CITROEN BERLINGO FIRST 2011 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2011, Model line: BERLINGO FIRST, Model: CITROEN BERLINGO FIRST 2011Pages: 136, PDF Size: 5.92 MB
Page 61 of 136

59 PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
-
INDELINGVOORCOMPARTIMENT
4. Plafonniers
5. Zonneklep
Permanent uit.
Bij instappen in de auto :
- de plafonniers gaan branden
zodra de auto wordt ontgren-
deld of een portier wordt ge-
opend,
- de plafonniers gaan na ongeveer 30 se-
conden uit als de portieren gesloten zijn of
bij het aanzetten van het contact.
Bij verlaten van de auto :
- de plafonniers gaan branden zodra de
sleutel uit het contact wordt verwijderd (ge-
leidelijk in ongeveer 30 seconden) of zodra
een portier wordt geopend,
- de plafonniers gaan na ongeveer 30 se-
conden uit als alle portieren gesloten zijn of
meteen na het vergrendelen van de auto.
In deze stand kan de plafonnier tijdens het rij-
den gaan knipperen als een portier niet goed
gesloten is.
Bij geopend portier zal deze na ongeveer 10
minuten of bij het aanzetten van het contact au-
tomatisch uit gaan.
Permanent aan, sleutel in de
stand accessoires of contact
aan.
1. Portiervakken
A.
Flessenhouder.
B.
Houder voor klein fl esje.
C.
Opbergvak.
2. Opbergvak boven voorruit
Maximale belading: 5 kg
.
3. Kaartleeslampjes
Draai de knop naar rechts of naar
links om de lampjes aan te doen.
Zet de draaiknop in de middenstand
om ze uit te doen.
6. Dashboardkastje
7. Aansteker
De 12 V-aansluiting biedt de moge-
lijkheid voor de aansluiting van een
telefoonoplader, een fl essenwarmer,
enz.
8. Uitneembare asbak
Trek aan het deksel om de asbak te
openen.
Trek, om de asbak te legen, deze na
het openen omhoog.
9. Opberglade (passagierszijde)
Til de opberglade iets op en trek hem
naar voren om hem te openen.
Page 62 of 136

PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
60 -
STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN
KOPLAMPEN VERSTELLEN
CLAXON
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk de knop in, de richtingaanwij-
zers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet. Druk op een van de spaken
of in het midden van het
stuurwiel.
0 -
Leeg.
1 -
Gedeeltelijke belading.
2 -
Gemiddelde belading.
3 -
Maximaal toegestane belading.
0 -
1 of 2 personen op de voorstoe-
len.
- -
3 personen.
1 -
5 tot 7 personen.
2 -
5 tot 7 personen + maximaal toe-
gestane belading.
3 -
Bestuurder + maximaal toegesta-
ne belading.
Stand 0: basisinstelling.
Afhankelijk van de belading van de
auto wordt aanbevolen de koplam-
pen te verstellen. Druk bij stilstaande auto de hendel
naar beneden om het stuurwiel te
ontgrendelen.
Zet het stuurwiel in de gewenste
stand en trek aan de hendel om het
stuurwiel te vergrendelen.
Page 63 of 136

61 PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
-
SJOROGEN
Aanbevolen wordt de lading
stevig vast te zetten door
middel van de sjorogen op
de vloer. Gebruik de 6 sjorogen op de vloer
van de bagageruimte om uw bagage
stevig vast te zetten.
Het verder naar voren schuiven van
bagage kan voorkomen worden met
bijvoorbeeld een tussenschot of
scheidingsraster, dat leverbaar is via
het CITROËN-netwerk.
Page 64 of 136

PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
62 -
INDELING ACHTERCOMPARTIMENT
Page 65 of 136

63 PRAKTISCHE VOORZIENINGEN
-
1. Bagageafdekking
Bevestigen:
- plaats de voorste uiteinden van
de bagageafdekking op de steun
en druk ze licht vast,
- vouw de bagageafdekking volle-
dig uit,
- plaats de achterste uiteinden van
de bagageafdekking op de steun
en druk ze licht vast.
Verwijderen:
- neem de achterste uiteinden los,
- vouw de bagageafdekking volle-
dig op,
- neem de voorste uiteinden los en
verwijder de bagageafdekking.
Vouw de bagageafdekking op om
deze op te bergen. Niet oprollen
.
2. Bagagenet voor hoge belading
Het bagagenet voor hoge belading
kan achter de voorstoelen of achter
de achterbank worden bevestigd.
Open de afdekplaatjes A
van de des-
betreffende bovenste bevestigingen.
Plaats de uiteinden van de metalen
staaf in deze bevestigingen.
Bevestig de haken van de riemen
van het net achter de voorstoelen,
achter de neergeklapte achterbank
of aan de sjorogen B
op de vloer.
Deze sjorogen bevinden zich lood-
recht onder de desbetreffende bo-
venste bevestigingen.
Trek de twee riemen C
aan.
3. Sjorogen
4. Portiervak schuifdeur
5. Opbergvakken tussen de
voorstoelen en de achterbank
6. Opbergtassen
7. Bekerhouder
Page 66 of 136

RIJDEN64 -
HANDREM
combinatie met het verklik-
kerlampje STOP
en een
geluidssignaal (als de auto
rijdt), geeft dit aan dat de
handrem nog (iets) is aangetrokken.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Met gehomologeerde wielen (ban-
den en velgen) die in goede staat
verkeren, zorgt het antiblokkeersy-
steem samen met de elektronische
remdrukregelaar tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuur-
baarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Opmerking:
Zorg er bij vervanging
van de wielen (banden en velgen)
voor dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt auto-
matisch in werking zodra één van de
wielen dreigt te blokkeren.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
de verklikkerlampjes STOP
en ABS
, duidt dit op een sto-
ring in de elektronische remdrukrege-
laar. Door deze storing zou u tijdens
het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het
CITROËN-netwerk. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal, duidt dit
op een storing in het ABS sy-
steem, waardoor u tijdens het rem-
men de controle over uw auto zou
kunnen verliezen. De normale werking van het an-
tiblokkeersysteem kan merkbaar
zijn door het trillen van het rempe-
daal.
Trap het rempedaal bij een nood-
stop krachtig en volledig in en
laat het niet los.
Loszetten
Trek aan de hendel, druk de knop in
en duw de handrem geheel omlaag.
Als dit verklikkerlampje brandt in
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.
Page 67 of 136

65RIJDEN
-
SNELHEIDSBEGRENZER *
De status van de functie wordt als
volgt op het instrumentenpaneel
weergegeven:
Functie geselecteerd,
weergave van het symbool
"Snelheidsbegrenzer".
Functie uitgeschakeld,
laatst ingestelde snelheid -
OFF
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Wagensnelheid hoger dan
107 km/h,
de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Storing in de werking van
het systeem,
OFF - de streepjes knippe-
ren.
Selecteren van de functie
)
Draai de knop in de stand LIMIT.
De begrenzer is dan geselec-
teerd, maar nog niet actief. Het
display geeft streepjes of de laatst
ingestelde snelheid weer.
Instellen van een snelheid
Er kan, bij draaiende motor, een
snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
)
Als de toets SET -
kort of lang
wordt ingedrukt, wordt de inge-
stelde snelheid verlaagd.
)
Als de toets SET +
kort of lang
wordt ingedrukt, wordt de inge-
stelde snelheid verhoogd.
Inschakelen/uitschakelen (OFF)
Druk na het instellen van de snel-
heid één keer op deze toets om de
begrenzer in te schakelen. De inge-
stelde snelheid wordt weergegeven
op het display. Druk nogmaals op de
toets om de begrenzer uit te schake-
len (OFF).
Het systeem kan worden bediend
bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden.
*
Volgens uitvoering.
Page 68 of 136

66 -
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper
wordt ingetrapt, wordt de snelheid
niet verhoogd.
Als het gaspedaal echter met kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij het zware
punt
, wordt de begrenzer tijdelijk uit-
geschakeld en knippert de ingestelde
snelheid op het display.
Knipperen van de
snelheidsweergave
De snelheid knippert:
- als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt,
- als de begrenzer door het profi el
van de weg of bij een steile afda-
ling niet kan voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt over-
schreden,
- tijdens snel accelereren.
Bij het gebruik van de snel-
heidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht ne-
men, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn ver-
antwoordelijkheid nemen.
De bestuurder moet zijn aandacht
houden bij het profi el van de weg,
snelle acceleraties en zijn auto altijd
goed onder controle houden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- zorg ervoor dat de mat en de be-
vestigingen goed geplaatst zijn,
- leg nooit meerdere matten op el-
kaar.
Uitschakelen van de functie
)
Draai de knop in de stand 0
of zet
het contact af om het systeem uit
te schakelen. De laatst ingestel-
de snelheid blijft in het geheugen
opgeslagen.
Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsbegrenzer verschijnt een
melding op het multifunctionele dis-
play in combinatie met een geluids-
signaal.
De ingestelde snelheid wordt gewist
en gedurende enkele seconden knip-
peren de streepjes op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren. Laat om de begrenzer weer in te
schakelen de snelheid zakken tot
een snelheid lager dan of gelijk aan
de ingestelde snelheid.
Page 69 of 136

67RIJDEN
-
SNELHEIDSREGELAAR *
De status van de functie wordt als
volgt op het instrumentenpaneel
weergegeven:
Functie geselecteerd,
weergave van het symbool
"Snelheidsregelaar".
Functie uitgeschakeld,
OFF (bijvoorbeeld bij
107 km/h).
Functie ingeschakeld,
(bijvoorbeeld bij 107 km/h).
Wagensnelheid hoger dan
ingestelde snelheid (118 km/h),
de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Storing in de werking van
het systeem,
OFF - de streepjes
knipperen.
Selecteren van de functie
)
Zet de draaiknop in de stand
CRUISE
. De snelheidsregelaar is
geselecteerd, maar nog niet ge-
activeerd en er is nog geen snel-
heid ingesteld.
Eerste keer activeren/instellen
van een snelheid
)
Breng uw auto met het gaspedaal
op de gewenste snelheid.
)
Druk op de toets SET-
of SET+
.
De snelheid is nu in het geheugen
opgeslagen en deze snelheid wordt
door de auto gehandhaafd.
Tijdelijk overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het is mogelijk gas te geven
en tij-
delijk met een hogere snelheid dan
de ingestelde snelheid te rijden. De
ingestelde snelheid zal dan knippe-
ren
.
Als het gaspedaal wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid weer
aangenomen. Bij deze snelheidsregelaar wordt de
ingestelde snelheid weergegeven op
het instrumentenpaneel. Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een constante
zelf ingestelde snelheid rijden.
Deze voorziening werkt alleen bij
snelheden boven 40 km/h vanaf de
4e versnelling.
Als uw auto is voorzien van een snel-
heidsregelaar, is tevens een snel-
heidsbegrenzer aanwezig. Deze
twee systemen kunnen echter niet
gelijktijdig worden gebruikt.
*
Volgens uitvoering.
Page 70 of 136

RIJDEN68 -
Let bij het wijzigen van de
ingestelde snelheid door het
ingedrukt houden van de
toets goed op omdat de snel-
heid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk ver-
keer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Bij het gebruik van de snelheidsrege-
laar moet de bestuurder te allen tijde
de snelheidslimiet in acht nemen,
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Aanbevolen wordt de voeten dichtbij
de pedalen te houden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- zorg ervoor dat de mat en de be-
vestigingen goed geplaatst zijn,
- leg nooit meerdere matten op el-
kaar.
Uitschakelen (OFF)
)
Druk op deze toets of trap op het
rem- of koppelingspedaal.
Ingestelde snelheid wijzigen
Als de ingestelde snelheid wordt
weergegeven:
)
Druk op de toets SET +
om de
snelheid te verhogen.
)
Druk op de toets SET -
om de
snelheid te verlagen.
Opnieuw activeren
)
Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar, op deze toets.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
Uitschakelen van de functie
)
Draai de knop in de stand 0
of zet
het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.
Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsregelaar verschijnt een
melding op het multifunctionele dis-
play in combinatie met een geluids-
signaal.
De ingestelde snelheid wordt gewist
en gedurende enkele seconden knip-
peren de streepjes op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.