stop start Lancia Delta 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2010Pages: 276, PDF Size: 5.83 MB
Page 168 of 276

STARTEN EN RIJDEN167
3
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleu-
tel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start. Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yop het instrumentenpaneel samen met het lampje
Ublijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP
te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als het lamp-
je nog steeds blijft branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel in stand MAR; op het instrumen -
ten paneel gaan de controlelampjes
menYbranden;
❍wacht tot de lampjes
Yenmgedoofd zijn. Hoe war-
mer de motor, hoe sneller de lampjes doven;❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de
voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal
niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand AVV
draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft
branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draai-
en en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere gele-
verde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan
tot het Lancia Servicenetwerk.
Als het lampje mgedurende 60 seconden
gaat knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aans-
laat, kunt u de auto op de gewone manier gebrui-
ken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
165-174 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:51 Pagina 167
Page 169 of 276

168STARTEN EN RIJDEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af te la-
ten rijden. Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator terechtkomen, waar-
door deze onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toeren-
tallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in
stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit
even „op adem” te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel om-
hoog trekken zodat de auto blokkeert.
De auto moet geblokkeerd zijn als de hand-
rem enkele tanden is aangetrokken. Als dit
niet het geval is, laat dan het Lancia Servi-
cenetwerk de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in
stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje xbranden.
Handrem uitschakelen:
❍trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendel-
knop A-fig. 1;
❍houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken.
Het lampje xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de auto te voorkomen,
moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal wor-
den ingetrapt.
165-174 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:51 Pagina 168
Page 172 of 276

STARTEN EN RIJDEN171
3
Accessoires gemonteerd op dakrails
Verwijder accessoires zoals: dwarssteunen, skidrager, ba-
gagebox enz. van het dak als u ze niet meer gebruikt. Ze
verminderen de aerodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het vervoer van
volumineuze voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruiten-
wissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmings-
systeem vragen veel stroom, waardoor het brandstofver-
bruik toeneemt (tot aan 25 % in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor
het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20 %): gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat
bij voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische ac-
cessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden, waar-
door het brandstofverbruik zal toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een verhoogd toeren-
tal: onder deze omstandigheden warmt de motor veel lang-
zamer op, terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaat-
gasemissie toenemen. Het is beter om rustig weg te rij-
den en geen hoge toerentallen te gebruiken: op deze ma-
nier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stop-
licht of voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussengas, geen enkel nut.
Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelij-
ke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoog-
ste versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt
het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bo-
vendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een ho-
gere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een ge-
lijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en op-
165-174 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:51 Pagina 171
Page 215 of 276

214NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt
zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de
bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 43-44
Ga als volgt te werk:
❍verwijder de dop A;
❍neem het sleepoog B uit de zitting in de gereedschap-
houder;
❍draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor
of achter.
fig. 43L0E0090mfig. 44L0E0091m
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR
en vervolgens in STOP zonder de contactsleu-
tel uit het slot te verwijderen. Als de contact-
sleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt au-
tomatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk
wordt de auto te besturen. Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig is voor de bedie-
ning van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mo-
gelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag
naar andere weggebruikers. Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
175-214 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:53 Pagina 214