Peugeot 208 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2015Pages: 412, PDF Size: 9.11 MB
Page 211 of 412

Storingen verhelpen209
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F Sluit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. Een aantal functies, waaronder het Stop
& Start-systeem, is niet beschikbaar
als de laadtoestand van de accu
onvoldoende is.
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
8
Page 212 of 412

Storingen verhelpen
210
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
heeft. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
12V-accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn. F
B eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Page 213 of 412

Storingen verhelpen211
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Loskoppelen van de accu
Om er zeker van te zijn dat de laadtoestand van
de accu voldoende is om de motor starten, is
het raadzaam de accu los te koppelen wanneer
u gedurende langere tijd geen gebruikmaakt
van uw auto.
Alvorens de accu los te koppelen moet u de
volgende handelingen uitvoeren:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers uit
(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.),
F
z
et het contact af en wacht vier minuten.
U hoeft vervolgens slechts de pluspool (+) van
de accu los te nemen. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Na het weer aansluiten van de
accu
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
d e motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
- ...
Aansluiting met snelkoppeling
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
D omlaag te duwen.
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de
accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.
8
Page 214 of 412

Storingen verhelpen
212
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Slepen
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte:
F
o
pen de achterklep,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
n
eem het sleepoog uit de houder.
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met stilstaande
motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging
uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen
slepen door een professioneel
bergingsbedrijf :
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de handrem los te zetten,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang...
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Page 215 of 412

Storingen verhelpen213
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door
het rechts onder in te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand. F
M aak het klepje in de achterbumper los
door op de onderkant ervan te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de
twee auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt.
F
Z
et bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de selectiehendel
in de stand N .
F
Z
et bij een automatische transmissie
de selectiehendel in de stand N .
Het niet opvolgen van dit voorschrift
kan er toe leiden dat bepaalde
componenten (remsysteem,
transmissie...) beschadigd raken en
dat de rembekrachtiger na het starten
mogelijk niet meer werkt.
F O ntgrendel de stuurinrichting door
de sleutel in het contact één stand te
verdraaien en zet de handrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel
de snelheid als het af te leggen traject
beperkt.
8
Page 216 of 412

Storingen verhelpen
214
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd
die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van
de desbetreffende motorruimte.
Brandstoftank leeg (diesel)
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging.
1.6 HDi-motor
(behalve BlueHDi)
F
V ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F
S
luit de motorkap.
BlueHDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten. Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
Page 217 of 412

Technische gegevens215
208_nl_Chap09_caracteristique-technique_ed01-201
Algemeen
Technische gegevens van
de motoren Gewichten en
aanhangergewichten
Het rijklaar gewicht is gelijk aan het ledig
gewicht + de bestuurder (75
kg).
Het maximaal toegestane treingewicht en de
aanhangergewichten gelden tot een hoogte
van maximaal 1000
meter. Het opgegeven
aanhangergewicht dient voor elke extra
1000
meter met 10% te worden verminderd.
Het totale gewicht van de aanhanger kan,
binnen het maximaal toegestane treingewicht,
worden verhoogd indien de belading van de
auto wordt verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen met
het maximale gewicht op de (zonder of met
gereedschap afneembare) trekhaakkogel. Bij hoge buitentemperaturen kunnen de
prestaties van de auto minder worden
om de motor te beschermen. Als de
buitentemperatuur meer dan 37°C
bedraagt, moet het treingewicht worden
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met
een licht beladen auto heeft een
negatieve invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger
heeft de auto een langere remweg.
Bij het trekken van een aanhanger mag
nooit harder worden gereden dan 100
km/h
of de plaatselijk geldende snelheidslimiet
(in Nederland wettelijk 90
km/h).
M TAC: maximaal technisch toegestaan
totaalgewicht.
MTRA : maximaal toegestaan treingewicht.
De technische gegevens van de motor
(cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal
toerental, brandstof, CO
2-uitstoot...) van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in
de commerciële documentatie.
Deze gegevens komen overeen met de op de
motortestbank gehomologeerde waarden, onder
de omstandigheden die zijn vastgelegd in de
Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De gewichten een aanhangergewichten van uw
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het plaatje of de
sticker van de constructeur.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over deze identificatiemiddelen.
Raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
9
Page 218 of 412

Technische gegevens
216
208_nl_Chap09_caracteristique-technique_ed01-201
Motor MotorcodeVersnellingsbakHoeveelheid
motorolie met
vervangen filter (liter)Aanhanger
ongeremd (kg) Aanbevolen
kogeldruk (kg)
1.0
PureTech 68 CE5
/ KR5
(EB0
/ EB0F)
Handgeschakeld, 5 versnellingen(BVM5) 3,31450 -
450 (VASP-VUL)30
-
30 (VASP) - 46 (VUL)
1.2
PureTech 68 QA5
(EB2FB)
Handgeschakeld, 5 versnellingen(BVM5) 3,31
--
1.2
PureTech 82 CG5
/ KQ5
(EB2
/ EB2F)
Handgeschakeld, 5 versnellingen(BVM5) 3,31520 -
520 ( VAS P-V U L)46
CGP
(EB2
MAPS)
Elektronisch gestuurd, 5 versnellingen(ETG5) 3,31
520 46
1.2
PureTech 82
S&S KQV
(EB2F)
Elektronisch gestuurd, 5 versnellingen(ETG5) 3,31
500 33
1.2
PureTech 110
S&S CQJ / CZJ
(EB2DT / EB2DTM)
Handgeschakeld, 5 versnellingen(BVM5) 3,56
570 / 450
46
CQQ / CZQ
(EB2DT / EB2DTM) Automatisch,
6
versnellingen ( E AT 6) 3,56
570
/ 45046
1.6
VTi 120 CA5
(EP6C)
Handgeschakeld, 5 versnellingen(BVM5) 4,2
580 46
CAL
(EP6C) Automatisch,
4
versnellingen (BVA 4) 4,2
580 46
1.6
THP 165
S&S KHK
(EP6FDT)
Handgeschakeld, 6 versnellingen(BVM 6) 4,2
580 46
1.6
THP 208
S&S KJK
(EP6FDTX)
Handgeschakeld, 6 versnellingen(BVM 6) 4,2
580 46
Benzinemotoren
VASP: gemotoriseerd voertuig met speciale functieVUL: lichte bedrijfswagen
Page 219 of 412

Technische gegevens217
208_nl_Chap09_caracteristique-technique_ed01-201
Dieselmotoren
MotorMotorcodeVersnellingsbakHoeveelheid
motorolie met
vervangen filter (liter)Aanhanger
ongeremd (kg) Aanbevolen
kogeldruk (kg)
1.6
HDi 75 BX5
(DV6EM)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 570 46
1.6
BlueHDi 75 KM5
(DV6FE)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 570 -
570 ( VAS P-V U L) 46
-
46 (VUL) - 30 (VASP)
1.6
BlueHDi 75
S&S KMJ
(DV6FE)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 410 -
410 ( VA S P)46
1.6
HDi 92 BW5
/ BF5
(DV6DM / DV6D)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 570 -
570 ( VAS P-V U L) 46
1.6
e- HDi 92
S&S BFS
(DV6 D)
Elektronisch gestuurd, 6 versnellingen(ETG6)3,83 570 46
1.6
BlueHDi 100 KE5
(DV6 FD)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 570 -
570 ( VAS P_V U L) 46
1.6
BlueHDi 100
S&S KEJ
(DV6 FD)
Handgeschakeld, 5 versnellingen
(BVM5)3,83 520 -
570 ( V U L)46
KES
(DV6 FD)
Elektronisch gestuurd, 6 versnellingen(ETG6)3,83 570 46
1.6
BlueHDi 115
S&S LAK
(DV6 FCD)
Handgeschakeld, 6 versnellingen
(BVM 6)3,83 570 46
1.6
BlueHDi 120
S&S KDK
(DV6 FC)
Handgeschakeld, 6 versnellingen
(BVM 6)3,83 570 46
VUL : lichte bedrijfswagen
VASP : gemotoriseerd voertuig met speciale functie
9
Page 220 of 412

Technische gegevens
218
208_nl_Chap09_caracteristique-technique_ed01-201
Afmetingen (in mm)
5-deurs 3-deurs