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instel-
ling.
De instelling wordt geaccepteerd
voor alle Toyota Supra Safety-sys-
temen en opgeslagen voor het op
dat moment gebruikte bestuurders-
profiel.
Stuurinterventie kan afzonderlijk
worden in- en uitgeschakeld voor
de Blind Spot Monitor en Lane
Departure Warning.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen
auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Steering intervention” (stuurin-
terventie)
De geselecteerde instelling wordt
opgeslagen voor het op dat
moment gebruikte bestuurderspro-
fiel. Als de auto de rijstrook verlaat en
de rijstrookmarkering wordt gesig-
naleerd, trilt he
t stuurwiel in over-
eenstemming met de instelling van
de stuurwieltrillingsfunctie.
Als de richtingaanwijzer vóór het
wisselen van rijstrook is ingescha-
keld, wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Als een rijstrookmarkering wordt
overschreden in het snelheidsbe-
reik tot 210 km/h, grijpt het systeem
mogelijk niet alle en in door middel
van trillingen, maar ook met een
korte actieve stuurinterventie. De
stuurinterventie helpt de auto op de
rijstrook te houden. Stuurinterventie
kan aan het stuur worden gevoeld
en kan te allen tijde handmatig wor-
den opgeheven. Bij actieve stuurin-
terventie knippert het display in het
instrumentenpaneel.
Als het systeem binnen 3 minuten
meerdere malen een actieve
stuurinterventie uitvoert zonder dat
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
Stuurinterventie in-/uitschakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel
Het symbool brandt groen: er
is aan ten minste één kant
van de auto een rijstrookmar-
kering gesignaleerd en er
kunnen waarschuwingen
worden gegeven.
Waarschuwingsfunctie
Bij het verlaten van de rijstrook
Stuurinterventie
Waarschuwingssignaal
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 206 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 207 of 456

207
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
de bestuurder het stuurwiel aan-
raakt, klinkt er een waarschuwings-
signaal. Bij de tweede
stuurinterventie klinkt een kort
waarschuwingssignaal. Een langer
waarschuwingssignaal klinkt vanaf
de derde stuurinterventie.
Er wordt ook een voertuigmelding
weergegeven.
Het waarschuwingssignaal en de
voertuigmelding laten de bestuur-
der weten dat hij beter op de rij-
strook moet letten.
De waarschuwing wordt in de vol-
gende situaties onderbroken:
Automatisch na ongeveer 3
seconden.
Bij terugkeer n aar de juiste rij-
strook.
Als de auto sterk afremt.
Bij het richting aangeven.
Bij een ingreep van de Vehicle
Stability Control (VSC). Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk n
iet optimaal, bij-
voorbeeld:
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
Wanneer er ontbrekende, versle-
ten, slecht zichtbare, samenko-
mende/scheidende of onduidelijke
rijstrookmarkeringen zijn, bijvoor-
beeld in gebieden waar wegwerk-
zaamheden plaatsvinden.
Als rijstrookmarkeringen bedekt
zijn met sneeuw, ijs, vuil of water.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de rijstrookmarkeringen niet
wit zijn.
Als rijstrookmarkeringen door
objecten worden overschaduwd.
Als de auto te dicht achter een
voorligger rijdt.
Bij langdurige verblinding door
tegenlicht, bijvoorbeeld wanneer
de zon laag aan de hemel staat.
Als het gezichtsveld van de
camera of de voorruit vóór de bin-
nenspiegel vuil of afgedekt is.
Als de camera oververhit is
geraakt als gevolg van extreem
hoge temperaturen en tijdelijk is
gedeactiveerd.
Maximaal 10 s na het starten van
de motor met behulp van de start-
knop.
Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Er wordt mogelijk een voertuigmel-
ding weergegeven bij beperkte functi-
onaliteit.
Annulering van de waarschuwing
Beperkingen van het
systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het sys-
teem kan het voorkomen dat het sys-
teem helemaal niet, te laat, onjuist of
ten onrechte reageert. Er bestaat een
kans op ongevallen en schade.
Houd rekening met de informatie over
de beperkingen van het systeem en
grijp indien nodig actief in.
Functionele beperkingen
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 207 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 208 of 456

208
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
De Blind Spot Mon
itor signaleert
voertuigen in de dode hoek of voer-
tuigen die van achteren naderen in
de aangrenzende rijstrook. In deze
situaties wordt een waarschuwing
in verschillende gra daties gegeven.
Vanaf een minimumsnelheid bewa-
ken twee radarsensoren in de achter-
bumper het gebied achter en naast
de auto.
De minimumsnelheid wordt weerge-
geven in het menu voor de Toyota
Supra Safety-systemen.
Het systeem geeft aan wanneer voer-
tuigen zich in de dode hoek bevin-
den, pijl
1, of van achteren in de
aangrenzende rijstrook naderen, pijl
2.
Het lampje in de buitenspiegel gaat
gedimd branden.
Voordat van rijstrook wordt gewisseld
met ingeschakelde richtingaanwijzer,
geeft het systeem in de boven-
staande situaties een waarschuwing.
Het lampje in de buitenspiegel knip-
pert en het stuurwiel trilt.
Blind Spot Monitor
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontsl aat u niet van uw
persoonlijke verantwoordelijkheid om
de zichtbaarheid en verkeerssituatie
goed in te schatten. Er bestaat een
kans op ongevallen. Pas uw rijstijl aan
de omstandigheden op de weg aan.
Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de s ituatie dit vereist.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ont-
slaan u niet van uw verantwoordelijk-
heid om veilig te rijden.
Systeembeperkingen kunnen beteke-
nen dat waarschuwingen of reacties
van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of
zonder rechtvaardiging worden gege-
ven. Er bestaat een kans op ongeval-
len. Pas uw rijstijl aan de
omstandigheden op de weg aan.
Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de s ituatie dit vereist.
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 208 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 209 of 456

209
3
Handleiding Supra 3-1. BEDIENING
BEDIENING
De radarsensoren
bevinden zich in
de achterbumper.
Houd de bumpers schoon en het
gedeelte van de radarsensoren
onafgedekt.
De Blind Spot Monitor wordt aan
het begin van een rit automatisch
weer ingeschakeld als de functie
was ingeschakeld toen de motor de
laatste keer werd uitgezet.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergege-
ven.
Als alle Toyota Supra Safety-syste-
men waren uitgeschakeld, worden
alle systemen nu ingeschakeld.
“Customise Setti ngs” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk
van de uitrusting kunnen de Toyota
Supra Safety-systemen afzonderlijk worden geconfigureerd. De afzon-
derlijke instellingen worden inge-
schakeld en opgeslagen voor het
op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel. Zod
ra een instelling
wordt gewijzigd in het menu, wor-
den alle instellin gen in het menu
ingeschakeld.
De instelling schak elt tussen het
onderstaande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen
worden ingeschakeld voor de sub-
functies.
“Customise” (aanpassen): de
Toyota Supra Safety-systemen
worden ingeschakeld overeenkom-
stig de afzonder lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-sys-
temen kunnen niet a fzonderlijk wor-
den uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Radarsensoren
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de
toets.
Houd de toets ingedrukt.
To e t sStatus
Controlelampje brandt
groen: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn inge-
schakeld.
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 209 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM
Page 210 of 456

210
Handleiding Supra3-1. BEDIENING
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen
auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Blind spot monitor”
5 Selecteer de gewenste instel-
ling.
“Off” (uit): er wordt voor deze instelling
geen waarschuwing gegeven.
De instelling wordt opgeslagen voor
het op dat moment gebruikte
bestuurdersprofiel.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen
auto)
3 “Steering wheel vibration”
(stuurwieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instel-
ling.
De instelling wordt geaccepteerd voor alle Toyota Supra Safety-sys-
temen en opgeslagen voor het op
dat moment gebruikte bestuurders-
profiel.
Het gedimde lampje in de buiten-
spiegel geeft aan
wanneer voertui-
gen zich in de dode hoek bevinden
of van achteren naderen.
Als de richtinga anwijzer is inge-
schakeld terwijl een voertuig zich in
het kritieke gebied b evindt, trilt het
stuurwiel kort en knippert het
lampje in de buitenspiegel fel.
De waarschuwing wordt beëindigd
wanneer het andere voertuig het
kritieke gebied heeft verlaten of de
richtingaanwijzer is uitgeschakeld.
Wanneer de auto wordt ontgren-
deld, voert het systeem een zelftest
uit door het lampje te laten knippe-
ren.
Controlelampje brandt
oranje: sommige Toyota
Supra Safety-systemen
zijn uitgeschakeld of op
dat moment niet beschik-
baar.
Controlelampje brandt
niet: alle Toyota Supra
Safety-systemen zijn uit-
geschakeld.
Instellen van de
waarschuwingstijd
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
ToetsStatus
Waarschuwingsfunctie
Lampje in de buitenspiegel
Vroegtijdige waarschuwing
Dringende waarschuwing
Knipperen van het lampje
Supra_OM_Europe_OM99T05E_1_190 3.book Page 210 Wednesday, March 6, 2019 3:49 PM