Alfa Romeo Giulietta 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2013Pages: 288, PDF Size: 12.99 MB
Page 111 of 288

INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“All Weather” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 82 omlaag (nabij de letter “a”) en houd hem in
deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het opschrift “All Weather” op de display verschijnt (zie fig. 87).
ESC en ASR: activeringsdrempels voor topveiligheid en controle
van de auto, ook bij kritische wegcondities (bv. bij regen, sneeuw,
etc.).
Stuurwielafstelling:maximum comfort.
DST:hogere remregeling gecombineerd met ABS/ESC. Standaard
regeling van zijdelingse versnelling. Compenseert overstuur afhankelijk
van de ESC/ASR activeringsdrempels: met een lichte impuls op het
stuurwiel wordt de bestuurder geadviseerd de geschiktste manoeuvre
uit te voeren.
Motor:standaard respons.Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze te werk als voor de “Dynamic”
modus, maar beweeg de hendel A fig. 82 naar “a”.
BELANGRIJK
❒Direct schakelen van de “Dynamic” naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de andere modus in te schakelen
moet eerst worden teruggekeerd naar de “Natural” modus.
❒Indien “All Weather” of “Natural ” actief was toen de motor gestopt
werd, wordt de volgende keer dat de motor gestart wordt de functie
ingeschakeld die gekozen was.
❒Bij een storing in het systeem of een defect van de hendel A fig. 82,
kunnen geen modussen worden gekozen. De display toont een
waarschuwingsmelding.
fig. 87
A0K1511
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 112 of 288

START&STOP SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor af wanneer de auto
stilstaat en start de motor zodra de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiency van de auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen en
geluidsoverlast.WERKINGUitschakelmodus van de motor
Bij stilstaande auto, wordt de motor afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het koppelingspedaal niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen automatisch worden afgezet bij
een snelheid van meer dan 10 km/h, om herhaaldelijk afzetten van de
motor te voorkomen wanneer erg traag wordt gereden.
Het symbool
fig. 88 verschijnt op de display als de motor wordt
afgezet.
De motor opnieuw starten
Trap het koppelingspedaal in om de motor opnieuw te starten.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELENDruk op knop
fig. 89 op het bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit te schakelen.Inschakeling Start&Stop systeem
Wanneer het Start&Stop systeem wordt ingeschakeld, verschijnt een
melding op de display. In deze omstandigheid is de led A fig. 89
op de knop
gedoofd.
fig. 88
A0K0163
fig. 89
A0K0121
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 113 of 288

Start&Stop systeem uitschakelen
❒Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display: wanneer
het Start&Stop systeem wordt uitgeschakeld, verschijnt een melding
op de display.
❒Versies met multifunctioneel display: wanneer het Start&Stop
systeem wordt uitgeschakeld, verschijnt het symbool
op de
display.
De led A fig. 89 brandt wanneer het systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR NIET WORDT AFGEZETBij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het parkeren);
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het systeem wordt geïnitialiseerd.
Als een comfortabele temperatuur prioritair is, dan kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR HERSTARTBij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3 minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie.
Wanneer een versnelling is ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de bestuurder gemeld met een bericht
en, voor bepaalde versies/markten, gaat het symbool
op de
display knipperen.
Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal niet intrapt, kan de motor, 3
minuten na het afzetten, alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
109WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 114 of 288

Als de motor onbedoeld is afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel los te laten met ingeschakelde versnelling, en
het Start&Stop-systeem is actief, dan kan men de motor herstarten
door het koppelingspedaal helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te schakelen.VEILIGHEIDSINSTELLINGENAls het Start&Stop-systeem de motor heeft afgezet en de bestuurder
maakt zijn veiligheidsgordel los en opent het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de motor alleen herstarten m.b.v.
de contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht door een geluidssignaal,
het knipperen van het symbool
op de display en bij sommige
versies verschijnt ook een melding op de display.
"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische start van de motor, gedurende
3 minuten geen enkele handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof te kunnen
besparen. In dergelijke gevallen kan men de motor alleen herstarten
m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval draaiende worden gehouden
door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.
ONREGELMATIGE WERKINGIndien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem
uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht van de storing door het
knipperende
symbool (uitvoeringen met multifunctioneel display) of
symbool (uitvoeringen met herconfigureerbaar multifunctioneel
display). Voor bepaalde uitvoeringen/markten, indien aanwezig,
wordt er ook een bericht weergegeven.
Raapleeg in zo'n geval het Alfa Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE
AUTOAls de auto enige tijd niet gebruikt wordt (of als de accu wordt
vervangen), moet speciale aandacht besteed worden aan het
loskoppelen van de stroomvoorziening van de accu.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker A fig. 90 (druk op knop B) van
de accusensor C op de minklem D van de accu los. Koppel deze
sensor nooit van de accu los, behalve bij vervanging van de accu.
fig. 90
A0K0179
110WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 115 of 288

Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
Vervang de accu door een exemplaar van hetzelfde
type (HEAVY DUTY) en met identieke specificaties.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de elektrische voeding naar de accu los
te koppelen.STARTEN MET HULPACCUWanneer men met een hulpaccu moet starten, mag de minkabel (–)
vanaf de hulpaccu nooit in verbinding worden gebracht met de
minpool A fig. 91 van de accu in de auto. Sluit de minkabel aan op
een massapunt op de motor of op de versnellingsbak.
Controleer alvorens de motorkap te openen of de motor is
afgezet en of de contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op het plaatje op de
voorste traverse (fig. 92). Wij adviseren om de contactsleutel uit te
nemen als er zich nog inzittenden in de auto bevinden. Verlaat de auto
na de contactsleutel te hebben uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken of de motor is afgezet en
of de contactsleutel in de stand STOP staat.
fig. 91
A0K0180
fig. 92
A0K0224
111WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 116 of 288

EOBD-SYSTEEM
(European On Board Diagnosis)(voor bepaalde versies/markten)
Het doel van het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer de emissiewaarden stijgen;
❒de noodzaak voor het vervangen van beschadigde onderdelen
aangeven.
Ook beschikt de auto over een diagnosestekker waarmee, na
aansluiting van speciale apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor diagnose
en werking van de motor kunnen worden uitgelezen. Deze controle
kan ook door de verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben verholpen zal het Alfa Romeo
Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het systeem,
tests verrichten op een proefbank en zo nodig, een proefrit maken die
ook lange afstandsritten kan omvatten.
DUAL PINION
STUURBEKRACHTIGINGDit systeem werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR staat en
bij draaiende motor. Met de stuurbekrachtiging kan de bestuurder
de benodigde kracht voor het verdraaien van het stuurwiel regelen in
functie van de rijomstandigheden. Met de DNA-standen van de “Alfa
DNA Systeem” hendel kunnen verschillende
stuurbekrachtigingmodussen worden gekozen (zie de paragraaf “Alfa
DNA-Systeem”).
BELANGRIJK Als de accu werd losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden geïnitialiseerd. Het lampje gaat branden
om dit aan te geven. Ga hiervoor als volgt te werk: draai het stuurwiel
van het ene uiteinde naar het andere terwijl op een rechtlijnig traject
van ongeveer honderd meter wordt gereden.
Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van een
diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
112WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 117 of 288

INBOUWVOORBEREIDING VOOR
AUTORADIO(voor bepaalde versies/markten)
Als er op het moment van aanschaf geen autoradio is besteld, is de
auto voorzien van een vak fig. 93 in het dashboard.
De inbouwvoorbereiding voor een autoradio bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio, speakers voor en achter en een antenne;
❒vak voor autoradio;
❒antenne op dak.
De autoradio moet in het hiervoor bestemde vak A fig. 93 gemonteerd
worden; toegang tot dit vak wordt verkregen door te drukken op de
twee borglipjes in het vak zelf; de voedingskabels kunnen hier
gevonden worden.
Neem voor verbinding met de inbouwvoorbereiding
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om elk
probleem te voorkomen dat de veiligheid van de auto
in gevaar brengt.
fig. 93
A0K0134
113WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 118 of 288

INBOUWVOORBEREIDING VOOR
DRAAGBAAR
NAVIGATIESYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Bij voertuigen metBlue&Me™systeem, kan (optioneel) de
inbouwvoorbereiding voor hetBlue&Me™TomTom
®draagbaar
navigatiesysteem uit het Alfa Romeo Lineaccessori worden voorzien.
Installeer het draagbaar navigatiesysteem door de betreffende
steunbeugel in de zitting te steken die is aangeven op fig. 94.
MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMENElektrische/elektronische systemen die na aanschaf van de auto door
de aftersales-service worden gemonteerd, moeten van het volgende
merkteken zijn voorzien: fig. 95
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage van zend-/
ontvangstapparatuur op voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt uitgevoerd.
BELANGRIJK In geval van montage van systemen waarbij de
kenmerken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs
door de bevoegde instanties ingenomen worden. Dit kan ook de
ongeldigheid van de garantie met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging of die direct of indirect hierop
terug te voeren zijn.
Fiat Group Automobiles S.p.A. wijst elke aansprakelijkheid af voor
schade die het gevolg is van montage van accessoires die niet door
Fiat Group Automobiles S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet
conform de verschafte aanwijzingen zijn gemonteerd.
fig. 94
A0K0143
fig. 95
DISPOSITIVI-ELETTRONICI
114WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 119 of 288

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOONSRadiozendapparatuur (autotelefoons, CB-zenders, radioamateurs e.d.)
mag alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne die
aan de buitenkant is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) kan storingen in de elektrische systemen van de auto
veroorzaken. Dit kan de veiligheid van de auto in gevaar brengen en
een potentieel gevaar voor de gezondheid van de passagiers
opleveren.
Tevens kan de zend- en ontvangstkwaliteit beperkt worden door het
afschermingseffect van de carrosserie.
Voor wat betreft het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS,
UMTS) met het officiële EU-keurmerk, wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de mobiele telefoon.
PARKEERSENSOREN(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de achterbumper fig. 96 en detecteren
de aanwezigheid van obstakels achter het voertuig en waarschuwen
de bestuurder met een geluidssignaal.INSCHAKELINGDe sensoren worden ingeschakeld zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe
naarmate het obstakel dichter bij het voertuig komt.
fig. 96
A0K0060
115WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 120 of 288

AANWIJZINGEN OP DE DISPLAY(Voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de sensor is ingeschakeld, wordt het volgende schermbeeld
op de "Herconfigureerbare multifunctionele display" (voor bepaalde
versies/markten) weergegeven fig. 97.
De informatie over de aanwezigheid en afstand van een obstakel ten
opzichte van de auto wordt gegeven door middel van de zoemers
en de display van het instrumentenpaneel.
Wanneer de sensoren meerdere obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het dichtstbijzijnde obstakel.
GELUIDSSIGNAALZodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt automatisch
een geluidsmelding ingeschakeld wanneer er zich een obstakel achter
de auto binnen het meetbereik bevindt.
De geluidsmelding:
❒neem toe naarmate de afstand tussen de auto en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de afstand tussen de auto en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt en stopt onmiddellijk als
de afstand toeneemt;
❒blijft constant als de afstand ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen tijdens manoeuvres langs
muren.
BELANGRIJK Het volume van het geluidssignaal kan worden ingesteld
via de optie "Geluidssterkte waarschuwingen" van de "Set-up
menu".
fig. 97
A0K0059
116WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER