YAMAHA YZF-R1 2000 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2000, Model line: YZF-R1, Model: YAMAHA YZF-R1 2000Pages: 115, PDF Size: 12.3 MB
Page 71 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Bandeninspectie
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de beschreven limiet
heeft bereikt, indien de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang van
de band scheurtjes vertoont, dient u de
band onmiddellijk door een Yamaha dealer
te laten vervangen.CE-08DOPMERKING:@ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. @
DW000079
WAARSCHUWING
@ l
Laat zwaar versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Naast het feit dat het rijden van een
motor met zwaar versleten banden
verboden is, vermindert het tevens
de stabiliteit, hetgeen tot bestu-
ringsproblemen kan leiden.
l
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
@
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale profieldiepte
(voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Ventielkern
3. Luchtventieldop met afdichting
D_5jj_Periodic.fm Page 20 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 72 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DW000080
WAARSCHUWING
@ l
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van dezelfde makelij
en hetzelfde ontwerp te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
l
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
l
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo het
weglekken van luchtdruk te voorko-
men.
l
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
@
CE-10D
CE-14DDAU00684
WAARSCHUWING
@ Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt zijn voor zeer
hoge rijsnelheden. Let op het volgende
om deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.l
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
l
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
l
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
l
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
@
VOOR
Bandenmerk Bandenmaat Type
Metzeler 120/70 ZR17 (58W) MEZ3Y Front
Dunlop 120/70 ZR17 (58W) D207FQ
ACHTER
Bandenmerk Bandenmaat Type
Metzeler 190/50 ZR17 (73W) MEZ3Y
Dunlop 190/50 ZR17 (73W) D207N
VOOR & ACHTER
Bandventiel TR412
Ventielkern #9000A (Origineel)
D_5jj_Periodic.fm Page 21 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 73 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU00687
Wielen Let bij de voorgeschreven wielen op het
volgende voor een optimale prestatie, le-
vensduur en veilige werking van uw motor-
fiets.l
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat bij schade het wiel door een
Yamaha dealer vervangen. Probeer
het wiel nooit zelf te repareren, hoe
klein de reparatie ook is. Een wiel dat
vervormd is of haarscheurtjes vertoont
moet worden vervangen.
l
Na het vervangen van een wiel of
band dient het wiel te worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel kan leiden tot slechte prestaties,
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden.
l
Rijd niet te snel na het verwisselen
van een band. Het bandoppervlak
moet namelijk eerst worden ingereden
voordat het zijn optimale eigenschap-
pen verkrijgt.
DAU01356
Afstellen van de vrije slag van de
koppelingshendel De vrije slag van de koppelingshendel dient
10–15 mm te bedragen, zoals weergege-
ven. Controleer de vrije slag van de koppe-
lingshendel regelmatig en stel zo nodig als
volgt af.
Draai de stelbout bij de koppelingshendel
richting
a voor meer vrije slag van de kop-
pelingshendel. Draai de stelbout richting
b
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
OPMERKING:@ Ga als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald. @1. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting
a om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
1. Stelbout
c. Vrije slag van de koppelingshendel
D_5jj_Periodic.fm Page 22 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 74 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-5 voor de werkwijze bij ver-
wijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)
3. Draai de borgmoer bij het carter los.
4. Draai de stelmoer richting
a voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelmoer richting
b voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
5. Draai de borgmoer aan.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU01357
Afstellen van de stand van het
rempedaal De bovenzijde van het rempedaal moet ca.
35–40 mm onder de onderzijde van de
voetsteun staan, zoals in de afbeelding.
Controleer de stand van het rempedaal re-
gelmatig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
DW000109
WAARSCHUWING
@ Als het rempedaal zacht of sponzig aan-
voelt, wijst dat erop dat er lucht in het
hydraulisch systeem zit. Bij aanwezig-
heid van lucht in het hydraulisch sys-
teem dient u het systeem vóór gebruik
van de motorfiets door een Yamaha
dealer te laten ontluchten. Lucht in het
hydraulisch systeem leidt tot verminder-
de remprestaties hetgeen besturings-
problemen en ongelukken tot gevolg
kan hebben. @
1. Borgmoer
2. Stelmoer
a. Afstand tussen rempedaal en bevestigings-
steun voor voetsteun
D_5jj_Periodic.fm Page 23 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 75 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Draai de stelmoer terwijl de remlichtschake-
laar op zijn plaats wordt gehouden. Draai
de stelmoer richting
a om het remlicht eer-
der te laten branden. Draai de stelmoer
richting
b om het remlicht later te laten
branden.
DAU00721
Controleren van voor- en
achterremblokken De voor- en achterremblokken moeten wor-
den gecontroleerd op slijtage volgens de in-
tervalperioden voorgeschreven in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU00725
Voorremblokken
Ieder voorremblok is uitgerust met een slij-
tage-indicatorgroef waarmee u de rem-
blokslijtage kunt controleren zonder dat u
daarvoor de rem hoeft te demonteren. Let
op de slijtage-indicatorgroef om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijta-
ge-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer
1. Slijtage-indicatorgroefVoor
D_5jj_Periodic.fm Page 24 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 76 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU01248
Achterremblokken
1. Verwijder de achterremklauw door de
bouten los te halen.2. Controleer elk achterremblok op scha-
de en meet de remvoeringdikte. Als
een remblok beschadigd is of als de
remvoeringdikte minder is dan
0,5 mm, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken te vervangen.
3. Monteer de achterremklauw door de
bouten aan te brengen en deze dan
vast te zetten met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
DAU00731
Controleren van het
remvloeistofniveau Bij onvoldoende remvloeistof kan lucht in
het remsysteem komen hetgeen de wer-
king van het remsysteem kan aantasten.
Controleer vóór het wegrijden of het rem-
vloeistofniveau zich boven het minimum
bevindt en vul indien nodig remvloeistof bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
1. Klauwbout (´ 2)Achter
a. Voeringdikte
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
40 Nm (4,0 m·kg)
1. Merkstreep minimumniveauVoor
D_5jj_Periodic.fm Page 25 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 77 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:l
Zorg bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau dat de bovenzijde van
de hoofdremcilinder horizontaal is
door het stuur te draaien.
l
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
l
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de remwerking verslechteren.
l
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water de hoofdremcilinder kan
binnendringen. Water zal het kook-
punt van de remvloeistof aanzienlijk
verlagen zodat dampbelvorming kan
optreden.
l
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
l
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU00742
Verversen van de remvloeistof Laat de remvloeistof op de aangegeven
tijdstippen in het periodieke onderhoud- en
smeerschema door een Yamaha dealer
verversen. Laat bovendien de olie-afdich-
tingen van de hoofdremcilinders, de rem-
klauwen en de remslangen vervangen
volgens de intervalperioden of wanneer ze
lekken of zijn beschadigd.l
Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
l
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4Achter
D_5jj_Periodic.fm Page 26 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 78 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
6
DAU00744
Doorbuiging aandrijfketting De doorbuiging van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en eventueel worden bijgesteld.
Spanning van aandrijfketting controle-
ren
1. Plaats de motorfiets op een horizonta-
le ondergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:@ Om de kettingdoorbuiging te controleren en
bij te stellen, moet de motorfiets rechtop
worden gehouden en mag deze geen ge-
wicht dragen. @
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel door de motor-
fiets te duwen en vind zo het strakste
gedeelte in de aandrijfketting; meet nu
de doorbuiging van de ketting zoals af-
gebeeld.
4. Stel de doorbuiging van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU01251
Spanning van aandrijfketting afstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoer los op de kettingspan-
ner, aan beide zijden van de
swingarm.
2. Draai de stelbout aan beide uiteinden
van de swingarm in de richting
a om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de swingarm
in de richting
b te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
a. Doorbuiging aandrijfketting
Doorbuiging aandrijfketting:
40–50 mm
1. Wielasmoer
2. Stelbout
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
D_5jj_Periodic.fm Page 27 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 79 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-28
6
OPMERKING:@ Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de
swingarm, om zeker te zijn dat beide ket-
tingspanners dezelfde positie hebben. @
DC000096
LET OP:@ Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-
ven bereik blijven. @3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
DAU03006
Smeren van de aandrijfketting De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.
DC000097
LET OP:@ De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassen
of ermee in de regen is gereden. @1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.
DCA00053
LET OP:@ Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreini-
ger of hogedrukreiniger of met niet-ge-
schikte ontvetters. @2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor O-ring kettin-
gen.
DCA00052
LET OP:@ Gebruik geen motorolie of andere
smeermidelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingen
die de o-ringen kunnen beschadigen. @
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
150 Nm (15 m·kg)
D_5jj_Periodic.fm Page 28 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM
Page 80 of 115

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-29
6
DAU02962
Controleren en smeren van de
kabels De werking van alle bedieningskabels
evenals de toestand van de kabels dienen
vóór iedere rit te worden gecontroleerd. De
kabels en de uiteinden van de kabels die-
nen indien nodig te worden gesmeerd.
Vraag een Yamaha dealer een kabel te
controleren of te vervangen wanneer deze
is beschadigd of niet soepel beweegt.
DW000112
WAARSCHUWING
@ Beschadiging van de buitenkabel kan
leiden tot een verslechterde bediening
van de kabels en het roesten van de bin-
nenkabel. Vervang een beschadigde ka-
bel zo snel mogelijk om onveilige
condities te voorkomen. @
DAU00773
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel De bediening van de gasgreep en de condi-
tie van de gaskabel moet voorafgaand aan
elke rit worden gecontroleerd, en de kabel
moet zo nodig worden gesmeerd of vervan-
gen.OPMERKING:@ Omdat de gasgreep moet worden verwij-
derd om het uiteinde van de gaskabel te
smeren, moeten de gasgreep en de gaska-
bel steeds tegelijkertijd worden gesmeerd. @1. Verwijder de gasgreep door de
schroeven te verwijderen.
2. Maak de gaskabel los, houd deze om-
hoog en breng dan enkele druppels
olie aan op het kabeluiteinde, zodanig
dat de olie in de buitenkabel kan drui-
pen.
3. Sluit de gaskabel aan en vet dan de
gasgreepbehuizing in aan de binnen-
zijde.
4. Vet de metaal-op-metaal contactvlak-
ken van de gasgreep in en monteer
dan de gasgreep door de schroeven
aan te brengen. Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
Aanbevolen smeermiddel:
Gaskabel:
Motorolie
Gaskabelhuis en gasgreep:
Lithiumvet
D_5jj_Periodic.fm Page 29 Wednesday, February 2, 2000 3:26 PM