PEUGEOT PARTNER 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2022Pages: 324, PDF Size: 9.52 MB
Page 211 of 324

209
In geval van pech
8Brandstoftank leeg (diesel)
Bij een auto met dieselmotor moet het
brandstofsysteem worden ontlucht als de
brandstoftank leeg is.
Voordat u begint met het ontluchten van het
systeem, is het van groot belang om minimaal 5 liter
diesel in de brandstoftank te gieten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over het tanken en de
tankbeveiliging (diesel).
Voor andere uitvoeringen dan BlueHDi bevinden de
componenten van het brandstofsysteem zich in de
motorruimte; ze kunnen onder een verwijderbare
afdekplaat liggen.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de motorruimte, en met
name de plaats van deze onderdelen onder de
motorkap.
Met 1.6 BlueHDi (Euro 6.1)
► Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
► W acht ongeveer 6 seconden en zet het contact
af.
►
Herhaal deze handelingen 10 keer
.
►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
startpoging en herhaal de procedure.
Met 1.5 BlueHDi (Euro 6.2/ 6.3)
► Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
► W acht ongeveer 1 minuut en zet het contact af. ►
Start de motor
.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw
startpoging en herhaal de procedure.
Geen BlueHDi-motoren
► Open de motorkap en maak indien nodig de
sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.
► Bedien de handopvoerpomp totdat u
weerstand voelt (de eerste keer indrukken
kan zwaar zijn).
►
Bedien de startmotor om de motor te starten (als
de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15
seconden voordat u het opnieuw probeert).
►
Als de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en
vervolgens de startmotor opnieuw.
►
Breng de sierkap aan, klem deze vast en sluit de
motorkap.
Boordgereedschap
► Schuif de stoel(en) naar voren voor
eenvoudigere toegang.
Toegang tot het gereedschap
Auto met elektromotor
Met bandenreparatieset
Het gereedschap ligt in de beenruimte bij de
passagier.
Uitvoeringen met reservewiel
Het gereedschap bevindt zich onder de voorstoel
rechts. Toegang tot het gereedschap:
–
Bij een niet-verstelbare voorstoel moet u het
zitkussen optillen door uw hand tussen het kussen
en de rugleuning te steken.
–
Bij de verstelbare voorstoel moet u de stoel zo ver
mogelijk naar voren zetten.
De krik ligt in de beenruimte bij de passagier.
Auto met Benzine- of Diesel-motor
Met bandenreparatieset
De set bevindt zich onder de rechtervoorstoel.
Uitvoeringen met reservewiel
De krik bevindt zich onder de rechtervoorstoel.
Het gereedschap bevindt zich onder de
linkervoorstoel.
Overzicht van
gereedschappen
1. Blok om de auto tegen wegrollen te beveiligen
2. Afneembaar sleepoog
3. Torx-sleutel
Voor het verwijderen van de achterlichten om
een gloeilamp te vervangen.
Page 212 of 324

210
In geval van pech
Met bandenreparatieset
4.Een 12 V-compressor, een flacon afdichtmiddel
en een sticker met de snelheidslimiet
Voor het tijdelijk repareren en het op spanning
brengen van een band.
Het gereedschap opbergen (auto met elektromotor)
Berg de 12V-compressor en flacon met
afdichtmiddel (4 ) op in de zak, zie de afbeelding.
De ruimte in de beenruimte voor de passagier
is smal. Het luik kan alleen sluiten als het
gereedschap op de oorspronkelijke locatie
wordt opgeborgen: het blok (1 ) niet in de zak,
het verwijderbare oog (2 ) bovenop de zak met
de gesp naar buiten gericht, de inbussleutel (3 )
bovenop de zak, de 12V-compressor met flacon
afdichtmiddel (4 ) in de zak.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de bandenreparatieset.
Uitvoeringen met reservewiel
5. Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden
verwijderd en kan de krik worden uit- en
ingedraaid.
6. Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7. Gereedschap voor het verwijderen van de
sierdoppen van de wielbouten / wieldoppen
(afhankelijk van de uitvoering)
Hiermee kunnen de sierdoppen van de
wielbouten van een lichtmetalen velg of de
naafdop van een stalen velg worden verwijderd
(waar van toepassing).
8. Dop voor slotbouten.
Hiermee kunnen de speciale slotbouten met
behulp van de wielsleutel worden verwijderd.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het reservewiel.
Page 213 of 324

2 11
In geval van pech
8Al het gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto. Van welk gereedschap uw
auto is voorzien, is afhankelijk van de uitvoering
van de auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een
beschadigde of lekke band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
EG over machines.
Sommige delen van de krik, zoals de schroeven en scharnieren, kunnen letsel
veroorzaken. Raak ze dus niet aan.
Verwijder alle vetresten.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om verklarende video's te bekijken.
U kunt de band tijdelijk repareren met een
compressor en een flacon met afdichtmiddel zodat u
naar de dichtstbijzijnde garage kunt rijden.
Ontworpen om algemene lekkages op het loopvlak
van een band te repareren.
De compressor kan via de 12 V-aansluiting lang genoeg op het elektrische systeem van
de auto worden aangesloten om een lekke band
weer op te pompen.
Alleen de 12V-aansluiting voorin mag worden gebruikt om de compressor aan te
sluiten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Reparatiemethode
Verwijder het voorwerp (zoals een spijker of schroef) dat de lekkage heeft veroorzaakt
niet uit de band.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving
in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
►
Haal het dopje van het ventiel van de lekke band
en bewaar het op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel
aan op het ventiel van de lekke band en zet deze
stevig vast.
►
Sluit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor
in stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
► Bevestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in de auto vlak bij de bestuurder worden geplakt
om hem / haar te herinneren aan het feit dat er
met een gerepareerde band wordt gereden.
►
Zet het contact aan.
Page 214 of 324

212
In geval van pech
► Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand I te zetten, totdat de bandenspanning 2
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk
in de band gespoten; maak de slang gedurende
deze handeling niet los van de aansluiting (kans op
spatten).
Als de bandenspanning van 2 bar na ongeveer 7 minuten nog niet is bereikt, kan
de band niet met de bandenreparatieset worden
gerepareerd; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om u verder te helpen.
►
Zet de schakelaar in de stand "
O”.
►
Haal de stekker van de compressor uit de
12V-aansluiting in de auto.
►
V
erwijder de set.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
►
V
erwijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
Het afdichtmiddel is gevaarlijk bij inslikken en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel staat
op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met
afdichtmiddel bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te kopen.
► Rijd direct ongeveer 5 kilometer met matige
snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.
►
Zet de auto stil en controleer de reparatie en
de bandenspanning met de set.
Rijd niet sneller dan 80 km/h en niet meer
dan 80 km met een band die met dit type
set is gerepareerd.
U moet contact opnemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de
reparatie na te laten kijken en de verwisselde
band waar nodig te vervangen.
De bandenspanning
controleren / aanpassen
De compressor kan worden gebruikt, zonder
afdichtmiddel in de band te spuiten, om de
bandenspanning te controleren en zo nodig te
corrigeren.
►
V
erwijder het dopje van het ventiel van de band
en bewaar het op een schone plaats.
►
Rol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
►
Sluit de slang aan op het ventiel en zet deze
stevig vast.
►
Controleer of de schakelaar van de compressor
in de stand "O " staat.
►
Rol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
►
Sluit de stekker van de compressor aan op de
12V-aansluiting in de auto.
►
Zet het contact aan.
►
Schakel de compressor in door de schakelaar
in de stand "I " te zetten en breng de band
op de spanning die staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto. De
bandenspanning verlagen: druk op de zwarte toets
op de slang van de compressor, bij de aansluiting op
het ventiel.
Als de bandenspanning van 2 bar na 7 minuten nog niet is bereikt, kan de band niet
met de bandenreparatieset worden gerepareerd;
neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om u verder te
helpen.
Page 215 of 324

213
In geval van pech
8► Zet de schakelaar in de stand O zodra de
gewenste bandenspanning is bereikt.
►
V
erwijder de set en berg deze op.
►
V
ervang de dop op het ventiel.
Als de spanning van één of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om verklarende video's te bekijken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
►
Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en schakel de parkeerrem in.
►
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
verkeersveiligheidsvest enz.) volgens de regelgeving
in het land waar u rijdt.
►
Zet het contact af.
Toegang tot het reservewiel
► Het reservewiel is bereikbaar vanaf de
achterzijde van de auto.
► Als de auto is uitgerust met een trekhaak, krik de
auto dan aan de achterzijde op (uitsluitend bij punt
B ) totdat er voldoende ruimte is om het reservewiel
te kunnen verwijderen.
Het reservewiel uit de houder
verwijderen
► Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk
van de uitvoering).
► Open de achterdeuren (of achterklep) om
bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen.
► Draai de bout los met behulp van de wielsleutel
totdat de reservewielhouder laag genoeg hangt om
de haak van de reservewielhouder los te maken.
► Haal de reservewielhouder los van de haak en
plaats het reservewiel naast het te vervangen wiel.
Het reservewiel terug in de houder
plaatsen
Page 216 of 324

214
In geval van pech
► Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
► Beweeg het reservewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door het heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen totdat het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
►
Haak de houder aan de haak en draai de bout
daarna met de hendel van de wielsleutel vast totdat
de bout goed is vastgedraaid.
Een wiel verwijderen
De auto parkeren Parkeer de auto op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet u
de eerste versnelling inschakelen om de wielen
te blokkeren, de parkeerrem aantrekken, tenzij
deze in de automatische stand staat, en het
contact uitzetten.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in
de automatische stand staat, en het contact
uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de
krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel bij de
ventielopening los te wippen en vervolgens los
te trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening in lijn
met het ventiel en druk de wieldop vervolgens
rondom vast met de palm van uw hand.
► Als uw auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijder dan de wieldop met gereedschap 7 .
►
Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen,
verwijder dan de sierdop van de wielbouten met
gereedschap 7.
► Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan
dop 8 op wielsleutel 5 om de slotbout los te draaien.
►
Draai
de andere bouten iets los (zonder ze te
verwijderen) met uitsluitend wielsleutel 5 .
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel bij de
ventielopening los te wippen en vervolgens los
te trekken.
► Plaats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee krikpunten A of B.
Gebruik het krikpunt aan de onderzijde van de
auto dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel
bevindt.
Page 217 of 324

215
In geval van pech
8
► Draai krik 6 naar buiten totdat de kop van de krik
krikpunt A of B raakt; het contactvlak van krikpunt A
of B moet goed in het middelste deel van de kop van
de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het reservewiel te
monteren.
Kans op letsel! Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de krik
wegglijden.
Plaats de krik uitsluitend bij krikpunt A of B onder
de auto en zorg ervoor dat het contactvlak van
de auto goed in het middelste deel van de kop
van de krik staat. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik wegzakken.
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone
plaats weg.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel
(5) en de
dop
(8)
voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) handvast.
►
Laat de auto weer volledig zakken.
►
V
ouw de krik (6 ) op en verwijder deze.
Page 218 of 324

216
In geval van pech
► Draai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel (5 ) en de dop (8 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Berg het gereedschap op.
Een reservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg niet. Het wiel
wordt door het conische contactvlak (B ) van elke
bout op zijn plek gehouden.
Na het verwisselen van een
wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Met een niet-standaard reservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid
van 80 km/h of de maximale afstand van 80 km
niet.
Het is niet toegestaan om met meerdere
reservewielen van dit type op de auto
gemonteerd te rijden.
De wielvelg van het vervangen wiel mag niet
worden teruggeplaatst.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Wiel met naafdop Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de rand
ervan vervolgens rondom met de hand vast.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over de identificatie, vooral dit label.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen ervan gericht,
om beschadiging van de vernislaag en de
afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het contact en de koplampen/lampen minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld - risico op
ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Page 219 of 324

217
In geval van pech
8Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe
lamp met dezelfde specificaties. Vervang de
lampen per paar om onbalans in de verlichting te
voorkomen.
De motorkap openen/toegang tot de lampen
Wees voorzichtig wanneer de motor heet is -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die
in de bladen van de koelventilator kunnen komen
- kans op verstikking!
Halogeenlampen (Hx) Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.
Na het verwisselen van een lamp Voer voor de montage de handelingen voor
het verwijderen in omgekeerde volgorde uit.
Sluit uiterst zorgvuldig de beschermkap om
ervoor te zorgen dat de lampen goed worden
afgedicht.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Dagrijverlichting / parkeerlichten.
Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen.
Verwijder ze als volgt:
Type A Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd
met een drukbevestiging.
Type B Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets
in en draai deze linksom.
Type C Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder.
Type D Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Verlichting vóór
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en in
het bijzonder de typen lampen.
Uitvoering A
Uitvoering B
1. Parkeerlichten / dagrijverlichting
Type
A, W21/5W of led (afhankelijk van de
uitvoering)
2. Grootlicht
Type
C, H1
Page 220 of 324

218
In geval van pech
3.Dimlicht
Type
C, H7
4. Richtingaanwijzer
Type
B, PY21W
5. Mistlamp
Type
D, H11
Zijrichtingaanwijzer
Type A, WY5W-5W (oranje)
– Druk de zijrichtingaanwijzer naar achteren en trek
het los.
–
Breng de zijrichtingaanwijzer richting de voorzijde
aan en schuif hem vervolgens naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en
zijrichtingaanwijzers) moeten worden vervangen
door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.
Dimlicht
Type C, H7
► Trek aan het lipje om de beschermkap te
verwijderen.
►
Draai de eenheid ten opzichte van de steun.
►
T
rek de stekker van de gloeilamp los.
►
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Plaats de beschermkap terug terwijl het lipje toegankelijk blijft.
Parkeerlichten / dagrijverlichting
Type A, W21/5W
Uitvoering A
► Draai de stekker een kwartslag rechtsom.
► T rek de stekker van de gloeilamp los.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Uitvoering B
Lampjes (Leds)Als u dit type gloeilamp moet vervangen,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.