JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 101 of 370

99
een geluidssignaal weergegeven. Ook wordt
in de instrumentengroep ten minste vijf
seconden lang de melding "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) weergegeven. Daarna worden
er streepjes (- -) getoond in plaats van
bandenspanningswaarden om aan te geven
welke sensor niet meer werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en
vervolgens weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de systeemstoring
zich nog steeds voordoet. Als de systeemsto -
ring is opgeheven, stopt het bandenspan -
ningslampje met knipperen, verdwijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onder -
houd bandenspanningscontrolesysteem) en
verschijnt er een spanningswaarde in plaats
van de streepjes. Een systeemstoring kan de
volgende oorzaken hebben:
Storing door elektronische apparatuur of
als men langs installaties rijdt die
dezelfde radiofrequenties afgeven als de
bandenspanningssensoren
Installatie van een bepaalde kleur ramen
die men later aanbrengt waardoor de radi -
ogolfsignalen worden beïnvloed
Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de
wielkasten
Het gebruik van sneeuwkettingen
Het gebruik van wielen/banden die niet
zijn voorzien van bandenspanningssen -
soren
Auto's met compact reservewiel of full-size
reservewiel met alternatieve afmetingen
1. Het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve afmetingen
is niet voorzien van een bandenspan -
ningssensor. Daarom wordt de banden -
spanning van het compacte reservewiel
of niet passende full-size reservewiel niet
door het bandenspanningscontrolesy -
steem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel of het full-size reservewiel met alternatieve
afmetingen aanbrengt in plaats van een
band met een spanning onder de waar -
schuwingsgrens, blijft het bandenspan -
ningslampje branden en klinkt er een
geluidssignaal wanneer u het contact uit
en weer inschakelt. Daarnaast wordt de
bandenspanningswaarde in de afbeel -
ding in de instrumentengroep met een
andere kleur of gemarkeerd aangegeven.
3. Nadat u maximaal 10 minuten met een snelheid van meer dan 24 km/u (15 mph) hebt gereden, gaat het bandenspannings
-
lampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden. Verder
verschijnt gedurende vijf seconden in de
instrumentengroep het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan -
ningscontrolesysteem) en worden er
streepjes (- -) weergegeven in plaats van
de bandenspanning.
4. Elke volgende keer dat u het voertuig start, klinkt het geluidssignaal, knippert
het bandenspanningslampje gedurende
75 seconden en blijft daarna continu
branden, wordt op de instrumentengroep
gedurende vijf seconden het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) weer -
gegeven en worden vervolgens streepjes
(- -) in plaats van de bandenspannings -
waarde weergegeven.
5. Zodra de originele band is gerepareerd of vervangen en op de auto wordt gemon -
teerd in plaats van het compacte reserve -
wiel, wordt het
bandenspanningscontrolesysteem auto -
matisch bijgewerkt. Bovendien gaat het
bandenspanningslampje uit en verschijnt
in de instrumentengroep in plaats van de
streepjes (- -) een nieuwe bandenspan -
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 99
Page 102 of 370

VEILIGHEID
100
ningswaarde, tenzij de spanning in een
van de vier banden tot onder de waar-
schuwingsgrens is gedaald. Het is moge -
lijk dat u eerst ongeveer 10 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u
(15 mph) moet rijden, voordat het
bandenspanningscontrolesysteem deze
informatie ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem
uitschakelen - indien aanwezig
Het bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen
met banden die geen bandenspanningssen -
soren hebben, bijvoorbeeld wanneer winter -
banden op het voertuig worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de (origi -
nele) banden met wielen met bandenspan -
ningssensoren weer vervangen worden door
banden zijn voorzien van bandenspannings -
sensoren. Rijd vervolgens gedurende
10 minuten met een snelheid van meer dan
24 km/u (15 mph). Het bandenspan -
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig -
naal weer, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en blijft daarna
branden. In de instrumentengroep wordt de melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder
-
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden er
streepjes (--) weergegeven in plaats van de
bandenspanningswaarden.
De eerstvolgende keer dat het contact wordt
ingeschakeld, zal het bandenspanningscon -
trolesysteem niet langer een geluidssignaal
weergeven en wordt de melding "SERVICE
TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan -
ningscontrolesysteem) niet langer getoond in
de instrumentengroep. De streepjes (--)
blijven echter de plaats innemen van de
spanningswaarden.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de
banden met wielen weer vervangen worden
door banden die voorzien zijn van banden -
spanningssensoren. Rijd vervolgens maxi -
maal 10 minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u (15 mph). Het bandenspan -
ningscontrolesysteem geeft een geluidssig -
naal weer, het bandenspanningslampje
knippert 75 seconden lang en gaat daarna
uit. In de instrumentengroep wordt de
melding "SERVICE TPM SYSTEM" (onder -
houd bandenspanningscontrolesysteem)
weergegeven en vervolgens worden de span -
ningwaarden in plaats van de streepjes weer -gegeven. Als het voertuig opnieuw wordt
gestart zal de melding "SERVICE TPM
SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscon
-
trolesysteem) niet meer verschijnen zolang
zich geen systeemstoring voordoet.
BEVEILIGINGSSYSTEMEN
VOOR INZITTENDEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening
in uw auto zijn de veiligheidssystemen voor
inzittenden:
Beveiligingssystemen voor inzittenden
Veiligheidsgordelsystemen
Airbagsystemen
Kinderzitjes
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan -
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Belangrijke veiligheidsmaatregelen
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd hoe
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 100
Page 103 of 370

101
(Vervolgd)
u het beveiligingssysteem voor inzittenden
op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers
en uzelf optimaal te beschermen.
Hier volgen enkele eenvoudige adviezen om
het risico op letsel door een geactiveerde
airbag te verminderen:
1. Kinderen van 12 jaar en jonger moetenaltijd goed vastgegespt op de achterbank
van een voertuig met een achterbank
worden vervoerd.
Waarschuwingslabel op zonneklep voorpassagier 2. Een kind dat niet groot genoeg is om de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen (Raadpleeg de paragraaf "Kinder -
zitjes" in dit hoofdstuk voor meer infor -
matie), moet worden vastgezet in een
geschikt kinderzitje of op een zitverhoger
met gordelbevestiging op de achterbank.
3. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet in een tegen de rijrichting geplaatst
kinderzitje) op de voorstoel aan passa -
gierszijde moet worden vervoerd, schuif
dan de stoel zo ver mogelijk naar
achteren en gebruik het geschikte type
kinderzitje (Raadpleeg de paragraaf
"Kinderzitjes" in dit hoofdstuk voor meer
informatie).
4. Sta nooit toe dat kinderen de schouder -
gordel onder de arm door dragen of
achter de rug langs laten lopen.
5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van te zijn dat u het zitje op de
juiste manier gebruikt.
6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel op de juiste
wijze dragen. 7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor
-
passagier zo ver naar achteren als prak -
tisch mogelijk is, zodat de frontairbags
ruimte hebben om te kunnen worden
opgeblazen.
8. Leun niet tegen het portier of het raam. Als de auto is uitgerust met zijairbags,
worden die tijdens een aanrijding
krachtig opgeblazen in de ruimte tussen
de inzittenden en het portier waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
9. Indien het airbagsysteem in dit voertuig aangepast moet worden aan een persoon
met lichamelijke beperkingen, raad -
pleegt u het hoofdstuk "Klantenservice"
voor contactinformatie van de klanten -
service.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 101
Page 104 of 370

VEILIGHEID
102
Veiligheidsgordelsystemen
Draag altijd de veiligheidsgordels, ook
tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren
bestuurder. Een andere bestuurder kan
fouten maken en een aanrijding veroorzaken
waarbij u betrokken raakt. Dit kan ver van
huis gebeuren, maar ook in uw eigen straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-
gordels levens redden en bij ongevallen de
ernst van het letsel kunnen verminderen.
Zeer ernstig letsel komt voor als personen uit
de auto worden geslingerd. Veiligheidsgor -
dels voorkomen dit en verminderen de kans
op letsel door aanraking met de binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een motor -
voertuig hoort te allen tijde een veiligheids -
gordel te dragen.
Geavanceerd
autogordelwaarschuwingssysteem
(BeltAlert)
BeltAlert voor bestuurder en passagier (indien
aanwezig)
BeltAlert is een voorziening die de
bestuurder en voorpassagier (indien BeltA -
lert voor de voorpassagier aanwezig is) eraan
herinnert de veiligheidsgordel vast te
gespen. De functie BeltAlert is actief wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat.
Eerste indicatie
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder
niet is vastgegespt nadat de contactschake
-
laar aanvankelijk in de stand START of ON/
RUN wordt gezet, klink er gedurende enkele
seconden een geluidssignaal. Als de veilig -
heidsgordel van de bestuurder of voorpassa -
gier (indien BeltAlert voor voorpassagier
aanwezig is) niet is vastgegespt wanneer de
contactschakelaar aanvankelijk in de stand
START of ON/RUN wordt gezet, gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor -
dels branden totdat beide gordels vóór zijn
vastgegespt. BeltAlert voor voorpassagier is
niet actief wanneer er niemand in de passa -
giersstoel zit.
Waarschuwingenreeks van BeltAlert
De waarschuwingenreeks van BeltAlert wordt
geactiveerd wanneer het voertuig een
bepaalde voertuigsnelheid overschrijdt en de
veiligheidsgordel van de bestuurder of voor -
passagier niet is vastgegespt (indien BeltA -
lert voor de voorstoel aan passagierszijde
aanwezig is) (BeltAlert voor de voorstoel aan
passagierszijde is niet actief wanneer er
niemand in de stoel zit). De waarschuwin -
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje, dan moeten de front- en
zij-airbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder-
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 102
Page 105 of 370

103
(Vervolgd)
genreeks van BeltAlert begint met een knip-
perend waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels en een geluidssignaal met
tussenpozen. Nadat de waarschuwingen -
reeks van BeltAlert is voltooid, het blijft het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor -
dels branden totdat de veiligheidsgordels
zijn vastgegespt. De waarschuwingenreeks
van BeltAlert kan afhankelijk van de voer -
tuigsnelheid worden herhaald totdat de
veiligheidsgordels van de bestuurder en voor -
passagier zijn vastgegespt. De bestuurder
behoort alle inzittenden erop te wijzen hun
veiligheidsgordels vast te gespen.
Statusverandering
Als de bestuurder of voorpassagier (indien
BeltAlert voor voorpassagier aanwezig is) zijn
veiligheidsgordel losmaakt terwijl het voer -
tuig rijdt, begint de waarschuwingenreeks
van BeltAlert totdat de veiligheidsgordels
weer zijn vastgegespt.
BeltAlert voor de voorstoel aan passagiers -
zijde is niet actief wanneer er niemand in de
stoel zit. BeltAlert kan worden geactiveerd
wanneer zich op de voorstoel aan passagiers -
zijde een dier of voorwerp bevindt of wanneer
de stoel is neergeklapt (indien deze voorzie -
ning aanwezig is). Het wordt aanbevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de
veiligheidsgordels bevestigde reismand, op
de achterbank (indien aanwezig) te vervoeren
en bagage goed op te bergen.
BeltAlert kan door een erkende dealer
worden in- en uitgeschakeld. FCA raadt het
uitschakelen van BeltAlert af.
OPMERKING:
Als BeltAlert is uitgeschakeld en de veilig
-
heidsgordel van de bestuurder of voorpassa -
gier (indien BeltAlert voor voorpassagier
aanwezig is) wordt losgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje voor de veiligheidsgor -
dels branden totdat de veiligheidsgordels van
de bestuurder en voorpassagier zijn vastge -
gespt.
Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust met
driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij
noodstops of aanrijdingen. Daardoor kan het
schouderdeel van de veiligheidsgordel onder
normale omstandigheden vrij bewegen. Bij
een aanrijding wordt de veiligheidsgordel
echter geblokkeerd om het risico te beperken
dat u in aanraking komt met de binnenzijde
van de auto of uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordel
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
Het is gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de laadruimte.
Bij een ongeval lopen personen in deze
ruimte een groter risico op ernstig of
dodelijk letsel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 103
Page 106 of 370

VEILIGHEID
104
(Vervolgd)
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt. Inzittenden, inclusief de
bestuurder, moeten altijd hun veilig-
heidsgordel dragen of er nu een airbag
bij hun zitpositie aanwezig is of niet, om
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing te minimaliseren.
Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veilig-
heidsgordel door glijden. Volg deze
instructies om uw veiligheidsgordel
veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een veiligheidsgordel mag nooit door
twee personen tegelijk worden gebruikt.
De twee personen kunnen dan tijdens
een aanrijding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgordel of een
heupgordel voor meer dan één persoon,
ongeacht de lengte van de personen.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van letsel bij
een aanrijding vergroten. De krachten op
de gordel worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en het
bekken, maar via de buik. Draag het
heupdeel van de gordel altijd zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel strak zit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een verdraaide gordel biedt mogelijk
onvoldoende bescherming. Bij een
aanrijding kan de gordel dan zelfs snij -
wonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel plat tegen het lichaam
aan ligt, zonder verdraaiing. Als u een
van de gordels in uw auto niet meer recht
krijgt, ga dan onmiddellijk naar een
erkende dealer om het defect te laten
verhelpen.
Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in
de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt
onvoldoende bescherming. Het heupge-
deelte valt dan mogelijk te hoog over uw
lichaam, waardoor inwendig letsel kan
worden veroorzaakt. Gesp uw gordel
altijd vast in de gespsluiting direct naast
u.
Een te losse veiligheidsgordel biedt
onvoldoende bescherming. Tijdens een
noodstop kunt u te ver naar voren
bewegen, waardoor er een grotere kans is
op letsel. Zorg dat de gordel nauw
aansluit.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 104
Page 107 of 370

105
(Vervolgd)
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Gategen de leuning zitten en stel de stoel
in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt zich boven de rugleuning van de voor -
stoel en naast uw arm op de achterbank
(bij voertuigen die zijn uitgerust met een
achterbank). Pak de gordelgesp en trek
de autogordel uit. Schuif de gesp zo ver
als nodig is over de gordelband, zodat de
gordel over uw heupen valt. De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken
3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u
een 'klik' hoort.
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken
4. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed aansluit en over uw heupen, onder uw
buik loopt,. Om een losse heupgordel
Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel
onder de arm door te dragen. Uw
lichaam kan bij een aanrijding dan hard
in aanraking komen met de binnenzijde
van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als de
gordel onder de arm wordt gedragen, kan
inwendig letsel ontstaan. De ribben zijn
niet zo sterk als de schouderbotten.
Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat de sterkste botten van uw lichaam
de klap opvangen bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescher -
ming bij een aanrijding. Als u de schou -
dergordel niet draagt, is bij een
aanrijding de kans op hoofdletsel groter.
Het heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Een gerafelde of ingescheurde gordel
kan bij een aanrijding doormidden
scheuren, waardoor u niet langer
beschermd bent. Controleer de autogor -
dels regelmatig op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onder -
delen onmiddellijk vervangen. Demon -
teer of wijzig de veiligheidsgordels niet.
De gordelsystemen moeten na een
aanrijding worden vervangen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 105
Page 108 of 370

VEILIGHEID
106
strak te trekken, moet u het schouderge-
deelte van de gordel aantrekken. Om een
te strakke heupgordel losser te maken,
kantelt u de gesp en trekt u aan de heup -
gordel. Een goed aansluitende gordel
verkleint het risico dat u bij een aanrij -
ding onder de gordel doorglijdt.
Heupgordel aanbrengen
5. Plaats de schoudergordel zo strak moge -
lijk over uw schouder en borst, zodanig
dat deze comfortabel zit en niet op uw
nek rust. Het oprolmechanisme spant de
schoudergordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. De gordel
wordt dan automatisch opgerold. Indien
nodig schuift u de gesp over de gordel
zodat deze volledig kan worden opgerold.Verdraaide driepuntsgordel ontwarren
Gebruik de volgende methode om een
verdraaide driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar hetankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm (6 tot 12 inch) boven de gesp en draai de
gordel 180 graden om een vouw te maken die
direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de dubbel -
gevouwen gordel. De dubbelgevouwen
gordel moet aan de bovenzijde van de
gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dubbelgevouwen gordel vrijkomt en de
veiligheidsgordel niet meer verdraaid is.
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de bestuurdersstoel en de buitenste voor -
stoel aan passagierszijde kan de bovenkant
van de schoudergordel naar beneden of
boven worden versteld, zodat de veiligheids -
gordel niet langer langs uw hals loopt. Druk
of knijp de knop van het ankerpunt in en
schuif het naar boven of beneden in een
stand die voor u het meest geschikt is. Verstelbaar ankerpunt
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult
de voorkeur geven aan een lagere positie van
het ankerpunt van de schoudergordel. Als u
langer bent dan gemiddeld, zult u de voor -
keur geven aan een hogere positie van het
ankerpunt van de schoudergordel. Probeer
na het loslaten van de knop de verankering
nog eens op en neer te bewegen, om te
controleren of deze stevig is vergrendeld.
OPMERKING:
Het verstelbare ankerpunt voor de schouder -
gordel is voorzien van een Easy Up-functie.
Hiermee kan het ankerpunt van de schouder -
gordel in de bovenste stand worden afgesteld
zonder de ontgrendelknop in te drukken of te
knijpen. Om te controleren of het ankerpunt
van de schoudergordel vergrendeld is, trekt u
het ankerpunt omlaag tot het vast klikt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 106
Page 109 of 370

107
Gebruiksinstructies veiligheidsgordel in
midden tweede zitrij
De middelste zitplaats op de tweede rij kan
zijn voorzien van een veiligheidsgordel met
een minigesp en gespsluiting. De minigesp
en gespsluiting, indien aanwezig, moetenaltijd aangesloten blijven. Als de minigesp
en gespsluiting losraken, moeten ze weer
goed worden aangesloten voordat de veilig
-
heidsriem midden achter wordt gebruikt door
een inzittende.
1. Pak de mini-gesp beet en trek de veilig -
heidsgordel over de stoel.
De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken
2. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u
een 'klik' hoort. De plaat van de minigesp in de gespsluiting
steken
3. Ga in de stoel zitten. Schuif de normale gesp zo ver als nodig is over de gordel -
band, zodat de gordel over uw heupen
valt.
4. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u
een 'klik' hoort.
WAARSCHUWING!
Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veilig-
heidsgordel door glijden. Volg deze
instructies om uw veiligheidsgordel
veilig te dragen en uw passagiers te
beschermen.
Plaats de schoudergordel zo strak moge-
lijk over uw schouder en borst, zodanig
dat deze comfortabel zit en niet op uw
nek rust. Het oprolmechanisme spant de
schoudergordel automatisch aan.
Verkeerde afstelling van de veiligheids-
gordel kan de doeltreffendheid van de
veiligheidsgordel bij een botsing vermin -
deren.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordels
alleen in wanneer de auto stilstaat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 107
Page 110 of 370

VEILIGHEID
108
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken 5. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed
aansluit en over uw heupen, onder uw
buik loopt,. Om een losse heupgordel
strak te trekken, moet u het schouderge -
deelte van de gordel aantrekken. Om een
te strakke heupgordel losser te maken,
trekt u aan de heupgordel. Een goed
aansluitende gordel verkleint het risico
dat u bij een aanrijding onder de gordel
doorglijdt.
6. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas dat deze comfortabel zit en niet
tegen de hals rust. Het oprolmechanisme
spant de veiligheidsgordel automatisch
aan.
7. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.
8. Steek voor het loskoppelen van de mini-gespplaat van de mini-gespsluiting
de normale gesp in de middelste rode
sleuf op de mini-gespsluiting. Mini-gespsluiting losmaken met
veiligheidsgordel
WAARSCHUWING!
Als de mini-gesp en de mini-gespsluiting
niet goed op elkaar zijn aangesloten
wanneer de veiligheidsgordel door een
inzittende wordt gebruikt, biedt de
veiligheidsgordel onvoldoende steun en
is het risico op letsel bij een aanrijding
hoger.
Zorg bij het vastmaken van de mini-gesp
en de mini-gespsluiting dat de gordel
niet verdraaid is. Als de gordel is
verdraaid, volg dan de voorgaande proce-
dure om de mini-gesp en de mini-gesp -
sluiting los te koppelen, haal de
draaiingen uit de gordel en bevestig de
mini-gesp weer goed aan de mini-gesp -
sluiting.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 108