JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 111 of 370

109
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Veiligheidsgordels moeten worden gedragen
door alle inzittenden, ook door zwangere
vrouwen: het dragen van de veiligheidsgordel
vermindert het risico van letsel bij een
ongeval voor moeder en ongeboren kind.
Plaats de heupgordel strak en onder de buik,
over de sterke botten van de heupen. Plaats
de schoudergordel over de borst en uit de
buurt van de nek. Plaats de schoudergordel
nooit achter de rug of onder de arm.
Gordelspanner
De veiligheidsgordelsystemen van de voor -
stoelen en de buitenste twee stoelen op de
tweede zitrij zijn uitgerust met gordelspan -
ners die ervoor zorgen dat bij een aanrijding een loszittende gordel wordt strak getrokken.
Deze apparaten verbeteren de werking van
de veiligheidsgordels door de gordel al in een
vroeg stadium van een aanrijding strak tegen
het lichaam van de inzittende te trekken.
Gordelspanners werken bij alle lichaamsaf
-
metingen, ook bij gebruik van kinderzitjes.
OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner dient de
veiligheidsgordel nog steeds op de juiste
wijze worden omgedaan. De gordel moet
nauw aansluiten en op de juiste wijze worden
gedragen.
De gordelspanners worden geactiveerd door
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden. Net als de airbags zijn ook
de gordelspanners slechts geschikt voor
eenmalig gebruik. Een geactiveerde gordel -
spanner of airbag dient onmiddellijk te
worden vervangen.
Spankrachtbegrenzer
De veiligheidsgordelsystemen van de voor -
stoelen en de buitenste twee stoelen op de
tweede zitrij zijn uitgerust met een energie -
beheersfunctie die helpt het risico op letsel
in geval van een aanrijding verder te
beperken. Het veiligheidsgordelsysteem heeft een oprolmechanisme dat de gordel
-
band op een gecontroleerde manier afwik -
kelt.
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor
bepaalde modellen mogelijk tot de stan -
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een
erkende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzit -
tenden (ORC) controleert de interne circuits
en de bedrading van de elektrische compo -
nenten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo -
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 109
Page 112 of 370

VEILIGHEID
110
Kniebescherming
Bestuurders- en passagiersairbags
Gespsluitingschakelaar voor veiligheids-
gordels
Aanvullende zijairbags
Sensoren voor frontale en zijdelingse
botsingen
Gordelspanners
Glijrailpositiesensoren
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elek -
tronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschake -
laar in de stand START of ON/RUN staat. Als
het contactslot in de stand OFF of ACC staat,
is het airbagsysteem niet ingeschakeld en
zullen de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook
geactiveerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld. De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu
-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest
gedurende vier tot acht seconden, wanneer
de contactschakelaar voor het eerst in de
stand ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest
gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem uit. Als de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden een
storing in het systeem detecteert, gaat het
waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem knipperen of continu
branden. Een enkel geluidssignaal klinkt om
u te waarschuwen wanneer het lampje weer
gaat branden na de eerste keer starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem in het instrumentenpaneel
laten branden wanneer een storing wordt
geconstateerd die het airbagsysteem zou
kunnen beïnvloeden. De diagnose meldt
eveneens de aard van het defect. Omdat het
airbagsysteem zodanig is ontworpen dat het
geen onderhoud vergt, raden wij u aan
onmiddellijk een erkende dealer te raad -plegen wanneer een van de volgende
problemen zich voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat niet vier tot acht
seconden branden nadat u de contact
-
schakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem gaat af en toe branden of
blijft branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei -
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt.
In deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het
airbagsysteem onmiddellijk controleren door
een erkende dealer.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 110
Page 113 of 370

111
(Vervolgd)
Redundant airbagwaarschuwingslampje
Als er bij het airbagwaarschuwingslampje
een storing wordt gedetecteerd die van
invloed kan zijn op het aanvullend veilig-
heidssysteem (SRS), gaat het redundant
airbagwaarschuwingslampje op het instru -
mentenpaneel branden. Het redundant
airbagwaarschuwingslampje blijft branden
tot de storing is verholpen. Bovendien klinkt
er een geluidssignaal om u erop te wijzen dat
het redundant airbagwaarschuwingslampje
brandt en er een storing is gedetecteerd. Als
het redundant airbagwaarschuwingslampje
met tussenpozen gaat branden of blijft branden tijdens het rijden, laat dan onmid
-
dellijk uw voertuig door een erkende dealer
controleren.
Raadpleeg de paragraaf "Uw instrumenten -
paneel leren kennen" in deze handleiding
voor meer informatie over het redundant
airbagwaarschuwingslampje.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts -
gordels voor zowel de bestuurder als de voor -
passagier. De frontairbags vormen een
aanvulling op de veiligheidsgordels. De
bestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron -
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa -
neel, boven het handschoenenkastje. De
airbagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG. Locaties van de frontairbags/kniebescherming
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het
instrumentenpaneel negeert, kan dat
betekenen dat het airbagsysteem u bij een
aanrijding niet beschermt. Als het lampje
niet gaat branden tijdens de
gloeilampcontrole wanneer u de
contactsleutel omdraait, blijft branden
nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende
dealer te laten repareren.
1 — Frontairbags voor bestuurder en passa
-
gier
2 — Kniebescherming aan passagierszijde
3 — Kniebescherming voor bestuurder
WAARSCHUWING!
Als u tijdens het activeren van de fron -
tairbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden opge-
blazen. Ga achterover zitten en strek uw
armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 111
Page 114 of 370

VEILIGHEID
112
(Vervolgd)
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuurderszijde
en aan de passagierszijde die in meerdere
stadia worden geactiveerd. Dit systeem
reageert overeenkomstig de kracht en de
aard van de botsing die worden vastgesteld
door de controller van het beveiligingssy-
steem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren voor
frontale botsingen (indien aanwezig) of van
andere systeemcomponenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een botsing
waarbij gebruik van de airbags noodzakelijk
is. Een geringe opblazing wordt toegepast
voor minder zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger opblazing
toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een
gespsluitingsschakelaar voor de veiligheids -
gordel voor de bestuurders- en/of de voorpas -
sagiersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake -
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de geavanceerde frontairbags
worden opgeblazen. Deze auto kan zijn uitgerust met glijrailposi
-
tiesensoren voor de bestuurders- en/of de
voorpassagiersstoel waarmee de mate van
opblazen van de geavanceerde voorairbags
op basis van de stoelpositie kan worden
aangepast.Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel te vervoeren in een naar
achteren gericht kinderzitje, dan moet
de front-airbag aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld. Zorg er altijd voor
dat het controlelampje van de uitschake-
ling van de airbag brandt bij gebruik van
een kinderzitje. De passagiersstoel moet
ook zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumentenpa-
neel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te
openen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De
beschermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 112
Page 115 of 370

113(Vervolgd)
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra
bescherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet
bedoeld voor het verminderen van het risico
op letsel bij botsingen van achteren,
botsingen van opzij of over de kop slaan. De
frontairbags worden niet bij alle frontale
botsingen geactiveerd. Dit geldt ook voor
sommige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,
aanrijdingen waarbij de auto onder een
vrachtwagen terechtkomt en aanrijdingen
onder een hoek.Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke
-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote
afname van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een
botsing wordt gedetecteerd waarbij de fron -
tairbags moeten worden geactiveerd. Een
grote hoeveelheid niet-giftig gas wordt gege -
nereerd om de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten -
paneel komen los en worden verwijderd
terwijl de airbags volledig worden opge -blazen. De frontairbags worden binnen een
oogwenk volledig opgeblazen. De frontair
-
bags lopen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier bescherming
bieden.
Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de
geavanceerde frontairbag aan passagiers -
zijde uitschakelen (UIT) als een kinderzitje
op de voorstoel moet worden geplaatst.
Schakel de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde alleen uit (UIT) als het abso -
luut noodzakelijk is voor het plaatsen van
een kinderzitje op de voorstoel. Kinderen van
12 jaar en jonger moeten altijd goed vastge -
gespt op de achterbank zitten. Statistieken
tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn vastge -
gespt en niet op de voorstoelen. (Raadpleeg
de paragraaf "Kinderzitjes" in dit hoofdstuk
voor meer informatie.)
Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet
opgeblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
WAARSCHUWING!
Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan -
ceerde frontairbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd en wordt niet opgeblazen
bij een botsing.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 113
Page 116 of 370

VEILIGHEID
114
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of
uitgeschakeld (UIT) door de gewenste instel -
ling te selecteren in het menu van het display in de instrumentengroep. Voor meer
informatie over het openen van het menu in
display in instrumentengroep raadpleegt u
de paragraaf "Display in de instrumenten
-
groep" in het hoofdstuk "Uw instrumentenpa -
neel leren kennen" voor meer informatie.
De functie passagiersairbag uitschakelen
bestaat uit de volgende onderdelen:
Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden
Controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) — een oranje lampje in
het midden
Controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) — een oranje lampje in het
midden
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem — een oranje lampje in het
display in de instrumentengroep
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed -
heid van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de contactscha -
kelaar in de stand START of ON/RUN staat.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden laat het indicatielampje voor
het UITSCHAKELEN van de passagier -sairbag (UIT) en het indicatielampje voor het
INSCHAKELEN van de passagiersairbag
(AAN) in het midden ongeveer vijf tot acht
seconden branden voor een zelftest wanneer
het contact op START of op de stand ON/
RUN wordt gezet. Na de zelftest kunnen de
bestuurder en de passagier aan het bran
-
dende indicatielampje zien wat de status is
van de geavanceerde frontairbag aan passa -
gierszijde. Laat het systeem echter onmid -
dellijk controleren door een erkende dealer
als zich het volgende voordoet:
Geen van beide indicatielampjes gaat
branden bij wijze van zelftest wanneer het
contact eerst op een START of op ON/RUN
wordt gezet.
Beide indicatielampjes blijven branden
nadat u het voertuig hebt gestart.
Beide indicatielampjes blijven uit nadat u
het voertuig hebt gestart.
Beide indicatielampjes gaan branden
terwijl u rijdt.
Beide indicatielampjes gaan uit terwijl u
rijdt.
Nadat de zelftest is voltooid, dient er slechts
één indicatielampje voor de passagiersairbag
tegelijk te branden.
Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan -
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
Plaats nooit een kinderzitje op de voor -
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumentenpa-
neel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk
ernstiger letsel oplopen wanneer de
veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto of
met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 114
Page 117 of 370

115
(Vervolgd)
(Vervolgd)
Controlelampje passagiersairbag uitge-
schakeld (OFF)
Het controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) (een oranje lampje in het
midden) waarschuwt de bestuurder en
passagier voorin als de geavanceerde fron -
tairbag aan passagierszijde is gedeactiveerd.
Het controlelampje passagiersairbag uitge -
schakeld (OFF) in de middenconsole gaat
branden om aan te geven dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
niet geactiveerd wordt tijdens een aanrijding.
Ga er nooit van uit dat de geavanceerde fron -
tairbag aan de passagierszijde is uitgescha -
keld, tenzij het controlelampje voor het
uitschakelen van de passagiersairbag (UIT)
in de middenconsole brandt.
Controlelampje passagiersairbag ingescha -
keld (ON)
Het controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) (een oranje lampje in het
midden) waarschuwt de bestuurder en
passagier voorin als de geavanceerde fron -
tairbag aan passagierszijde is geactiveerd.
Het controlelampje passagiersairbag inge -
schakeld (ON) in de middenconsole gaat
branden om aan te geven dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde
geactiveerd zal worden tijdens een aanrijding
waarbij de airbags geactiveerd moeten
worden. Ga er nooit van uit dat de geavan -
ceerde frontairbag aan de passagierszijde is
ingeschakeld, tenzij het controlelampje voor
het inschakelen van de passagiersairbag
(ON) in de middenconsole brandt.
WAARSCHUWING!
Als een van de bovenstaande
omstandigheden zich voordoet, en er wordt
aangegeven dat er een probleem is met het
controlelampje van de passagiersairbag,
dan blijft de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde in de laatst geselecteerde
status (INGESCHAKELD of
UITGESCHAKELD).
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst
kinderzitje, dan moeten de front- en
zij-airbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het
kinderzitje in aanraking komt met het
dashboard.
Als de frontairbag aan de passagierszijde
wordt opgeblazen, kan een kind van 12 of
jonger, maar ook een kind in een kinder -
zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 115
Page 118 of 370

VEILIGHEID
116
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa -
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer
de volgende acties uit:
Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
van een auto met een achterbank worden
vervoerd.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Actie
Informatie
Blader omhoog of omlaag naar "Vehicle Set-Up" (voertuiginstellin -
gen)
Druk op "OK" op het stuurwiel van het voertuig om "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen) te openen
Blader omhoog of omlaag met pijltoetsen op het stuur en selecteer
"Security" (beveiliging)
Druk op de knop "OK" op het stuur om "Security" (beveiliging) te
selecteren
Druk op de knop "OK" op het stuur om "Passenger AIRBAG" (passa -
giersairbag) te selecteren
Ga omhoog of omlaag naar Passenger AIRBAG OFF " OFF" (pas -
sagiersairbag UIT - UIT) OPMERKING:
Als de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde eerder was inge
-
schakeld (AAN), is de standaardinstelling AAN en moet de gebruiker
omlaag bladeren om UIT te selecteren.
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om Passenger AIRBAG OFF OFF" (passagiersairbag UIT - UIT) te selecteren
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 116
Page 119 of 370

117
Met de handelingen in de bovenstaande tabel wordt de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde uitgeschakeld (OFF). Het controlelampje
passagiersairbag uitgeschakeld (OFF) in de middenconsole gaat branden om aan te geven dat de geavanceerde frontairbag aan de passa-
gierszijde niet wordt geactiveerd tijdens een aanrijding.
De geavanceerde frontairbag aan passagierszijde inschakelen (ON)
Ga naar het hoofdmenu van het display in de instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit: Blader omhoog of omlaag om met "YES" (ja) te bevestigen
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om "YES" (ja) te selecteren
OPMERKING:
Als u deze stap niet voltooit binnen 1 minuut, treedt er een time-out
op voor deze optie en moet de procedure worden herhaald.
Er klinkt een geluidssignaal waarbij het controlelampje
Passagiersairbag UIT gedurende 4 tot 5 seconden blijft branden
om te bevestigen dat de geavanceerde frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Het controlelampje passagiersairbag OFF blijft continu branden
in de middenconsole om de bestuurder en de voorpassagier te laten
weten dat de geavanceerde frontairbag aan de passagierszijde is
uitgeschakeld (OFF).
ActieInformatie
Blader omhoog of omlaag naar "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen)
Druk op "OK" op het stuurwiel van het voertuig om "Vehicle Set-Up"
(voertuiginstellingen) te openen
Blader omhoog of omlaag met pijltoetsen op het stuur en selecteer
"Security" (beveiliging)
ActieInformatie
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 117
Page 120 of 370

VEILIGHEID
118
Met de handelingen in de bovenstaande tabel wordt de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde ingeschakeld (ON). Het controlelampje
passagiersairbag ingeschakeld (ON) in de middenconsole gaat branden om aan te geven dat de geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde wordt geactiveerd tijdens een aanrijding waarbij de airbags moeten worden geactiveerd. Druk op de knop "OK" op het stuur om "Security" (beveiliging) te
selecteren
Druk op de knop "OK" op het stuur om "Passenger AIRBAG" (passa
-
giersairbag) te selecteren
Ga omhoog of omlaag naar Passenger AIRBAG ON “ ON” (passa -
giersairbag AAN - AAN) OPMERKING:
Als de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde eerder was uitge
-
schakeld (UIT), is de standaardinstelling UIT en moet de gebruiker
omlaag bladeren om AAN te selecteren.
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om Passenger AIRBAG ON “ ON” (passagiersairbag AAN - AAN) te selecteren
Druk op de knop "OK" op het stuurwiel om "Yes" (ja) te selecteren OPMERKING:
Als u deze stap niet voltooit binnen 1 minuut, treedt er een time-out
op voor deze optie en moet de procedure worden herhaald.
Er klinkt een geluidssignaal waarbij het controlelampje Passagier-
sairbag AAN gedurende 4 tot 5 seconden blijft branden om te
bevestigen dat de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde is
ingeschakeld.
Het controlelampje passagiersairbag ON blijft continu branden in
de middenconsole om de bestuurder en de voorpassagier te laten
weten dat de geavanceerde frontairbag aan passagierszijde is inge -
schakeld (ON).
Actie Informatie
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 118