YAMAHA TDM 900 2003 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2003, Model line: TDM 900, Model: YAMAHA TDM 900 2003Pages: 110, PDF Size: 7.67 MB
Page 51 of 110

6-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU01139
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Stroomlijn- en framepanelen, verwijderen en aanbrengenBij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeel-
de stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepaneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A
DAU04937
Stroomlijnpanelen A en B.
Verwijderen van een stroomlijnpaneel
Verwijder de paneelschroeven en de
drukclip en trek het stroomlijnpaneel dan
los zoals getoond.
OPMERKING:
De drukclip wordt losgehaald door met
een schroevendraaier de pen op het mid-
den in te drukken en dan de drukclip los
te trekken.
1. Schroef (×6)
2. Drukclip1. Stroomlijnpaneel B
2. Paneel B
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 50
Page 52 of 110

6-6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven en de drukclip aan.
OPMERKING:
Om de drukclip te bevestigen wordt de
pen terug gedrukt zodat deze uitsteekt uit
de kop van de drukclip; steek dan de
drukclip in het stroomlijnpaneel en druk
de uitstekende pen naar binnen tot deze
gelijk ligt met de kop van de clip.
1. Drukclip
2. Pin
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronke-
lijke positie en breng dan de schroef
aan.
2. Breng het stroomlijnpaneel en het
zadel aan.
1. Paneel B
DAU03317
Stroomlijnpanelen A en B
Om een der panelen te verwijderen
1. Verwijder het bijbehorende paneel A
of B. (Zie pagina 6-5 voor de werk-
wijze bij verwijderen en aanbrengen
van het stroomlijnpaneel.)
2. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13
voor instructies over verwijderen en
aanbrengen van het zadel.)
3. Verwijder de schroef en neem dan
het paneel los.
1. Schroef
Na het verwijderen Voor het installeren
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 51
Page 53 of 110

6-7
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU01880
Controleren van de bougiesBougies, controlerenBougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten wor-
den gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. De conditie van de bougies kan
daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin
verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal
met de machine wordt gereden), en alle
bougies in de motor horen dezelfde ver-
kleuring te hebben. De motor is mis-
schien defect als een van de bougies een
duidelijk andere kleur heeft. Probeer der-
gelijke problemen niet zelf vast te stellen.
Laat in plaats daarvan uw motorfiets
nakijken door een Yamaha dealer.Reinig het oppervlak van de bougiepak-
king en het pasvlak en verwijder eventu-
eel vuil uit de schroefdraad van de bou-
gie.
a. Elektrodenafstand
Vervang een bougie als de elektroden
blijken te zijn afgesleten en als overmati-
ge koolaanslag of andere neerslag
gevonden wordt.
Voordat een bougie wordt aangebracht,
moet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat worden gemeten; breng
als dat nodig is de elektrodenafstand op
specificatie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
17,5 Nm (1,75 m·kgf)
Voorgeschreven bougie:
DPR8EA-9 (NGK) of
X24EPR-U9 (DENSO)
Elektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 52
Page 54 of 110

6-8
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
OPMERKING:
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aan-
haalmoment ongeveer correct als een
kwartslag tot een halve slag-verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juis-
te aanhaalmoment te worden aange-
draaid.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien en met de
pijlmarkering naar boven gericht,
zoals getoond) en neem dan weer
uit om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
De motorolie moet tussen de merkstre-
pen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. Vuldop motorolie
DAU04619
Motorolie en oliefilterelementMotorolie en oliefilterelementVoor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst en het oliefilterele-
ment worden vervangen volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke
ondergrond en houd hem verticaal.
OPMERKING:
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het motorolieniveau.
Wanneer de motorfiets iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.
2. Start de motor, laat hem 15 minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 53
Page 55 of 110

6-9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DC000000
<>
Gebruik de motorfiets alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
1. Vuldop motorolie
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
pluggen om de olie uit het carter te
laten stromen.
OPMERKING:
Sla de stappen 4–6 over als het oliefilter-
element niet wordt vervangen.
1. Aftapplug motorolie A
DW000065
X@
Draai de oliereservoirdop nooit los
direct nadat op hoge snelheid is gere-
den, de hete motorolie kan dan naar
buiten spuiten en schade of brand-
wonden veroorzaken. Geef de motoro-
lie steeds de gelegenheid voldoende af
te koelen voordat de oliereservoirdop
wordt verwijderd.
4. Als de motorolie beneden de merks-
treep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbe-
volen soort, bij tot het correcte
niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
OPMERKING:
8Het motoroliereservoir zit achter de
cilinders.
8De motorolie moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 54
Page 56 of 110

6-10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
4. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Aftapplug motorolie B
2. Oliefilterdeksel
3. Bout (×5)
7. Breng de olieaftappluggen aan en
zet deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast. 5. Verwijder en vervang het oliefilter-
element en de o-ringen.
6. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
1. Oliefilterelement
2. O-ring (×2)
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Aanhaalmomenten:
Motorolieaftapplug A:
35 Nm (3,5 m·kgf)
Motorolieaftapplug B:
30 Nm (3,0 m·kgf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van
oliefilterelement:
3,8 L
Met vervanging van
oliefilterelement:
3,9 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
4,7 L
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 55
Page 57 of 110

6-11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DCA00133
<>
8Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppeling)
mogen geen chemische additie-
ven worden toegevoegd. Gebruik
geen olieën met een “CD” diesel-
specificatie of olieën met een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen oliën met
een “ENERGY CONSERVING II” of
hogere aanduiding.
8Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
DAU04879
KoelvloeistofKoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet de
koelvloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
Controleren1. Zet de motorfiets op de middenbok.
OPMERKING:
8Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
8Zorg dat de motorfiets rechtop staat
bij het controleren van het koelvloei-
stofniveau. Wanneer de motorfiets
iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 56
Page 58 of 110

6-12
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Als de koelvloeistof bij of beneden
de merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het stroomlijnpa-
neel B (zie pagina 6-6 voor verwijde-
ren en aanbrengen van het stroom-
lijnpaneel), open de reservoirdop,
vul koelvloeistof bij tot de merks-
treep voor maximumniveau, breng
dan de reservoirdop weer aan en
monteer tenslotte het stroomlijnpa-
neel.
1. Dop van koelvloeistofreservoir
DW000067
X@
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
OPMERKING:
8De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator.
8Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-45 nadere instructies
vermeld.
DC000080
<>
8Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht
leidingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, hierdoor kan
de motor worden beschadigd.
8Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koel-
vloeistof, anders wordt de motor
onvoldoende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd
tegen bevriezing en corrosie.
8Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de koel-
vloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effec-
tief zijn.
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,25 L
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 57
Page 59 of 110

6-13
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04461
Verversen van de koelvloeistofVerversen1. Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond en laat het motorblok zo
nodig afkoelen.
2. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13
voor instructies over verwijderen en
aanbrengen van het zadel.)
3. Verwijder het stroomlijnpaneel B en
het paneel B. (Zie pagina 6-5 en 6-6
voor de werkwijze bij het verwijderen
en aanbrengen van stroomlijnpane-
len en framepanelen.)
4. Verwijder de bevestigingsbouten
voor de brandstoftank en licht dan
de brandstoftank op om deze bij het
koelvloeistofreservoir te verwijderen.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
5. Schuif een opvangbak onder de
motor om de gebruikte koelvloeistof
op te vangen.7. Verwijder de aftappluggen voor koel-
vloeistof om het koelsysteem leeg te
maken.
11
1. Aftapplug koelvloeistof (×2)
6. Verwijder de borgbout voor de koel-
vloeistofradiatorvuldop en de dop
zelf.
DW000067
X@
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
1. Borgbout koelvloeistofradiatorvuldop
2. Koelvloeistofradiatorvuldop
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 58
Page 60 of 110

6-14
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8. Verwijder de bevestigingsbout van
het koelvloeistofreservoir.
9. Trek het koelvloeistofreservoir
omhoog en van de motorfiets van-
daan.
10. Draai de dop open zodat de achter-
gebleven koelvloeistof uit het reser-
voir kan stromen en keer vervolgens
het reservoir om.
11. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand
te plaatsen en breng dan de bout
aan.
12. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
13. Breng de aftappluggen voor koel-
vloeistof aan en zet ze vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Controleer of de sluitringen beschadigd
zijn en vervang ze zo nodig.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator tot hij vol is. Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers
voor aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
1,7 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 59