Lancia Delta 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2010Pages: 276, PDF Size: 5.83 MB
Page 131 of 276

130WEGWIJS IN UW AUTO
❍De nabijheid van ultrasone geluidsbronnen (bijv. lucht-
drukremmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
bij de sensoren, kan tot gevolg hebben dat ze niet meer naar
behoren functioneren.
❍De sensoren kunnen niet bestaande objecten signale-
ren („echo-storing”); dit wordt veroorzaakt door mecha-
nische storingen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, re-
gen, zeer harde wind en hagel.
❍De sensoren nemen objecten van bepaalde materialen
of met een specifieke vorm mogelijk niet waar (zeer dun-
ne palen, aanhangerdissels, platen, netten, struiken, par-
keerobstakels, vuilnisbakken, fietsen, scooters enz.). Let
altijd goed op en controleer of de auto inderdaad op de door
het systeem gevonden parkeerplek kan worden geparkeerd.
❍Het gebruik van banden (één of meer) of velgen met
andere afmetingen dan de banden of velgen waarmee de
auto bij aanschaf was uitgerust, kan tot gevolg hebben dat
het systeem niet meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de accu losgekoppeld is geweest of sterk is ont-
laden, kan het Magic Parking-systeem pas worden gebruikt
nadat het systeem is geïnitialiseerd door een bochtig par-
cours van enkele honderden meters te volgen.
❍Als er een aanhanger aan de auto is gekoppeld (waar-
van de stekker op de juiste manier is aangesloten), wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld.❍Bij het zoeken is het mogelijk dat het systeem een on-
geschikte plek (bijv. een inrit, zijstraat of plek bij een krui-
sing) ten onrechte als geschikt beoordeelt en met inpar-
keren wil beginnen.
❍Bij parkeren op een helling functioneert het systeem
mogelijk minder goed en schakelt het zichzelf uit.
❍Wanneer een gevonden parkeerplek zich tussen twee op
de stoep geparkeerde auto’s bevindt, is het mogelijk dat het
systeem de auto ook op de stoep parkeert.
❍In zeer krappe bochten kunnen sommige manoeuvres
mogelijk niet worden uitgevoerd.
❍Let tijdens het inparkeren goed op dat de omstandig-
heden niet veranderen (bijv. aanwezigheid van personen
en/of dieren op de parkeerplek, voorbijrijdende auto’s enz.)
en grijp direct in wanneer dat nodig is.
❍Let tijdens het inparkeren op auto’s die uit de tegen-
overgestelde rijrichting komen. Neem altijd de verkeers-
regels is acht.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 130
Page 132 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO131
1MELDINGEN VAN HET SYSTEEM OP HET INSTRUMENTENPANEEL
Magic Parking zoekt naar een
geschikte parkeerplek.
Magic Parking zoekt naar een
geschikte parkeerplek.
Magic Parking zoekt naar een
geschikte parkeerplek.
Er is een geschikte parkeerplek
gevonden en de positie is goed
om met inparkeren te beginnen.
Breng de auto tot stilstand en
schakel de achteruit in.
Achteruit
uitschakelenNa het indrukken van de knop voor het
inschakelen van het Magic Parking-
systeem, wordt aangegeven dat de ach-
teruit moet worden uitgeschakeld om
het systeem te kunnen inschakelen.
Stuurwiel
niet aanraken!Het inparkeren gaat beginnen, de be-
stuurder wordt verzocht het stuurwiel
los te laten.
Stuurwiel
niet aanraken!
Manoeuvre
uitvoerenDe manoeuvre is begonnen, de be-
stuurder kan door gas te geven en de
koppeling te laten opkomen (bij auto’s
met een handgeschakelde versnel-
lingsbak) de auto inparkeren; het Ma-
gic Parking-systeem neemt de bestu-
ring over.
Snelheid
te hoogDe snelheid van de auto dreigt de maxi-
maal door het systeem toegestane snel-
heid te overschrijden (de melding wordt
in de fase van het zoeken weergegeven
bij circa 25 km/h). Als de bestuurder
de snelheid verder verhoogt, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
BELANGRIJK Bij sommige meldingen die op het instrumentenpaneel worden weergegeven, klinkt ook een
akoestisch waarschuwingssignaal.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 131
Page 133 of 276

132WEGWIJS IN UW AUTO
Magic
Parking
niet
beschikbaarEr is een probleem met het Magic Par-
king-systeem waargenomen. Wendt
u tot het servicenetwerk.
Probeer het
later nog eensHet Magic Parking-systeem heeft een
probleem waargenomen aan een van
de componenten die voor de werking
ervan essentieel zijn. Als het probleem
zich voor blijft doen, dient u zich tot
het servicenetwerk te wenden.
Stuurwiel
aangeraaktDe bestuurder heeft bedoeld of on-
bedoeld het stuurwiel aangeraakt.
Het systeem schakelt zichzelf uit en
de bestuurder dient de manoeuvre
zelf te voltooien.
Magic Parking
OFFHet Magic Parking-systeem wordt om
de volgende redenen uitgeschakeld:
manoeuvre gereed, snelheid te hoog,
aanwezigheid aanhanger, maximale
duur zoekfase overschreden, maxi-
male duur inparkeerfase overschre-
den, gebruik parkeersensoren in
zoekfase, afwijkende koers auto we-
gens obstakels voor de wielen.
Handmatig
beëindigen❍De inparkeerfase geregeld door Ma-
gic Parking is beëindigd, maar het
inparkeren is nog niet gereed en
moet door de bestuurder worden
voltooid.
❍Stuurwiel tijdens inparkeren aan-
geraakt.
❍Tijdens het inparkeren is de ach-
teruit uitgeschakeld en is de auto
verplaatst.
❍Door obstakels voor de wielen wijkt
de koers van de auto af van de koers
die nodig is om de auto goed te par-
keren.
Aanhanger
aanwezigEr is een poging gedaan Magic Parking
in te schakelen, maar achter de auto is
een aanhanger aanwezig (de aanhan-
gerstekker is op de juiste manier aan-
gesloten).
Magic Parking
uitgeschakeldMagic Parking is uitgeschakeld door
het inschakelen van de parkeersen-
soren tijdens de zoekfase en bij een
snelheid van minder dan 15 km/h.
BELANGRIJK Bij sommige meldingen die op het instrumentenpaneel worden weergegeven, klinkt ook een
akoestisch waarschuwingssignaal.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 132
Page 134 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO133
1
PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER
(in combinatie met Magic Parking)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De parkeersensoren verschaffen de bestuurder informatie
over de afstand tot obstakels achter en voor de auto (uit-
voeringen met 4 sensoren achter en 4 sensoren voor); de-
ze sensoren zijn altijd vereist voor de werking van het Ma-
gic Parking-systeem. Dit parkeerhulpsysteem signaleert
obstakels die zich buiten het gezichtsveld van de be-
stuurder bevinden. De informatie over de aanwezigheid
van en de afstand tot een obstakel wordt aan de bestuur-
der doorgegeven door middel van een akoestisch signaal,
waarvan de frequentie afhankelijk is van de afstand tot
het obstakel (als de afstand tot het obstakel kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoestische signaal toe).SENSOREN
Het systeem maakt voor het bepalen van de afstand tot
obstakels gebruik van 4 sensoren (indien aanwezig) in
de voorbumper fig. 80 en 4 sensoren in de achterbumper
fig. 81.
fig. 80L0E0059m
fig. 81L0E0250m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 133
Page 135 of 276

134WEGWIJS IN UW AUTO
Uitvoering met 8 sensoren
Bij de uitvoering met 4 sensoren achter en 4 sensoren voor
wordt het systeem geactiveerd door het inschakelen van
de achteruit of door op de knop fig. 82 te drukken. Als
Magic Parking wordt ingeschakeld, worden de sensoren
achter en voor niet automatisch ingeschakeld in de fase
van het zoeken naar een parkeerplek: in dat geval kunnen
ze worden ingeschakeld door te drukken op de daarvoor
bestemde knop fig. 82 of door het inschakelen van de ach-
teruit bij een snelheid van minder dan circa 15 km/h.
Als u de achteruit uitschakelt, blijven de sensoren voor en
achter actief mits de snelheid lager blijft dan 15 km/h, om
de parkeermanoeuvre volledig te kunnen uitvoeren.
Het systeem kan ook worden ingeschakeld door op de knop
fig. 82 op het middelste schakelaarpaneel te drukken: als het
systeem is ingeschakeld, brandt er een lampje op de knop.
De sensoren worden uitgeschakeld als nogmaals op de
knop fig. 82 wordt gedrukt of als de snelheid toeneemt totmeer dan 15 km/h: als het systeem is uitgeschakeld, is het
lampje op de knop gedoofd.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start het systeem met
de akoestische signalering m.b.v. de zoemers voor of ach-
ter die een onderbroken signaal geven zodra een obsta-
kel wordt waargenomen. De onderbreking tussen de sig-
nalen wordt korter naarmate het obstakel dichterbij komt.
Het signaal klinkt ononderbroken als de afstand tot het
obstakel minder is dan 30 cm. Afhankelijk van de plaats
van het obstakel (voor of achter) worden de geluidssig-
nalen afgegeven door de betreffende zoemer (voor of ach-
ter). Het obstakel dat zich het dichtst bij de auto bevindt,
wordt in ieder geval gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk als de afstand tot
het obstakel groter wordt. De weergave van de tonen blijft
gelijk als de door de middelste sensoren gemeten afstand
gelijk blijft. Als deze situatie optreedt bij de zij-sensoren,
dan wordt het signaal na 3 seconden onderbroken (om
te voorkomen dat het geluid weergegeven blijft worden als
langs een muur wordt gereden).
fig. 82L0E0249m
De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of zich geen personen (in het
bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd wor-
den. De bestuurder moet tijdens eventueel gevaar-
lijke parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aan-
dacht behouden, ook als de manoeuvres met lage
snelheid worden uitgevoerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 134
Page 136 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO135
1
AKOESTISCHE SIGNALEN
De bestuurder wordt geïnformeerd over de aanwezigheid
van en de afstand tot obstakels door middel van ge-
luidssignalen die worden gegeven door 2 zoemers in het
interieur:
❍een zoemer voorin die waarschuwt voor de aanwezig-
heid van obstakels voor de auto en een zoemer achterin die
waarschuwt voor de aanwezigheid van obstakels achter de
auto. Hierdoor krijgt de bestuurder ruimtelijke informa-
tie waar de obstakels zich ongeveer bevinden (voor/achter).
Als de achteruit wordt ingeschakeld, wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft,
terwijl, als deze situatie zich voordoet bij de zij-sensoren,
het signaal na 3 seconden onderbroken wordt, om bij-
voorbeeld signalen te voorkomen als u langs een muur rijdt.Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten worden gereinigd met
schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt ge-
maakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Wendt u voor het overspuiten van de bumpers
of het bijwerken van de lak in de buurt van
de sensoren uitsluitend tot het Lancia Ser-
vicenetwerk. Als het bijwerken van de lak niet op de
juiste manier wordt uitgevoerd, kan de werking van
de parkeersensoren in gevaar worden gebracht.
MEETBEREIK VAN DE SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor (uitvoeringen met
8 sensoren) en achter de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en de zijkant aan de
voor- en achterzijde van de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waargenomen vanaf een
afstand van minder dan 0,9 meter (voor) en 1,30 meter
(achter).
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 135
Page 137 of 276

136WEGWIJS IN UW AUTO
Obstakels aan de zijkant worden waargenomen vanaf een
afstand van minder dan 0,6 meter.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak. De sensoren worden automatisch weer inge-
schakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd
wilt houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan
de trekhaak door de sensoren in het midden als obstakel
worden waargenomen. Wendt u in dat geval tot het Lan-
cia Servicenetwerk om het systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven door het bran-
den van het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic
Parking-systeem) of het symbool
t(uitvoeringen zon-
der Magic Parking-systeem) op het display. Bovendien ver-
schijnt er een bijbehorende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpaneel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obsta-
kels die zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van
de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandighe-
den niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de
auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goe-
de werking van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een
minder goede werking van het parkeerhulpsysteem kan
worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren
van: ijs, sneeuw, modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object („echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel
wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers) die zich in de na-
bijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de ban-
den te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of door
speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet
gesignaleerd worden, omdat het systeem obstakels sig-
naleert die de auto aan de onderzijde kunnen raken.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 136
Page 138 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO137
1
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren
die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, anti-
diefstalsatellietbewaking enz.), of accessoires die de elek-
trische installatie zwaar belasten, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Het Lancia Servicenetwerk kan u de
meest geschikte installaties aanraden uit het Lancia Li-
neaccessori-programma en controleren of de elektrische
installatie van de auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een gro-
tere capaciteit te monteren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
de auto en binnen de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Group Automobiles S.p.A. autoriseert de montage van
zendontvangstapparatuur op voorwaarde dat de monta-
gewerkzaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de
fabrikant in acht moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de ken-
merken van de auto worden gewijzigd, kan het kente-
kenbewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties
en eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten
die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daarvan het gevolg
zijn. Fiat Group Automobiles S.p.A. is op geen enkele wij-
ze aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de in-
stallatie van accessoires die niet door Fiat Group Auto-
mobiles S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet
conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 137
Page 139 of 276

138WEGWIJS IN UW AUTO
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en der-
gelijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de
auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn
voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook sto-
ringen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken.
Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aan-
zienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de
carrosserie. Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons
(GSM, GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk,
strikt aan de instructies die door de fabrikant van de mo-
biele telefoon zijn bijgeleverd.TA N K E N
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal
van ten minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schade-
lijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu
wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodge-
vallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzi-
ne. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 138
Page 140 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO139
1
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraf-
fine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van
het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de
gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIE-
SEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in berg-
achtige/koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof
te tanken die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid
brandstof in de tank te houden die groter is dan 50% van
de nuttige inhoud.Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die vol-
doet aan de Europese specificatie EN590. Het
gebruik van andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben. Mocht
u onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan
mag de motor niet worden gestart en moet de brand-
stoftank worden afgetapt. Ook als de motor slechts
kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank,
ook alle brandstof uit het gehele brandstofcircuit
worden afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet
u twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste
keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 139