CITROEN C-ELYSÉE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2016, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2016Pages: 330, PDF Size: 21.93 MB
Page 291 of 330

6
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de sleutel
knipperen
om aan te geven dat de
onderhoudswerkzaamheden zo spoedig
mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor wordt deze waarschuwing,
zodra het contact is aangezet,
gecombineerd met het permanent
branden van het verklikkerlampje Ser vice.
Bij de berekening van de resterende
hoeveelheid af te leggen kilometers kan
ook de factor tijd worden meegewogen,
afhankelijk van de rijgewoontes van de
bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan branden
als het inter val in tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant, is
overschreden.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor kan de sleutel ook eerder
gaan branden, afhankelijk van de
kwaliteit van de motorolie (volgens land
van bestemming).
De afname van de kwaliteit van
de motorolie is afhankelijk van de
rijomstandigheden van de auto.
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
.
Page 292 of 330

3
5
Rijden
Parkeerhulp achter
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een
fietsendrager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een door het netwerk
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Storing
Als er een storing optreedt,
gaat bij het inschakelen van de
achteruitversnelling dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel branden
in combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Raadpleeg het netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Onderstaande informatie heeft betrekking op de aanwezigheid van de autoradio / Bluetooth
®
met geïntegreerd scherm in de auto.
Page 293 of 330

7
5
Rijden
Stop & Start-systeem
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet:
- als u, bij een elektronisch gestuurde
5-versnellingsbak,
bij stilstaande auto het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in
de stand N
zet.
Een teller telt de duur van de momenten dat de
motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,
- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het controlelampje "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop&Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem in de STOP-
stand is gezet. Zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
STOP-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Page 294 of 330

8
Rijden
Uitschakelen
Overgang naar de START-stand
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak
:
- met de selectiehendel in de stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat,
- met de selectiehendel in de stand N
en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in de stand A
of M
zet,
- of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de
START-stand automatisch worden geactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Page 295 of 330

9
5
Rijden
Onderhoud
Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en ver volgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op
het instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet
in dat geval het contact af en start de auto dan
met behulp van de sleutel.
Storingen
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Schakel omwille van de veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
aan dit type accu uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Page 296 of 330

10
Veiligheid
Bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem
is niet meer dan een hulpmiddel,
hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid
van de bestuurder niet door het
systeem kan worden ver vangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reser vewiel). Doe dit ook
voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10 km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Page 297 of 330

11
7
Veiligheid
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende.
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
)
Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
)
Stop zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
)
Controleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
)
Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het ver wisselen van
een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
Er is een sticker op de middenstijl aan de
bestuurderszijde aangebracht om u hierop
attent te maken.
Page 298 of 330

12
Veiligheid
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact
en stilstaande auto
:
- via het configuratiemenu van de auto bij auto's met display,
- met de knop in het dashboardkastje bij auto's zonder display.
)
Druk op de toets MENU
om het algemene
menu te openen.
)
Druk op de toets "
" of "
" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie
", te selecteren en bevestig
uw keuze door op de middelste toets te
drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om het
menu " Configuratie auto instellen
", te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de middelste toets te drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om de
categorie " Rijhulpsysteem
", te selecteren
en bevestig uw keuze door op de middelste
toets te drukken.
)
Druk op de toets "
" of "
" om
" Bandenspanning
"
" en ver volgens
" Reset
" te selecteren en bevestig uw
keuzes door op de middelste toets te
drukken.
Het resetten wordt bevestigd door een
melding.
Monochroom display C
Auto's zonder display
)
Open het dashboardkastje.
)
Houd deze knop enige tijd ingedrukt.
Een geluidssignaal met een lage toon geeft aan
dat het systeem is gereset.
Een geluidssignaal met een hoge toon geeft
aan dat het systeem niet is gereset.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Page 299 of 330

13
7
Veiligheid
Storing
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
ver wijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
ver volgens.
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en ver volgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Ser vice, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Page 300 of 330

14
Praktische informatie
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de
afbeelding van de motorruimte in de rubriek
"Dieselmotor".
Als de tank van uw auto is voorzien van
een tankbeveiliging, raadpleeg dan de
desbetreffende rubriek.
Brandstoftank leeg (diesel)
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.
)
Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
)
Open de motorkap.
)
Bedien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
)
Bedien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15 seconden en start de
motor opnieuw).
)
Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
)
Sluit de motorkap.
HDi 92-motor
)
Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
)
Zet het contact aan (zonder de motor te
starten).
)
Wacht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
)
Herhaal de handelingen 10 keer.
)
Bedien de startmotor om de motor te
starten.
BlueHDi-motor