JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 71 of 370

69
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers (mijlen) hebt gereden
met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met een erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhelpen.
Het controlelampje "ESC uitgeschakeld"
en het controlelampje "ESC" gaan kort
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet.
Het ESC-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit
is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt.
Dit lampje gaat branden bij een ingreep
van ESC.
Waarschuwingslampje elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) uitgeschakeld
— indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan
dat het elektronisch stabiliteitsre-
gelsysteem (ESC) is uitgeschakeld.
Telkens wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt gezet,
wordt het ESC-systeem ingeschakeld, ook
wanneer dit eerder werd uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje
brandstofonderbreking — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden na een ongeval. De brand -
stoftoevoer wordt uitgeschakeld.
Waarschuwingslampje voor de
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Het waarschuwingslampje voor de
rijstrookdetectie gaat continu geel
branden wanneer het voertuig een
rijstrookmarkering nadert. Het
waarschuwingslampje knippert wanneer het
voertuig over de rijstrookmarkering rijdt.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het LaneSense-systeem niet
werkt en onderhoud vereist. Bezoek een
erkende dealer.
Waarschuwingslampje laag
koelvloeistofpeil
Dit lampje gaat branden om aan te
geven dat het koelvloeistofpeil van
het voertuig laag is.
Raadpleeg voor meer informatie de paragraaf
"Controle van koelvloeistof" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud".
Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
Afhankelijk van het feit of de tankin -
houd 51 liter (13,5 gal) of 60 liter
(15,8 gal) is, gaat het controlelampje
voor laag brandstofpeil branden als
het brandstofpeil zakt tot onder respectievelijk
5,6 liter (1,5 gal) of 6,6 liter (1,7 gal).
Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden als het peil van de ruiten -
sproeiervloeistof laag is.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 69
Page 72 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
70
Motorcontrole-/storingslampje
Het motorcontrole/storingslampje
maakt deel uit van het boorddiag-
nosesysteem (OBD II) dat de rege -
ling van de motor en de
automatische versnellingsbak controleert.
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de contactschakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, voordat de motor start. Als het
lampje niet gaat branden wanneer u de
contactschakelaar van OFF naar ON/RUN
draait, laat uw voertuig dan direct contro -
leren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een
losse of afwezige brandstofvuldop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het aanslaan
van de motor het storingslampje gaan
branden. De auto moet worden afgeleverd
voor onderhoud als het lampje aanblijft
tijdens een paar ritten zoals die voor u
gebruikelijk zijn. In de meeste gevallen kan
dan normaal met de auto worden gereden en
is slepen niet noodzakelijk.
Bij een draaiende motor kan het storingsindi -
catielampje gaan knipperen als er sprake is
van ernstige storingen die ertoe kunnen
leiden dat het motorvermogen onmiddellijk
wegvalt of dat de katalysator ernstig bescha -digd raakt. Als dit gebeurt, moet het voertuig
zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden gecontroleerd.
Waarschuwingslampje AdBlue®
(UREUM)-inspuitsysteem defect — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden, samen met een speciale
melding op het display (indien
aanwezig) als er een onbekende
vloeistof die niet voldoet aan aanvaardbare
eigenschappen is gebruikt, of als een gemid -
deld verbruik van AdBlue® (UREUM) van
meer dan 50% wordt gedetecteerd. Neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende dealer.
Als het probleem niet is opgelost, wordt een
specifiek bericht weergegeven op het display
van de instrumentengroep wanneer een
bepaalde drempelwaarde wordt bereikt
totdat het niet meer mogelijk is om de motor
te starten.
Wanneer ongeveer 200 km (125 mijl)
resteren voordat de AdBlue®-tank (UREUM)
leeg is, verschijnt er een continu speciaal
bericht op het instrumentenpaneel, verge -
zeld van een zoemergeluid (indien
aanwezig). WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u
langzaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge planten,
hout, karton enz. Dit ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het
voertuigregelsysteem beschadigd raken.
Het kan ook van invloed zijn op het
brandstofverbruik en het rijgedrag. Als het
lampje knippert, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het
motorvermogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 70
Page 73 of 370

71
Waarschuwingslampje Onderhoud adaptieve
cruisecontrol — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
de ACC niet werkt en onderhoud
nodig heeft. Raadpleeg de para-
graaf "Adaptieve cruisecontrol
(ACC)" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er
sprake is van een storing van het
vierwielaandrijvingssysteem. Als
het lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel -
aandrijving niet correct werkt en moet
worden nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
Lampje Service Forward Collision Warning
(FCW) — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat er een
storing aanwezig is in het Forward
Collision Warning-systeem. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud. Raadpleeg de paragraaf "Forward Collision
Warning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie.
Waarschuwingslampje onderhoud Stop/
Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het Stop/
Start-systeem niet correct werkt en
onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met een erkende dealer voor
onderhoud.
Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
Het waarschuwingslampje gaat
branden en er wordt een bericht
weergegeven om aan te geven dat
de bandenspanning lager is dan de
aanbevolen waarde en/of langzaam span -
ningsverlies optreedt. In deze gevallen,
worden de optimale gebruiksduur van de
banden en het optimale brandstofverbruik
mogelijk niet gegarandeerd.
Indien een of meer banden in de bovenge-
noemde staat zijn, toont het display de aanwij -
zingen voor elke overeenkomstige band.
Alle banden, ook de reserveband (indien
aanwezig) moeten elke maand worden
gecontroleerd wanneer ze koud zijn en opge
-
pompt tot de bandenspanning die door de
fabrikant wordt aanbevolen op de banden -
spanningssticker. Als uw voertuig banden
heeft met een andere maat dan wordt aange -
geven op de bandenspanningssticker, moet u
de juiste bandenspanning voor die banden
achterhalen.
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto
uitgerust met een bandenspanningscontrole -
systeem, dat ervoor zorgt dat het banden -
spanningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te
laag is. Als het bandenspanningslampje gaat
branden, moet u zo snel mogelijk stoppen en
LET OP!
U mag niet verder rijden met een of meer
lekke banden, omdat de bestuurbaarheid
van de auto dan wordt aangetast. Stop het
voertuig, en voorkom daarbij krachtig
remmen en sturen. Repareer een lekke
band onmiddellijk met de speciale
bandenreparatiekit en neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 71
Page 74 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
72
uw banden controleren en deze tot de juiste
bandenspanning oppompen. Als u met een
veel te lage bandenspanning rijdt, raakt de
band oververhit en kan de band defect raken.
Een te lage bandenspanning verhoogt ook
het brandstofverbruik, vermindert de levens-
duur van de band en kan het rij- en remge -
drag van de auto nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geen vervanging voor juist onderhoud van uw
banden. Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om de juiste bandenspanning
te handhaven, zelfs wanneer de bandenspan -
ning nog niet het lage niveau heeft bereikt
waarbij het bandenspanningslampje gaat
branden. Uw voertuig is ook uitgerust met een contro
-
lelampje voor storingen van het bandenspan -
ningscontrolesysteem, dat gaat branden
wanneer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het
bandenspanningscontrolesysteem werkt in
combinatie met het bandenspannings -
lampje. Als het systeem een storing detec -
teert, knippert het lampje gedurende
ongeveer één minuut, waarna het continu
gaat branden. Zolang er sprake van een
storing is, wordt deze reeks telkens herhaald
wanneer de auto wordt gestart. Als het
storingslampje brandt, is het mogelijk dat
lage bandenspanning niet wordt gedetec -
teerd of gemeld. Storingen van het banden -
spanningscontrolesysteem kunnen optreden
om verschillende redenen, waaronder de
installatie van vervangende of alternatieve
banden of wielen. Controleer altijd het
controlelampje voor storingen van het
bandenspanningcontrolesysteem nadat een
of meer banden of wielen van het voertuig
zijn vervangen om er zeker van te zijn dat de
vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het banden -
spanningcontrolesysteem niet verhinderen. LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele banden
en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn
ingesteld voor de bandenmaat van uw
auto. Het gebruik van vervangende
onderdelen met een andere maat, type en/
of stijl kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren
beschadigd raken. Gebruik van
niet-originele bandenafdichtingsmiddelen
kan ertoe leiden dat de sensor van het
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
niet meer werkt. Na gebruik van een
niet-origineel bandenafdichtingsmiddel
wordt geadviseerd dat u uw voertuig naar
een erkende dealer brengt om de werking
van de sensor te laten controleren.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 72
Page 75 of 370

73
(Vervolgd)
Waarschuwingslampje storing trekhaak —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
een storing met de trekhaak is
opgetreden. Neem contact op met
een erkende dealer voor onderhoud.
Gele controlelampjes
Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOW staat van de vierwiel-
aandrijving. De aandrijfassen vóór
en achter zijn samen mechanisch vergren -
deld waardoor de voor- en achterwielen
worden gedwongen om bij dezelfde snelheid
te draaien. De modus Low zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding zodat meer
koppel aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving — indien aanwezig" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie of de werking en het gebruik van
vierwielaandrijving.
Controlelampje 4WD-vergrendeling
Dit lampje waarschuwt de
bestuurder dat het voertuig in de
modus LOCK (vergrendeld) staat
van de vierwielaandrijving. De
aandrijfassen vóór en achter zijn samen
mechanisch vergrendeld waardoor de voor-
en achterwielen worden gedwongen om bij
dezelfde snelheid te draaien.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de
vierwielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie of de werking
en het gebruik van vierwielaandrijving.
Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden wanneer er een storing is
gedetecteerd in de actieve snel -
heidsbegrenzer.
Controlelampje reiniging roetfilter (DPF) —
alleen dieselmodellen met DPF (indien
aanwezig)
Dit controlelampje gaat branden, of
er verschijnt een bericht om aan te
geven dat het DPF-systeem achter -
gebleven vuil (roetdeeltjes) middels het regeneratieproces dient te verwijderen.
Het lampje/bericht wordt niet ingeschakeld
tijdens elke DPF-regeneratie, maar alleen
wanneer de rijomstandigheden vereisen dat
de bestuurder wordt gewaarschuwd. Houd de
auto in beweging tot het regeneratieproces
voorbij is, om het symbool uit te schakelen.
Het proces duurt gemiddeld 15 minuten.
De optimale omstandigheden voor het
voltooien van het proces worden bereikt bij
een snelheid van 60 km/u (37 mph) met een
toerental van meer dan 2000 tpm.
Als dit lampje/bericht aanschakelt, duidt dat
niet op een storing van de auto en hoeft dus
niet naar de garage gebracht te worden.
OPMERKING:
Bij sommige uitvoeringen, wordt samen met
het oplichten van het symbool, een speciale
melding op het display getoond.
LET OP!
De voertuigsnelheid van de auto moet
altijd worden aangepast aan de verkeers-
en weersomstandigheden en moet voldoen
aan de wettelijke verkeersregels.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 73
Page 76 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
74
Controlelampje FCW — indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om u
te waarschuwen voor een mogelijke
aanrijding met een voertuig vóór u.
Controlelampje Forward Collision Warning
uit — indien aanwezig
Dit controlelampje licht op om aan
te geven aan dat Forward Collision
Warning uitgeschakeld is.
Startblokkering defect / controlelampje VPS
elektrisch alarm
Dit verklikkerlampje gaat branden
wanneer het alarmsysteem heeftgedetecteerd dat iemand heeft geprobeerd in
te breken in het voertuig.
OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gedraaid, zou het waarschuwings
-
lampje van het alarmsysteem kunnen gaan
branden als er een probleem met het
systeem wordt gedetecteerd. De motor wordt
dan na twee seconden uitgeschakeld.
Controlelampje Laag niveau
AdBlue®-additief (UREUM) — indien
aanwezig
Het controlelampje Laag niveau
AdBlue®-additief (UREUM) gaat
branden wanneer het
AdBlue®-niveau (UREUM) laag is.
Vul de AdBlue®-tank (UREUM) zo snel moge -
lijk bij met ten minste 5 liter (1,3 gallon)
AdBlue® (UREUM).
Als het bijvullen is uitgevoerd met een bijna
lege AdBlue® (UREUM)-tank, moet u moge -
lijk twee minuten wachten voordat u de
motor start.
Raadpleeg de paragraaf "Brandstof tanken"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie hierover.
Controlelampje mistachterlichten — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Controlelampje water in brandstof — indien
aanwezig
De indicator "Water in brandstof"
brandt als water wordt gedetec -
teerd in het brandstoffilter. Als dit
lampje blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water uit het
brandstoffilter hebt afgetapt om schade aan
de motor te voorkomen. Raadpleeg tevens
een geautoriseerde dealer.
De motor kan uitgeschakeld worden als het
DPF-waarschuwingslampje brandt; maar
herhaaldelijk onderbrekingen van het
regeneratieproces kan leiden tot
vroegtijdige verslechtering van de
motorolie. Daarom is het belangrijk om te
wachten totdat het symbool uitgaat
voordat u de motor uitzet. Voer niet de
DPF-regeneratie uit wanneer de auto
stilstaat.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 74
Page 77 of 370

75
Lampje Wacht met starten — indien
aanwezig
Dit controlelampje brandt ongeveer
twee seconden als u de contact-
schakelaar in de stand RUN zet. Dit
kan langer duren bij koudere
bedrijfsomstandigheden. Auto zal niet
starten zolang de indicator wordt weerge -
geven.
Raadpleeg de paragraaf "De motor starten" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie hierover. OPMERKING:
Het controlelampje "Wachten met starten"
brandt mogelijk niet als de temperatuur in
het inlaatspruitstuk hoog genoeg is.
Groene controlelampjes
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
INGESTELD — indien uitgerust met een
premium instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de actieve snelheidsbe
-
grenzer is ingeschakeld en is inge -
steld op een specifieke snelheid.
Raadpleeg de paragraaf "Actieve snelheids -
begrenzer — indien aanwezig" in het hoofd -
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Lampje Adaptieve cruisecontrol (ACC)
ingesteld met geen doel gedetecteerd —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
de adaptieve cruisecontrol is inge -
steld zonder dat een doelvoertuig is
gedetecteerd. Raadpleeg de para -
graaf "Adaptieve cruisecontrol (ACC) —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje adaptieve cruisecontrol
(ACC) ingesteld met doel gedetecteerd —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
de adaptieve cruisecontrol is inge -
steld en het doelvoertuig is gede -
tecteerd. Raadpleeg de paragraaf
"Adaptieve cruisecontrol (ACC) — indien
aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
Controlelampje LaneSense — indien
aanwezig
Het controlelampje van de
rijstrookdetectie brandt continu
groen wanneer beide rijstrookmar -
keringen zijn gedetecteerd en het
systeem geactiveerd en gereed is voor het
geven van visuele en voelbare waarschu -
wingen als een rijstrook onbedoeld wordt
verlaten.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
LET OP!
De aanwezigheid van water in het
brandstofsysteemcircuit kan leiden tot
ernstige schade aan het inspuitsysteem en
onregelmatige werking van de motor. Als
het controlelampje brandt, neemt u dan zo
snel mogelijk contact op met een erkende
dealer om het systeem te ontluchten. Als
de bovenstaande aanwijzingen direct na
het tanken verschijnen, is waarschijnlijk
water in de tank gegoten: schakel de motor
onmiddellijk uit en neem contact op met
een erkende dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 75
Page 78 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
76
Controlelampje parkeerlichten/koplampen
Aan
Dit controlelampje brandt wanneer
de parkeerlichten of koplampen
zijn ingeschakeld.
Controlelampje mistlampen vóór — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Controlelampjes richtingaanwijzers
Wanneer de linker of rechter rich -
tingaanwijzer is ingeschakeld,
knippert het controlelampje van de
richtingaanwijzer en de bijbeho -
rende richtingaanwijzers knipperen. Rich -
tingaanwijzers kunnen worden geactiveerd
door de multifunctionele hendel omlaag
(links) of omhoog (rechts) te bewegen. OPMERKING:
Er klinkt een continu geluidssignaal als de
auto verder dan 1 mijl (1,6 km) rijdt met
een ingeschakelde richtingaanwijzer.
Als één van de richtingaanwijzers sneller
knippert dan normaal, moet u controleren
of er een gloeilampje aan de buitenkant
defect is.
Controlelampje Cruisecontrol SET — indien
uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de cruisecontrol is inge -
steld op de gewenste snelheid.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecon -
trol — indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Stop/start actief — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de Stop/Start-functie zich
in de modus "Autostop" bevindt.
Controlelampje automatisch grootlicht —
indien aanwezig
Dit controlelampje geeft aan dat
het automatisch grootlicht is inge -
schakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Witte controlelampjes
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
gereed — indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer inge -
schakeld, maar niet ingesteld is.
Raadpleeg de paragraaf "Actieve snelheids -
begrenzer — indien aanwezig" in het hoofd -
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
INGESTELD — indien uitgerust met een
basisinstrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld en is ingesteld op een
specifieke snelheid.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 76
Page 79 of 370

77
Raadpleeg de paragraaf "Actieve snelheids-
begrenzer — indien aanwezig" in het hoofd -
stuk "Starten en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje LaneSense — indien
aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is
ingeschakeld (ON), maar niet is
geactiveerd, brandt het controle -
lampje van de rijstrookdetectie
continu wit. Dit gebeurt wanneer alleen de
linker, rechter of geen van beide rijstrook -
markeringen wordt gedetecteerd. Wanneer
slechts één rijstrookmarkering wordt gede -
tecteerd, is het systeem gereed voor het
geven van visuele waarschuwingen wanneer
onbedoeld de rijstrook wordt verlaten.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Hill Descent Control (HDC)
— indien aanwezig
Dit lampje geeft aan wanneer de
afdalingsregeling (Hill Descent
Control; HDC) is ingeschakeld. Het
lampje blijft branden als HDC is
ingeschakeld. HDC kan alleen worden inge -
schakeld wanneer de tussenbak in de stand “4WD Low” staat en de voertuigsnelheid
lager dan 48 km/u (30 mph) is. Wanneer
niet aan deze voorwaarden is voldaan, zal het
HDC-controlelampje gaan knipperen,
wanneer u probeert de HDC-functie in te
schakelen.
Controlelampje Cruisecontrol gereed —
indien uitgerust met een premium
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de cruisecontrol is ingeschakeld,
maar niet is ingesteld. Raadpleeg
de paragraaf "cruisecontrol —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje Cruisecontrol SET — indien
uitgerust met basisversie instrumentengroep
Dit controlelampje gaat branden als
de cruisecontrol is ingesteld.
Raadpleeg de paragraaf "cruisecon -
trol — indien aanwezig" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie.
Waarschuwingscontrolelampje snelheid —
indien aanwezig
Wanneer de waarschuwing ingestelde snel -
heid is ingeschakeld en de ingestelde snel -
heid wordt overschreden, klinkt er een
geluidssignaal en wordt de melding "Speed
Warning Exceeded" (waarschuwing voor te
hoge snelheid overschreden) weergegeven.
De waarschuwing ingestelde snelheid kan
worden in- en uitgeschakeld via het display
van de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Menu-items van het
display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie hierover.
De waarde 55 is slechts een voorbeeld van
een snelheid die kan worden ingesteld.
Blauwe controlelampjes
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden
om aan te geven dat het grootlicht
is ingeschakeld. Als het dimlicht is
ingeschakeld, duwt u de multifunc -
tionele hendel naar voren (naar de voorkant
van het voertuig) om het grootlicht in te
schakelen. Trek de multifunctionele hendel
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 77
Page 80 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
78
naar achteren (naar de achterkant van het
voertuig) om het grootlicht uit te schakelen.
Wanneer het grootlicht is uitgeschakeld,
trekt u de hendel naar u toe om het grootlicht
tijdelijk in te schakelen, of te "knipperen".
Grijze controlelampjes
Controlelampje Cruisecontrol gereed —
indien uitgerust met basisversie
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de cruisecontrol is ingeschakeld,
maar niet is ingesteld. Raadpleeg
de paragraaf "cruisecontrol —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
Controlelampje actieve snelheidsbegrenzer
gereed — indien uitgerust met een basis
instrumentengroep
Dit lampje gaat branden wanneer
de actieve snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld, maar niet is inge -
steld.
BOORDDIAGNOSESY -
STEEM — OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic II). Dit systeem bewaakt de regel -
systemen voor uitlaatgasemissie, de motor
en de automatische versnellingsbak. Als
deze systemen correct werken, zal uw voer -
tuig uitstekende prestaties leveren, brand -
stof besparen en lage emissiewaarden
hebben die aan de strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II
systeem het storingslampje in. Bovendien zal
het diagnosecodes en andere hulpinformatie
voor de monteur opslaan in een geheugen.
Hoewel u dan meestal nog met het voertuig
kunt rijden en niet gesleept hoeft te worden,
dient u toch zo spoedig mogelijk een erkende
dealer te bezoeken voor service.
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid
Uw voertuig moet zijn uitgerust met een
boorddiagnosesysteem (OBD II) en een
aansluiting voor toegang tot informatie met
betrekking tot de prestaties van de emissie -
regeling. Erkende servicemonteurs hebben
toegang tot deze informatie nodig voor de
diagnose en het onderhoud van uw voertuig
en emissiesystemen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd
raken. Het kan ook van invloed zijn op
het brandstofverbruik en het rijgedrag.
De auto vereist onderhoud om emissie-
tests te kunnen uitvoeren.
Als het lampje knippert wanneer de
motor draait, zal de katalysator vrij snel
ernstig defect raken en zal het motorver -
mogen afnemen. Raadpleeg dan onmid -
dellijk uw dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 78