Lancia Delta 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2010Pages: 276, PDF Size: 5.83 MB
Page 121 of 276

120WEGWIJS IN UW AUTO
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 75
en attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssig-
naal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
IN-/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de ach-
teruit wordt ingeschakeld. Als de afstand tot het obsta-
kel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van
het geluidssignaal toe.
fig. 75L0E0059m
AKOESTISCH WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als u de achteruit inschakelt en er een obstakel achter de
auto aanwezig is, klinkt er een akoestisch signaal waar-
van de frequentie afhankelijk is van de afstand van het
obstakel tot de achterbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❍neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❍klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk
als de afstand tot het obstakel groter wordt;
❍blijft constant als de afstand tot het obstakel constant
blijft.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 120
Page 122 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO121
1
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 140 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan re-
ageren zij alleen op die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven door het bran-
den van het lampje
èop het instrumentenpaneel. Op het
multifunctionele display verschijnt ook de bijbehorende
melding.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem mag
er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigingen
te voorkomen; gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten worden gereinigd met
schoon water, waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar gebruik wordt ge-
maakt van stoom of hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❍Controleer tijdens parkeermanoeuvres of zich geen ob-
stakels op of onder het sensorsysteem bevinden.
❍Obstakels die zich dicht bij de auto bevinden, worden
onder bepaalde omstandigheden niet door het systeem
gesignaleerd en kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goe-
de werking van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensor en een
vermindering van de prestaties van het parkeerhulp-
systeem kunnen veroorzaakt worden door de aanwe-
zigheid op de sensor van: ijs, sneeuw, modder, meer-
dere laklagen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 121
Page 123 of 276

122WEGWIJS IN UW AUTO
❍De sensor signaleert een niet bestaand object („echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❍De metingen van de sensor kunnen beïnvloed wor-
den/zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de
banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.De verantwoordelijkheid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke handelingen ligt al-
tijd en overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen personen (in het
bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de au-
to bevinden. De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.
De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 122
Page 124 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO123
1
De bestuurder blijft te allen tijde verant-
woordelijk voor parkeermanoeuvres. Bij het
inparkeren dient hij zich er altijd van te ver-
gewissen dat zich op de vrije parkeerplek geen per-
sonen of dieren bevinden.
De parkeersensoren vormen een hulpmiddel
voor de bestuurder. Deze dient echter zelf al-
tijd goed te blijven opletten tijdens mogelijk
gevaarlijke parkeermanoeuvres, ook al worden die
met lage snelheid worden uitgevoerd. Het Magic
Parking-systeem regelt op GEEN ENKELE manier
de snelheid van de auto tijdens het inparkeren: de
bestuurder moet door gasgeven en remmen zelf de
snelheid regelen.
MAGIC PARKING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het Magic Parking-systeem attendeert de bestuurder erop
wanneer parallel aan de rijbaan een parkeerplek wordt ge-
vonden die groot genoeg is voor auto; bij het inparkeren
neemt het systeem vervolgens de besturing van de auto over.Ter ondersteuning ontvangt de bestuurder tijdens het in-
parkeren informatie van de parkeersensoren (4 achter
en 4 voor) die de afstand aangeven tot eventuele obsta-
kels voor of achter de auto.
Bij het zoeken van een geschikte parkeerplek zijn de sen-
soren voor en achter niet actief: ze worden automatisch
geactiveerd bij het inschakelen van de achteruit.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 123
Page 125 of 276

124WEGWIJS IN UW AUTO
SENSOREN
Voor het zoeken van een parkeerplek maakt het systeem
gebruik van sensoren aan de zijkant (zie fig. 76).
Deze sensoren worden automatisch geactiveerd bij een
snelheid lager dan circa 30 km/h. Wanneer de auto ver-
volgens een plek passeert die geschikt wordt bevonden om
te parkeren, kan de bestuurder de functie activeren met
de daarvoor bestemde knop, waarna op het instrumen-
tenpaneel de instructies voor het inparkeren worden weer-
gegeven. Zolang de bestuurder de functie niet met de daar-
voor bestemde knop heeft geactiveerd, wordt er geen
informatie op het instrumentenpaneel weergegeven.WERKING
De parkeerhulpfunctie kan alleen worden ingeschakeld als
het instrumentenpaneel is geactiveerd en de snelheid la-
ger is dan circa 30 km/h. De inparkeerprocedure kan wor-
den onderverdeeld in de volgende fasen:
❍Inschakeling: door de knop fig. 77 in te drukken
wordt begonnen met het zoeken van een geschikte plek.
❍Zoeken: met behulp van de sensoren aan de zijkant,
zoekt het systeem continu naar een vrije parkeerplek die
groot genoeg is voor de auto. De bestuurder kan met de
richtingaanwijzerschakelaar aangeven aan welke kant van
de weg hij wil parkeren (indien het systeem geen infor-
matie van de richtingaanwijzerschakelaar krijgt of als de
waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld, zoekt het
systeem aan de passagierszijde).
fig. 76L0E0240mfig. 77L0E0241m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 124
Page 126 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO125
1
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd
dat het ZOEKEN automatisch wordt beëindigd wanneer
er na 10 minuten nog geen geschikte parkeerplek is ge-
vonden.
❍Herkenning: als het systeem een vrije parkeerplek her-
kent die groot genoeg is voor de auto, attendeert het de
bestuurder hierop en geeft het aanwijzingen over wat de
bestuurder moet doen om het inparkeren te starten.
❍Inparkeren: de bestuurder krijgt het verzoek de ach-
teruit in te schakelen, het stuurwiel los te laten en het gas-
pedaal, rempedaal en koppelingspedaal (bij auto’s met een
handgeschakelde versnellingsbak) of het gaspedaal en
rempedaal (bij auto’s met een automatische versnellings-
bak) te bedienen. Het systeem neemt de besturing over
om de auto achteruit in te parkeren.
Met het ononderbroken geluidssignaal van de zoemer van
de parkeersensoren achter wordt (indien nodig) aange-
geven dat het achteruitrijden moet worden beëindigd.
BELANGRIJK Het systeem is zodanig geprogrammeerd
dat de fase van het INPARKEREN wordt beëindigd wan-
neer de parkeermanoeuvre na 3 minuten nog niet is vol-
tooid.❍Beëindiging: Als de parkeerplek groot genoeg is, vindt
het inparkeren in één enkele manoeuvre plaats en hoeft
de bestuurder verder niets meer te doen om de auto recht
te zetten. Wanneer één of meer keer steken nodig is om de
auto recht te zetten, geeft het systeem de besturing terug
aan de bestuurder die de auto dan verder handmatig moet
inparkeren.
BELANGRIJK Wanneer het achteruit inparkeren voltooid
is, wordt het systeem gedeactiveerd en het stuur automa-
tisch in de rechtuitstand gezet; de bestuurder moet zelf de
manoeuvre handmatig afsluiten.
Het parkeerhulpsysteem maakt gebruik van
de volgende componenten:
❍parkeersensoren voor en achter;
❍sensoren aan de zijkant;
❍stuurinrichting;
❍wielen en remsysteem;
❍instrumentenpaneel.
Een defect of storing aan een van deze componen-
ten/systemen kan tot gevolg hebben dat het Magic
Parking-systeem niet meer naar behoren functio-
neert.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 125
Page 127 of 276

126WEGWIJS IN UW AUTO
BESCHRIJVING INPARKEERFASEN
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld door knop fig. 76 in te
drukken. Zodra deze knop wordt ingedrukt wordt de fa-
se van het zoeken geactiveerd. Als het lampje op de knop
brandt, is het systeem ingeschakeld. Het systeem neemt
ook als het is uitgeschakeld parkeerplekken waar, zodat
het onmiddellijk na het passeren van een geschikt geach-
te parkeerplek nog kan worden ingeschakeld. Als het sys-
teem deze parkeerplek inderdaad heeft waargenomen,
wordt de fase van het zoeken overgeslagen en geeft het
systeem de bestuurder aanwijzingen voor de uit te voe-
ren manoeuvres.Een parkeerplek zoeken
Tijdens de fase van het zoeken fig. 78 moet de auto de rij-
baan volgen met een snelheid van ten hoogste circa 30
km/h en een afstand tot de geparkeerde auto’s van onge-
veer 50 tot 130 cm. Een parkeerplek wordt geschikt be-
vonden als deze circa 130 cm langer is dan de lengte van
de auto.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten par-
keerplekken:
❍parkeerplekken die circa 160 cm langer zijn de auto:
inparkeren is mogelijk in één manoeuvre;
fig. 78L0E1015g
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 126
Page 128 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO127
1
❍parkeerplekken die circa 130 cm langer zijn de auto:
voor inparkeren is een aantal manoeuvres nodig waarbij
het systeem alleen bij de eerste de besturing overneemt (de
daaropvolgende manoeuvres moeten geheel door de be-
stuurder zelf worden verricht).
Voor de kant van de weg waar naar een parkeerplek moet
worden gezocht en moet worden ingeparkeerd, kan de be-
stuurder:
1)
DKiezen voor zoeken en inparkeren aan passagiers -
zijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de middelste stand;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de rich-
tingaanwijzerschakelaar in de stand naar passagierszijde;
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar pas-
sagierszijde.
2)
FKiezen voor zoeken en inparkeren aan bestuurders -
zijde met:
❍de richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar be-
stuurderszijde;
❍de waarschuwingsknipperlichten ingeschakeld en de
richtingaanwijzerschakelaar in de stand naar bestuur-
derszijde.
Het systeem informeert de bestuurder over de kant waar
wordt gezocht en de uit te voeren manoeuvre door middelvan berichten op het display van het instrumentenpaneel
en de symbolen (
Fen
D) voor de linker- en rechterkant.
Het zoeken vindt echter hoe dan ook aan beide kanten
plaats, zodat onmiddellijk na het passeren van een geschikt
geachte parkeerplek nog met de richtingaanwijzerscha-
kelaar een specifieke kant kan worden gekozen.
Tijdens de fase van het zoeken mag de snelheid niet ho-
ger zijn dan circa 30 km/h. Wanneer de snelheid hoger
wordt dan circa 25 km/h wordt de bestuurder gewaar-
schuwd vaart te minderen en zodra de snelheid hoger
wordt dan circa 30 km/h wordt het systeem uitgeschakeld.
In dat geval moet het systeem opnieuw worden geactiveerd
door het indrukken van knop A – fig. 77.
Als de functie „Rijbaanwisseling” (zie de paragraaf „Bui-
tenverlichting” in hoofdstuk „1”) is ingeschakeld, vindt
het zoeken van een parkeerplek altijd aan passagierszij-
de plaats.
Wanneer tijdens de fase van het zoeken naar een par-
keerplek de parkeersensoren (zie hoofdstuk „Parkeersen-
soren voor en achter”) worden ingeschakeld, wordt de Ma-
gic Parking-functie van het systeem uitgeschakeld.
Bij het zoeken naar een parkeerplek en het
uitvoeren van de parkeermanoeuvre dienen te
allen tijde de verkeersregels in acht te worden
genomen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 127
Page 129 of 276

128WEGWIJS IN UW AUTO
Herkenning van een parkeerplek fig. 79
Als het systeem een geschikte parkeerplek vindt tussen twee
geparkeerde auto’s of eventuele andere objecten met een
groot zijoppervlak (bijvoorbeeld vuilcontainers), geeft het
een signaal dat er een parkeerplek is gevonden en kan de
auto worden ingeparkeerd. Wanneer de auto al in een goe-
de positie staat om met inparkeren te beginnen, verzoekt
het systeem de bestuurder de achteruit in te schakelen. In
andere gevallen wordt de bestuurder verzocht nog iets ver-
der te rijden.Na het verzoek de achteruit in te schakelen moet de be-
stuurder de auto stilzetten en de achteruit inschakelen om
zo aan te geven dat hij met inparkeren wil beginnen. Wan-
neer de bestuurder daarentegen in de ingeschakelde ver-
snelling verder rijdt, houdt het systeem na circa 10 meter
geen rekening meer met de gevonden parkeerplek en be-
gint het met zoeken naar een nieuwe vrije plek.
Manoeuvre
De bestuurder regelt de snelheid van de auto met het gas-
pedaal, rempedaal en koppelingspedaal (alleen bij uitvoe-
ringen met handgeschakelde versnellingsbak), terwijl het
systeem de besturing overneemt om de auto zo goed mo-
gelijk op de gevonden plek in te parkeren.
Tijdens het inparkeren kan worden gebruikgemaakt van
de informatie van de parkeersensoren (bij het achteruit rij-
den wordt aanbevolen door te rijden tot de sensoren ach-
ter een ononderbroken signaal geven). Het blijft daarbij
echter altijd belangrijk de omgeving in de gaten te houden.
Tijdens de manoeuvre kan de auto worden stilgezet en kan
de achteruit, mits de auto blijft stilstaan, voor korte tijd
worden uitgeschakeld (bijvoorbeeld om een voetganger de
betreffende parkeerplek te laten oversteken).
Tijdens de fase van het inparkeren moet de snelheid lager
zijn dan circa 7 km/h, anders wordt de manoeuvre afge-
broken.
fig. 79L0E1016g
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 128
Page 130 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO129
1
Als de bestuurder tijdens het inparkeren, bedoeld of onbe-
doeld, het stuurwiel aanraakt (het vastgrijpt of de beweging
ervan verhindert), wordt de manoeuvre afgebroken.
Wanneer oneffenheden op het wegoppervlak of obstakels
voor de wielen de beweging van de auto zodanig beïn-
vloeden dat de juiste manoeuvre niet kan worden gemaakt,
wordt het inparkeren mogelijk afgebroken.
Beëindiging van de manoeuvre
Als de parkeerplek groot genoeg is, wordt het inparkeren
in één manoeuvre uitgevoerd. Na het uitschakelen van de
achteruit wordt het stuur in de rechtuitstand gezet, waar-
na de manoeuvre als voltooid wordt beschouwd en het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als de parkeerplek niet groot
genoeg is en het inparkeren alleen in meerdere manoeu-
vres kan worden uitgevoerd, wordt de bestuurder door mid-
del van een bijbehorende melding op het display van het
instrumentenpaneel geïnformeerd dat hij het inparkeren
zelf handmatig dient te voltooien.Algemene opmerkingen
❍De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor
parkeermanoeuvres. Controleer als u de auto parkeert of
zich geen personen, dieren of obstakels in de buurt van
de auto bevinden. Het Magic Parking-systeem vormt (even-
als de parkeersensoren) een hulpmiddel voor de bestuur-
der. Deze dient echter altijd goed te blijven opletten tijdens
mogelijk gevaarlijke parkeermanoeuvres, ook al worden
die met lage snelheid worden uitgevoerd.
❍Wanneer de positie van de sensoren door een aanrijding
niet meer correct is, kan dat tot gevolg hebben dat het sys-
teem niet meer naar behoren functioneert.
❍Wanneer de sensoren zijn bedekt met vuil, sneeuw, ijs
of modder of zijn overgespoten met een nieuwe laklaag,
kan dat tot gevolg hebben dat het systeem niet meer naar
behoren functioneert.
❍Voor een juiste werking van het systeem moeten de sen-
soren altijd schoon zijn. Wees voorzichtig bij het reinigen
van de sensoren om krassen of beschadigingen te voorko-
men; gebruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren
moeten worden gereinigd met schoon water, waaraan even-
tueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,
moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd hierbij
de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
Als u het stuurwiel tijdens een manoeuvre
met de hand wilt blokkeren, kunt u het beste
de buitenrand stevig vastgrijpen. Probeer
niet de handen tussen de spaken te steken of de
spaken zelf vast te pakken.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 129