OPEL KARL 2015.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.75, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2015.75Pages: 224, PDF Size: 5.12 MB
Page 151 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
150 Rijden en bedienen
Activering
Druk bij een draaiende motor op
"CITY". Het systeem werkt vanuit
stationair draaien tot 60 km/u en in
de achteruitversnelling. Bij hogere
snelheden schakelt het systeem
over op de reguliere modus. Na het
activeren ervan werkt de stads-
modus automatisch bij een snelheid
van minder dan 60 km/u.
Een brandende LED in de stads-
modus geeft aan dat het systeem
actief is.
Deactivering
Druk opCITY: de led in de knop
dooft uit. Elke keer bij het starten van de
motor wordt de stadsmodus gedeac-
tiveerd.
Overbelasting
Bij een zware belasting van het
stuurhuis in de stadsmodus, bijv. bij
langdurig inparkeren of bij druk
stadsverkeer, wordt het systeem
gedeactiveerd om oververhitting te
voorkomen. Het stuurhuis werkt in
de reguliere modus totdat de stads-
modus automatisch wordt geacti-
veerd.Storing
In geval van een systeemstoring
brandt
men ziet u een melding op
het Driver Information Center.
Boordinformatie
0Voertuigbe-
richten 079.
Page 152 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 151
Obstakeldetectiesys-
temen
Parkeerhulp (Parkeerhulp
achteraan)
{Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant-
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden
en het gebruik van de parkeer-
hulp achter de zone rondom
de auto.
De parkeerhulp achter vereenvou-
digt het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta-
kels achter te meten. Deze infor-
meert en waarschuwt de bestuurder
met geluidssignalen en een aandui-
ding op het display.
Het systeem heeft drie ultrasone
parkeersensoren in de achter-
bumper.
Aanwijzing:Accessoires e.d. die in
het detectiegebied van de sensoren
gemonteerd zijn, kunnen storingen
in het systeem veroorzaken.
Activering
Wanneer u de achteruit inschakelt,
wordt het systeem automatisch
geactiveerd. De aanwezigheid van
een obstakel wordt aangegeven
door geluiden.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto het
obstakel nadert. Bij een afstand van
minder dan 40 cm klinkt er een
continu geluidssignaal.
{Waarschuwing
Reflecterende oppervlakken van
voorwerpen of kleding en externe
geluidsbronnen kunnen er in
bepaalde omstandigheden toe
leiden dat het systeem een
obstakel niet registreert. In het
bijzonder moet gelet worden op
lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Deactivering
Het systeem schakelt automatisch
uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het systeem een
obstakel niet detecteert wanneer de
auto sneller rijdt dan10 km/u.
Storing
Bij een systeemstoring gaatX
branden.
Mocht het systeem bovendien tijde-
lijk niet werken wegens sneeuw op
de sensoren, gaat
Xbranden.
Page 153 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
152 Rijden en bedienen
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de
sensoren zijn bedekt, bijv. met ijs
of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Speciale situaties gelden bij het
inparkeren van grotere voertuigen
(bijv. terreinwagens, minivans,
bestelbusjes, campers, aanhang-
wagens en vrachtwagens). De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec-
tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp detecteert geen
objecten buiten het detectie-
bereik.
Bestuurdersonder-
steuningssystemen
{Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssys-
temen zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te
vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle-
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu-
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssi-
tuatie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
van ca. 25 tot 170 km/u opslaan en
aanhouden. Bij het op- en afrijden
van hellingen zijn afwijkingen van
de opgeslagen snelheid mogelijk.Om veiligheidsredenen kan de
cruise control pas worden ingescha-
keld nadat het rempedaal eenmaal
werd bediend.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelamp
5
0Controle-
lampen 064.
Page 154 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 153
Inschakelen
Druk op5; controlelamp5in de
instrumentengroep brandt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
5in de instrumentengroep brandt
groen. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door
gas te geven. Na het loslaten van
het gaspedaal wordt opnieuw de
opgeslagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief
is, het stelwiel op RES/+of draai het
meermaals kort naar RES/+: de
snelheid loopt continu of in kleine
stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door
het stelwiel naar SET/-te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief
is, het stelwiel op RES/-of draai het
meermaals kort naar RES/-: de
snelheid loopt continu of in kleine
stappen af.
Deactivering
Druk op*; controlelamp5in de
instrumentengroep brandt wit. De
cruise control is gedeactiveerd. De
laatste gebruikte ingestelde snelheid
wordt in het geheugen opgeslagen
voor het later hervatten van de
snelheid.
Automatisch uitschakelen:
. De rijsnelheid is lager dan ca. 25
km/u.
. Het rempedaal wordt bediend.
. Het koppelingspedaal wordt een
aantal seconden ingedrukt.
. De keuzehendel staat in
neutraal.
. Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
. Het Traction Control-systeem of
elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+bij
een snelheid boven 25 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt bereikt.
Page 155 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
154 Rijden en bedienen
Uitschakelen
Druk op5; controlelamp5in de
instrumentengroep dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Als u op
sdrukt voor het activeren
van de snelheidsbegrenzer of het
uitschakelen van het contact, wordt
ook de cruisecontrol uitgeschakeld
en wordt de opgeslagen snelheid
gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt
dat de auto een vooraf ingestelde
snelheidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden
ingesteld op een snelheid hoger dan
30 km/u.
De bestuurder kan alleen accele-
reren tot de vooraf ingestelde
snelheid. Bij het afrijden van
hellingen zijn afwijkingen van de
snelheidslimiet mogelijk.
Als het systeem geactiveerd is,
wordt de ingestelde snelheidslimiet
op het Driver Information Center
(DIC) weergegeven.
Activering
Druk ops. Als de cruisecontrol
eerder geactiveerd was, wordt deze
uitgeschakeld als de snelheidsbe-
grenzer wordt geactiveerd en dooft
controlelamp
5.
Ingestelde snelheidslimiet
Als de snelheidsbegrenzer geacti-
veerd is, houd u het stelwiel op
RES/+ of draait u herhaaldelijk kort
naar RES/+ tot de gewenste
snelheidslimiet op het DIC wordt
getoond. U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en het stelwiel kort naar
SET/-
draaien: de huidige snelheid
wordt opgeslagen als maximale
snelheid. De snelheidslimiet wordt
weergegeven op het DIC.
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti-
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli-
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de
weerstand heen in te trappen. De
snelheidslimiet knippert in het DIC
en er klinkt tegelijkertijd een geluids-
signaal.
Page 156 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 155
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid
dan de snelheidslimiet opnieuw
geactiveerd.
Deactivering
Druk op*: snelheidsbegrenzer is
gedeactiveerd en de snelheid van
de auto is niet meer begrensd.
De snelheidslimiet wordt
opgeslagen en verschijnt tussen
haakjes op het DIC. Ook verschijnt
er een bijbehorend bericht.
Snelheidslimiet hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen snelheidslimiet wordt
bereikt.
Uitschakelen
Druk ops, de weergegeven
snelheidslimiet dooft op het DIC. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door cruisecontrol te activeren door
op
5te drukken, wordt de
snelheidsbegrenzer ook gedeacti-
veerd en de opgeslagen snelheid
gewist. Door het contact uit te schakelen
wordt de snelheidsbegrenzer ook
gedeactiveerd maar de snelheidsli-
miet wordt opgeslagen voor de
volgende activering van de
snelheidsbegrenzer.
Lane Departure
Warning (LDW)
Het Lane Departure Warning-sys-
teem houdt via een frontcamera de
belijning in het oog van de rijstrook
waarop u rijdt. Het systeem herkent
veranderingen van rijstrook en
waarschuwt u met visuele en akoes-
tische signalen wanneer u
onbedoeld van rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
.
geen gebruik van de richtingaan-
wijzers
. geen gebruik van het rempedaal
. geen gebruik van het gaspedaal
of snelheidsverhoging
. geen actieve stuurbeweging
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
Activering
U activeert het Lane Departure
Warning System door op
@te
drukken. De brandende led in de
knop geeft aan dat het systeem is
ingeschakeld. Wanneer de controle-
lamp
@in de instrumentengroep
groen brandt, is het systeem klaar
voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij
snelheden van meer dan 56 km/u
en wanneer een wegbelijning
aanwezig is.
Page 157 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
156 Rijden en bedienen
Wanneer het systeem een
onbedoelde verandering van rijst-
rook herkent, dan wordt de controle-
lamp
@geel en knippert deze.
Tegelijkertijd hoort u een geluids-
signaal.
Deactivering
U deactiveert het systeem door@
in te drukken. De LED in de knop
gaat dan uit.
Bij snelheden van minder dan 56
km/u werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-sys-
teem werkt mogelijkerwijs niet goed
wanneer:
. De voorruit is niet schoon. .
De omgevingsomstandigheden
ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of
schaduwen.
Het systeem werkt niet als geen
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Brandstof
Brandstof (voor benzine-
motoren)
Gebruik alleen loodvrije brandstof
die voldoet aan de Europese norm
EN 228 of E DIN 51626-1 of gelijk-
waardig.
Uw motor is geschikt voor E10
brandstof die aan deze normen
voldoet. E10 brandstof bevat
maximaal 10% bio-ethanol.
Gebruik brandstof met het aanbe-
volen octaangetal
0Motorgegevens
0 209. Bij het gebruik van brandstof
met een te laag octaangehalte
kunnen het motorvermogen en
-koppel afnemen en neemt het
brandstofverbruik iets toe.
Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand-
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Page 158 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 157
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet
voldoet aan EN 228 of E DIN
51626-1 of soortgelijk, kan leiden
tot neerslag of motorschade en
vervallen van de garantie.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met
een te laag octaangetal kan
ongecontroleerde verbranding en
daarmee motorschade tot gevolg
hebben.
De tank vullen
{Gevaar
Zet de motor af en schakel extern
verwarmingen met verbrandings-
kamers uit alvorens te beginnen
met tanken. Schakel mobiele
telefoons uit.
Volg de bedienings- en veilig-
heidsinstructies van het tanksta-
tion tijdens het tanken.
{Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo-
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in uw auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak
daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
Page 159 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
158 Rijden en bedienen
1. Schakel de motor uit.
2. Trek de ontgrendelhendel vanhet tankdopklepje omhoog dat
zich op de vloer, linksvoor
naast de bestuurdersstoel
bevindt.
3. Draai het de tankdop langzaam linksom. Wacht met het
volledig losdraaien van de
tankdop als er een sissend
geluid hoorbaar is, totdat dit
geluid verdwenen is. Het
tankdopklepje bevindt zich op
het zijpaneel rechtsachter.4. Verwijder de dop. De dop zitmet een kettinkje aan de auto.
5. Draai de dop na het tanken weer vast. Draai deze
rechtsom vast totdat u een
aantal klikken hoort.
6. Druk het tankdopklepje dicht totdat het vergrendelt.
Aanwijzing: Tik zachtjes op het
tankdopklepje als het tankdopklepje
bij temperaturen onder het vriespunt
niet opengaat. Probeer vervolgens
nogmaals het tankdopklepje te
openen.
Voorzichtig
Neem overstromende brandstof
onmiddellijk af.
Brandstofverbruik -
CO2-uitstoot
Het brandstofverbruik (gecombi-
neerd) van het model Opel Karl
varieert tussen 4,5 en 4,3 l/100 km.
De CO
2emissie (gecombineerd) ligt
tussen 104 tot 99 g/km.
Raadpleeg voor de specifieke
waarden van uw auto het bij de auto
geleverde EC-keurmerk of andere
bij de auto geleverde voertuigdocu-
menten.
Algemene informatie
De officiële waarden voor brandstof-
verbruik en de specifieke CO2
emissie betreffen het EU-basis-
model met standaarduitrusting.
Gegevens over brandstofverbruik en
CO
2emissie zijn bepaald volgens
de regelgeving R (EU) Nr.
Page 160 of 224

OPEL Karl Owner Manual (GMK-Localizing-EU LHD-9231167) - 2016 - crc -
5/8/15
Rijden en bedienen 159
715/2007 (in de respectievelijke
versie van toepassing), rekening
houdend met het voertuiggewicht in
werkende staat, zoals gespecifi-
ceerd is door de regelgeving.
De cijfers worden alleen vermeld ter
vergelijking tussen verschillende
voertuigvarianten en moeten niet
worden beschouwd als garantie
voor het werkelijke brandstofver-
bruik van een specifiek voertuig.
Accessoires leiden mogelijk tot een
geringe verhoging ten opzichte van
het brandstofverbruik en de
CO
2-emissie die zijn opgegeven.
Bovendien is het brandstofverbruik
afhankelijk van de persoonlijke rijstijl
en van de weg- en verkeersomstan-
digheden.