YAMAHA MT-03 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2012, Model line: MT-03, Model: YAMAHA MT-03 2012Pages: 97, PDF Size: 5.08 MB
Page 51 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DCA10010LET OP:
Gebruik de machine alleen als u
weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
DWA10360
WAARSCHUWING0
Draai de oliereservoirdop nooit los
direct nadat op hoge snelheid is ge-
reden, de hete motorolie kan dan
naar buiten spuiten en schade of
brandwonden veroorzaken. Geef
de motorolie steeds de gelegen-
heid voldoende af te koelen voordat
de oliereservoirdop wordt verwij-
derd.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen
(met of zonder vervanging
oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet de motorfiets op de zijstan-
daard, en plaats een oliecarter
onder het oliereservoir en ook
een onder de motor om de ge-
bruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug van het carter om de olie
uit het carter te laten stromen.
4. Verwijder de aftapplug van het
oliereservoir om de olie uit het
oliereservoir te laten stromen.
1. Olieaftapplug (carter)
2. Olieaftapplug (oliereservoir)
5. Verwijder de aftapbout van het
oliefilterelement om de olie uit het
oliefilterelement te laten stromen.
6-9
Page 52 of 97

OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanlig-
gen.
9. Breng de motorolieaftappluggen
aan en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Aftapbout oliefilterelement
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
OPMERKING:
Sla stappen 6-8 over als het oliefilter-
element niet wordt vervangen.
6. Verwijder het oliefilterdeksel door
de bouten te verwijderen.
7. Verwijder en vervang het oliefil-
terelement en de o-ringen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door
de bouten en de aftapbout aan te
brengen en deze dan vast te zet-
ten met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Aftapbout oliefilterelement:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug (carter):
30 Nm (3,0 m·kgf, 22 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
30 Nm (3,0 m·kgf, 22 ft·lbf)
10. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
Page 53 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilter
element:
3,0 L (3,17 US qt) (2,64 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilter
element:
3,1 L (3,28 US qt) (2,72 Imp.qt)
DCA11620LET OP:
●Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
"CD" dieselspecificatie of olieën
met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook
geen oliën met een "ENERGY
CONSERVING II" of hogere aan-
duiding.
●Zorg dat er geen verontreini-
gingen in het carter terecht ko-
men.11. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en
controleer daarbij op olielekkage.
Als er sprake is van olielekkage,
zet de motor dan direct af en zoek
de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan
het olieniveau en corrigeer indien
nodig.
DCAB0030LET OP:
Het oliereservoir moet in twee stap-
pen worden gevuld. Vul het oliere-
servoir eerst met 2,0 L (2,11 US qt)
(1,75 Imp.qt) van de aanbevolen
motorolie. Start vervolgens de mo-
tor, geef vijf of zes keer flink gas,
zet de motor weer uit en vul dan de
rest van de motorolie bij.
Page 54 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU20070Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistof-
niveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst
volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU20090
Controleren van het
koelvloeistofniveau
1. Plaats de machine op een vlakke
ondergrond en houd deze verticaal.
OPMERKING:
●Het koelvloeistofniveau moet
worden gecontroleerd terwijl de
motor koud is, temperatuurver-
schillen zijn namelijk van invloed
op het niveau.
●Zorg dat de machine rechtop staat
bij het controleren van het koel-
vloeistofniveau. Wanneer de ma-
chine iets schuin staat, kan het ni-
veau al foutief worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofni-
veau in het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum en
maximum niveau staan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Dop koelvloeistofreservoir
3. Open de reservoirdop, vul koel-
vloeistof bij tot de merkstreep voor
maximumniveau en sluit de reser-
voirdop weer als de koelvloeistof
bij of beneden de merkstreep voor
minimumniveau staat.
DCA10470LET OP:
●Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd water
of zacht leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water,
hierdoor kan de motor worden
beschadigd.
●Wanneer water werd gebruikt
in plaats van koelvloeistof, ver-
vers dan zo snel mogelijk met
koelvloeistof, anders wordt de
motor onvoldoende gekoeld en
is het koelsysteem niet be-
schermd tegen bevriezing en
corrosie.
●Als water aan de koelvloeistof
is toegevoegd, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha
dealer het antivries percentage
van de koelvloeistof te contro-
leren, anders zal de koelvloei-
stof minder effectief zijn.
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L (0,26 US qt) (0,22 Imp.qt)
Page 55 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DWA10380
WAARSCHUWING0
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
OPMERKING:
●De radiatorkoelvin schakelt auto-
matisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de koelvloei-
stof in de koelvloeistofradiator.
●Als de motor oververhit raakt,
staan op pagina 3-4 nadere in-
structies vermeld.
DAU33030
De koelvloeistof verversen
DWA10380
WAARSCHUWING0
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
De koelvloeistof moet volgens de in-
tervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema
ververst worden. Laat de koelvloeistof
verversen door een Yamaha dealer.
DAUB1280
Vervangen van het
luchtfilterelement en reinigen
van de aftapslangen
Het luchtfilterelement moet worden
vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Vervang het
luchtfilterelement vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Ver-
der moeten de aftapslangen van het
luchtfilter regelmatig gecontroleerd en
zo nodig gereinigd worden.Om het luchtfilterelement te
vervangen
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Verwijder het luchtfilterdeksel
door de schroeven te verwijde-
ren.
2. Trek het luchtfilterelement los.
3. Breng een nieuw luchtfilterele-
ment aan in het luchtfilterhuis zo-
als getoond.
6-13
Page 56 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Luchtfilterelement
DCA10480LET OP:
●Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilter-
huis is geplaatst.
●Laat de motor nooit draaien
zonder dat het luchtfilterele-
ment aanwezig is, dat kan lei-
den tot overmatige slijtage bij
de zuiger(s) en/of de cilinder(s).
4. Monteer het luchtfilterdeksel door
de schroeven aan te brengen.
Reinigen van de
luchtfilteraftapslangen
1. Aftapslang luchtfilter
1. Controleer de getoonde aftap-
slangen op opgehoopt vuil, water
of olie.
2. Als u vuil, water of olie in één van
beide aftapslangen ziet, verwijder
dan de aftapslang en reinig deze.
Breng de slang vervolgens weer
aan in de oorspronkelijke positie.
DAU34300
Afstellen van het stationair
toerental
1. Stationair stelschroef
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel
afgesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze af-
stelling te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Page 57 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de speci-
ficatie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toe-
rental niet haalbaar is volgens de hier-
boven beschreven werkwijze, vraag
dan een Yamaha dealer de afstelling
uit te voeren.
DAU21381
Controleren van de vrije
slag gaskabel
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3,0-5,0 mm (0,12-0,20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
6-15
Stationair toerental:
1300-1500 tpm
1400-1600 tpm (versie EU3)
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de
lucht/brandstof-verhouding kan veran-
deren en/of het motorgeluid toeneemt.
Om dit te voorkomen moet de klepspe-
ling door een Yamaha dealer worden
afgesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Page 58 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU21660
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven banden op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10500
WAARSCHUWING0
●De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
●De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid
en het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en acces-
soires dat voor dit model is
vastgesteld.
DWA11020
WAARSCHUWING0
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de
veiligheid van uw motor. Neem
daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
●DE MOTORFIETS NOOIT
OVERBELADEN! Rijden met
een overbeladen motorfiets
kan leiden tot beschadiging
van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het
totale gewicht van de motorrij-
der, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires
nooit het voorgeschreven
maximumlaadgewicht voor de
machine overschrijdt.
●Vervoer geen los verpakte
spullen die tijdens de rit kun-
nen gaan schuiven.
●Bevestig de zwaarste spullen
op veilige wijze dicht bij het
midden van de motorfiets en
verdeel het gewicht over beide
zijden.
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bandspanning
(gemeten op koude banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
210 kPa (30 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
90 kg (198 lb)-maximale:
Voor:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2,5 kgf/cm
2)
Rijden aan hoge snelheid:
Voor:
210 kPa (30 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
186 kg (410 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
Page 59 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
●Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Voor elke rit moeten de banden wor-
den gecontroleerd. Als de bandprofiel-
diepte op het midden van de band de
vermelde limiet heeft bereikt, de band
spijkers of stukjes glas bevat of wan-
neer de wang van de band scheurtjes
vertoont, moet de band onmiddellijk
door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
DWA10470
WAARSCHUWING0
●Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer ver-
vangen. Rijden op een machine
met versleten banden is niet al-
leen verboden, maar dit heeft
ook een averechts effect op de
rijstabiliteit, waardoor u de
macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
●De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclu-
sief banden, dient te worden
overgelaten aan een Yamaha
dealer, die over de nodige vak-
kundige kennis en ervaring be-
schikt.
6-17
Minimale bandprofieldiepte
(voor en achter):
1,6 mm (0,06 in)
Page 60 of 97

Voorband:
Maat:
120/70-ZR17 M/C (58W)
120/70-R17 M/C (58H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270F
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)
Achterband:
Maat:
160/60-ZR17 M/C (69W)
160/60-R17 M/C (69H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)Bandeninformatie
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Ventieldopje
Deze motorfiets is uitgerust met giet-
wielen en tubeless banden met band-
ventielen.
DWA10900
WAARSCHUWING0
De banden op de voor- en ach-
terwielen dienen van hetzelfde
merk en dezelfde constructie
te zijn, anders is het wegge-
drag van de motor mogelijk
niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd
door Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventiel-
dopjes stevig zijn bevestigd om
zo luchtlekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna
vermelde bandventielen en
luchtventielbuisjes om te voor-
komen dat de bandspanning
tijdens het rijden wegvalt.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6