Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 251 of 324

4. Controleer de bandenspanning
met behulp van de manometer (3).
Als de bandenspanning lager is
dan 1,3 bar, is de schade aan de band
te groot. Probeer niet door te rijden.
Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar of
meer bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om
TIREFIT in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is be-
reikt die op de band en op het etiket
met informatie over belasting in de
portieropening aan de bestuurders-
zijde is vermeld. OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge
spanning heeft, op de knop Defla-
tion (leeglopen) om de banden-
spanning te verminderen tot de
voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de TIREFIT-set los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting. 3. Berg de TIREFIT-set terug op de
juiste plaats in het voertuig.
4. Laat de band bij de eerste gelegen-
heid repareren of vervangen door een
erkende dealer of een bandenservice-bedrijf.
5. Laat de fles met afdichtingsmiddel
(1) en de afdichtingsslang (6) zo snel
mogelijk vervangen door uw erkende
dealer. Zie "(F) Fles met afdichtings-
middel en slang vervangen". OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat
de erkende dealer of het garagebe-
drijf dan weten dat de band is af-
gedicht met de TIREFIT-set.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en
slang vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6)
(doorzichtig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het los-
maken van de fles in het verzonken
gedeelte onder de fles.
3. Druk op de knop voor het losma-
ken van de fles met afdichtingsmid-
del. De fles met afdichtingsmiddel (1)
springt omhoog. Verwijder de fles en
voer deze volgens de voorschriften af.
4. De TIREFIT-houder reinigen van
eventuele resten afdichtingsmiddel.
5. Breng de nieuwe fles met afdich-
tingsmiddel (1) zo aan in de behui-
zing dat de afdichtingsslang (6) wordt
uitgelijnd met de slangsleuf in de
voorzijde van de behuizing. Druk de
fles in de behuizing. U hoort een klik
die aangeeft dat de fles goed op zijn
plaats zit.
6. Controleer of de dop op de fitting
aan het uiteinde van de afdichtings-
slang (6) is aangebracht en berg de
slang op (aan de onderzijde van deluchtpomp).
7. Berg de TIREFIT-set terug op zijn
plaats in de auto.
245
Page 252 of 324

WIEL VERWISSELEN BIJ
EEN LEKKE BANDWAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de weg-zijde van de auto terwijl de auto
vlak langs de weg staat gepar-
keerd. Zet de auto voor uw veilig-
heid altijd zo ver mogelijk van het
verkeer vandaan, zodat u niet ge-
raakt kunt worden door een
langsrijdende auto.
Het is gevaarlijk zich onder een
opgekrikte auto te bevinden. De
auto kan van de krik glijden en zo
op u vallen. U kunt dan ernstig
letsel oplopen. Zorg er daarom
voor dat u met geen enkel li-
chaamsdeel onder een opgekrikte
auto komt. Als u werkzaamheden
onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze
niet draaien zolang de auto door
een krik wordt ondersteund.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
De krik is uitsluitend bedoeld als
gereedschap om banden te ver-
wisselen. Gebruik de krik niet om
de auto voor onderhoudswerk-
zaamheden omhoog te brengen.
De auto mag alleen op een stevige
en vlakke ondergrond worden op-
gekrikt. Vermijd een gladde on-
dergrond.
PLAATS VAN KRIK EN
RESERVEWIEL
De krik en het reservewiel bevinden
zich onder een afdekplaat in de baga-
geruimte. Volg ondergaande stappen
om bij de krik en het reservewiel tekomen. OPMERKING:
Het reservewiel moet worden ver-
wijderd om de toegang tot de krik
vrij te maken.
1. Open het kofferdeksel.
2. Gebruik de trekband om het toe-
gangsdeksel op te tillen. 3. Verwijder de bevestiging waarmee
het reservewiel is vastgezet.
4. Verwijder het reservewiel.
5. Verwijder de bevestiging waarmee
de krik is vastgezet.
Het toegangspaneel openenBevestiging van reservewiel
246
Page 253 of 324

6. Verwijder de schaarkrik en moer-
sleutel als één geheel van het reserve-
wiel. Draai de krikschroef naar links
om de moersleutel los te maken en
verwijder de sleutel van de krik.WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij eennoodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ern-
stig letsel toebrengen. Berg de krik
en het reservewiel altijd op de
daartoe bestemde plaatsen op.
Laat de leeggelopen (lekke) band
onmiddellijk repareren of vervan-gen. VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN
1. Parkeer de auto op een stevige en
vlakke ondergrond, zo ver mogelijk
verwijderd van het overige verkeer.
Vermijd gladde oppervlakken.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto als de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto
voor uw veiligheid altijd zo ver mo-
gelijk van het verkeer vandaan, zo-
dat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichtenin.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de versnellingspook in de
stand PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de
voor- en achter-
kant van het wiel
dat zich diagonaal
tegenover het krik-
punt bevindt. Wanneer u bijvoorbeeld het rechter-
voorwiel vervangt, blokkeert u hetlinkerachterwiel. OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opge-krikt.
OPKRIKKEN EN WIEL
VERWISSELEN
WAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht
bij het verwisselen van een band om
persoonlijk letsel of schade aan het
voertuig te voorkomen:
Parkeer de auto op een stevige en
vlakke ondergrond zo ver van de
rijbaan als mogelijk voordat u het
voertuig opkrikt.
Schakel de alarmknipperlichten
in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin
tegenover het te vervangen wielbevindt.
(Vervolgd)
Krikbevestiging
247
Page 254 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Trek de handrem stevig aan en zet
de automatische versnellingsbak
in de stand PARK, of zet de hand-
geschakelde versnellingsbak in de
stand REVERSE (achteruit).
De motor nooit starten of laten
draaien als de auto is opgekrikt.
Er mag niemand in het voertuig
zitten terwijl het is opgekrikt.
Niet onder het voertuig kruipen
als het is opgekrikt.
Gebruik de krik alleen op de aan-
gegeven plaatsen en om de auto
tijdens het verwisselen van een
band op te krikken.
Wees uiterst voorzichtig als u de
band moet verwisselen op of langs
de weg.
LET OP!
Probeer niet om de auto op te krik-
ken op andere plaatsen dan die aan-
gegeven worden in de Instructies bij
opkrikken voor deze auto.
1. Verwijder het reservewiel, de krik
en de moersleutel.
2. Als de auto aluminium wielen
heeft met een wielmoersierdop die de
wielmoeren bedekt, moet u met de
moersleutel de dop voorzichtig eraf
wrikken voordat u de auto opkrikt.
3. Voordat u de auto opkrikt, draait u
met de moersleutel de wielmoeren van
het wiel met de lekke band los, maar
verwijdert u de wielmoeren nog niet helemaal. Draai de wielmoeren één
slag linksom terwijl het wiel nog op de
grond staat.
4. Plaats de krik onder het krikpunt
dat zich het dichtst bij de lekke band
bevindt. Draai de krikas rechtsom
totdat de krikkop stevig aangrijpt in
het krikpunt aan de dorpelbalk.
Waarschuwingslabel krik
Krikpunten
Locatie voor het opkrikken van de
voorasLocatie voor het opkrikken van de
achteras
248
Page 255 of 324

5. Krik de auto niet verder op dan
nodig om het wiel te verwijderen en
het reservewiel te monteren.WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan
noodzakelijk, zal hij minder stabiel
staan. De auto kan van de krik glij-
den en zo ernstig letsel veroorzaken.
Krik de auto slechts zover op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
6. Verwijder de wielmoeren en deband.
7. Monteer het reservewiel.LET OP!
Monteer het reservewiel met het ven-
tiel naar buiten gericht. De auto kan
beschadigd raken als het reservewiel
incorrect wordt gemonteerd. OPMERKING:
Bij auto's die hiermee zijn uitge-
rust, moet u niet proberen een
wielmoersierdop of wieldop op
het thuiskomertje te installeren.
Raadpleeg "Noodreservewiel" en "Thuiskomer" onder "Ban-
den — Algemene informatie" in
"Starten en rijden" voor nadere
waarschuwingen, voorzorgs-
maatregelen en informatie over
het reservewiel, het gebruik en
de werking ervan.
8. Breng de wielmoeren aan met het
conusvormige uiteinde van de moer in
de richting van het wiel. Haal de wiel-
moeren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn.
9. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
10. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 150 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
dealer of een servicecenter nog eens
controleren met een momentsleutel.
11. Berg de krik, het gereedschap en
de lekke band op de daartoe bestemde
plaats op. Zorg dat de onderkant van
de krik naar achteren wijst voordat u
de klem vastdraait.
Reservewiel monteren
249
Page 256 of 324

WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij eennoodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ern-
stig letsel toebrengen. Berg de krik
en het reservewiel altijd op de
daartoe bestemde plaatsen op.
Laat de leeggelopen (lekke) band
onmiddellijk repareren of vervan-gen.
WIEL MONTEREN
1. Monteer het wiel op de as.
2. Breng de resterende wielmoeren
aan met het conusvormige uiteinde
van de moer in de richting van het
wiel. Haal de wielmoeren licht aan.WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door
de op de krik uitgeoefende kracht
verschuift, mogen de wielmoeren
pas definitief worden vastgezet als
de auto weer vast op de grond staat.
Als aan deze waarschuwing geen ge-
hoor wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn. 3. Laat de auto zakkeen op de grond
door de slinger linksom te draaien.
4. Zet de wielmoeren stevig vast.
Duw de moersleutel aan het einde van
de hendel omlaag voor meer hef-
boomwerking. Trek de wielmoeren in
stervolgorde aan totdat iedere moer
twee keer aangetrokken is. Het cor-
recte aanhaalmoment voor de moeren
is 150 Nm. Als u twijfelt of de moeren
goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw
erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedu-
res. OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een ander snellaadapparaat met een
systeemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade aanbrengen aan
accu, startmotor, dynamo of het
elektrisch systeem.WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer
de accu bevroren is. De accu kan
hierdoor openscheuren of explode-
ren, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
250
Page 257 of 324

VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu bevindt zich onder een deksel
in de kofferruimte. De hulppolen van
de accu voor het starten met startka-
bels bevinden zich aan de rechterkant
van het motorcompartiment. OPMERKING:
U kunt de hulppolen van de accu
zien als u aan de rechterkant van
het voertuig staat en over het spat-
bord kijkt.
Locatie hulppolen
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilatorwanneer de motorkap omhoog
staat. Als de contactschakelaar
aan staat, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor verwonding
door draaiende ventilatorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden
zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact kun-
nen maken. U kunt ernstig ge-
wond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in
uw huid en ogen kan branden en
ze produceren waterstofgas dat
ontvlambaar en explosief is. Houd
open vuur of vonken daarom al-
tijd uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische transmissie in de stand
PARK (parkeren) en zet de contact-
schakelaar in de stand LOCK (ver-
grendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikersuit. 3. Wanneer u een ander voertuig auto
gebruikt voor het starten met behulp
van startkabels, parkeer dit voertuig
dan zo dat accu met de startkabels
bereikbaar is, trek de handrem aan en
zorg ervoor dat de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk letsel
als gevolg.
STARTEN MET
STARTKABELSWAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan door een exploderende
accu leiden tot persoonlijk letsel of
schade aan eigendommen.
1 — Positieve (+) hulppool
2 — Negatieve (-) hulppool
251
Page 258 of 324

LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedu-
res kan leiden tot schade aan het
laadsysteem van het voertuig dat de
starthulp biedt, of van het voertuig
met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel(+) van de hulpstartkabel aan op de
positieve accupool (+)van de lege
accu.
2. Sluit het andere einde van de plus- kabel (+)aan op de pluspool (+)van
de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de massakabel (-) van de startkabel aan op de min-
pool (-)van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de mas-sakabel (-)aan op de negatieve accu-
pool (-)van de auto met de lege accu.WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de nega-
tieve pool (-)
van de lege accu. De vonk die
daardoor ontstaat kan de accu doen exploderen
en persoonlijk letsel veroorzaken
5. Start de motor van de auto met de
hulpaccu. Laat de motor enkele mi- nuten stationair draaien en start dan
de motor van de auto met de legeaccu.
Nadat de motor is gestart moeten de
startkabels in omgekeerde volgorde
worden verwijderd:
6. Koppel de negatieve
(-)hulpstart-
kabel los van de negatieve (-)aanslui-
ting in de auto met de ontladen accu.
7. Neem het andere einde van de massakabel (-)van de startkabel los
van de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Neem de pluskabel (+)van de
startkabel los van de pluspool (+)van
de hulpaccu.
9. Neem het einde van de pluskabel (+) los van de positieve (+)hulppool
van het voertuig met de lege accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp
van hulpstartkabels moet worden ge-
start, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten
controleren.
LET OP!
Accessoires die u op de aansluitcon-
tacten kunt aansluiten, ontvangen
stroom van de accu, ook wanneer u
ze niet gebruikt (bijv. mobiele tele-
foons, etc.). Wanneer u deze acces-
soires lang genoeg aangesloten laat,
raakt de accu zover ontladen dat de
levensduur ervan achteruitgaat
en/of dat u de motor niet meer kuntstarten.
EEN VASTZITTENDE
AUTO WEERVRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te
zitten in modder of sneeuw, kunt u de
auto meestal door een heen en weer
gaande beweging los krijgen. Draai
het stuurwiel links- en rechtsom om
de voorwielen vrij te maken. Schakel
vervolgens DRIVE en REVERSE
heen en weer. Druk het gaspedaal net
voldoende in om de heen en weer
gaande beweging van de auto op gang
te houden, zonder dat de wielen door-slippen.
252
Page 259 of 324

LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten
doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadi-
ging van de transmissie. Laat de mo-
tor minstens één minuut stationair
draaien met de keuzehendel in
NEUTRAL na de auto vijf keer heen
en weer bewogen te hebben. U voor-
komt zo oververhitting en vermin-
dert het risico op een versnellings-
bakdefect terwijl u lange tijd bezig
bent een auto vrij te krijgen.
OPMERKING:
Schakel het elektronisch stabili-
teitsprogramma (ESP) (voor be-
paalde uitvoeringen/markten), of
tractiecontrolesysteem (TCS) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
uit voordat u het voertuig heen en
weer beweegt. Raadpleeg "Elek-
tronisch remsysteem" in "Starten
en rijden" voor meer informatie.
LET OP!
Wanneer u een vastzittende auto heen en weer beweegt door snel te
schakelen tussen DRIVE en RE-
VERSE, mogen de wielen nooit
sneller ronddraaien dan 24 km/u
omdat anders schade kan ont-
staan aan de aandrijflijn.
Te veel gas geven leidt tot door-
slippen van de wielen, waardoor
de versnellingsbak beschadigd
kan raken en de auto zichzelf ver-
der ingraaft. Bovendien kunnen
de banden schade oplopen. Laat
de wielen niet met meer dan
48 km/u doorslippen (de trans-
missie schakelt niet op).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen
is gevaarlijk. De krachten die vrijko-
men bij extreem hoge wielsnelheden
kunnen de assen en banden ernstig
beschadigen. Er kan een band ex-
ploderen, waardoor iemand gewond
kan raken. Laat de wielen van uw
auto niet met een snelheid boven de
48 km/u of langer dan 30 seconden
ononderbroken ronddraaien. Zorg
ook dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een door-
slippend wiel, ongeacht de snelheid
waarmee het wiel ronddraait.
SLEEPOGEN
Uw auto is zowel aan de voor- als
achterzijde uitgerust met sleepogen.
253
Page 260 of 324

LET OP!
De sleepogen zijn alleen bedoeld
voor noodsituaties, om een in terrein
gestrande auto vrij te krijgen. Ge-
bruik de sleepogen niet om hieraan
een sleepvoertuig vast te maken of
om op de snelweg te slepen. U kunt
uw auto zo beschadigen. Om te sle-
pen kunt u beter sleepbanden dan
kettingen gebruiken, deze laatste
kunnen schade toebrengen.WAARSCHUWING!
Blijf van de auto's vandaan wanneer
u de sleepogen gebruikt. Sleepban-
den en -kettingen kunnen breken en
zo ernstig letsel toebrengen.
KEUZEHENDEL
ONTGRENDELEN —VIJFTRAPSTRANSMISSIE
Als zich een storing voordoet en de
keuzehendel niet uit de stand PARK
kan worden bewogen, dan kunt u de
volgende procedure uitvoeren om de
keuzehendel tijdelijk te kunnen bewe-gen: 1. Trek de parkeerrem stevig aan.
2. Verwijder de rubberen lade uit de
opbergruimte, links van de versnel-
lingspook. De boring van het ontgren-
delingsmechanisme bevindt zich on-
derin de lade, rechts van het rooster
van de versnellingspook.
3. Draai het contactslot naar de stand
ON/RUN zonder dat u de motor start
(motor uit).
4. Houd het rempedaal stevig inge- drukt.
5. Druk met een schroevendraaier of
iets dergelijks de ontgrendellip via de
boring in de middenconsole in en
houd hem ingedrukt.
6. Beweeg de keuzehendel in de stand NEUTRAL.
7. De motor kan vervolgens in de
stand NEUTRAL worden gestart.
8. Plaats de rubberen lade terug in de
opbergruimte.
HANDMATIGE PAR- KEERONTGRENDELING
— ACHTTRAPS TRANS-
MISSIE (3,6l motor)
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat de auto niet weg kan
rollen door de parkeerrem stevig aan
te trekken voordat u de handmatige
parkeerontgrendeling inschakelt.
Wanneer u de handmatige parkeer-
ontgrendeling inschakelt, kan het
voertuig wegrollen als u de parkeer-
rem niet hebt aangetrokken of als
het voertuig niet correct is verbon-
den met een sleepvoertuig. Wanneer
het voertuig niet op de parkeerrem
staat als de handmatige parkeeront-
grendeling wordt ingeschakeld, kan
dit leiden tot ernstig of dodelijk let-
sel van personen in of nabij het voer-tuig.
Versnellingshendel onderdrukken
254