CITROEN BERLINGO FIRST 2011 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2011, Model line: BERLINGO FIRST, Model: CITROEN BERLINGO FIRST 2011Pages: 136, PDF Size: 5.92 MB
Page 51 of 136

49 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
VOORPORTIEREN EN SCHUIFDEUREN
Voorportieren
Schuifdeuren
Voorportieren
Met de portiergreep van het bestuur-
dersportier kunnen gelijktijdig ook de
schuifdeur en de achterdeuren wor-
den ontgrendeld.
Schuifdeuren
Openen van binnenuit
Openen van buitenaf
Schuifdeuren
Als de tankdop is verwijderd,
kan de schuifdeur rechts niet
worden geopend.
Vergrendelen/ontgrendelen van
binnenuit
Voorportieren
Druk de knop A
omlaag om het por-
tier te vergrendelen.
Door een van de voorportieren te
vergrendelen, kunnen gelijktijdig ook
de schuifdeur en de achterdeuren
worden vergrendeld.
Trek de knop A
omhoog en trek de
hendel naar u toe om het portier te
ontgrendelen en te openen.
Door het bestuurdersportier te ope-
nen, kan gelijktijdig ook de auto vol-
ledig worden ontgrendeld.
Van binnenuit kan de
schuifdeur worden ge-
opend en gesloten door
middel van de handgreep.
Als de schuifdeur helemaal geopend
is, houdt een weerstandspunt de
schuifdeur in geopende stand. Door de schuifdeuren te
openen/sluiten wordt alleen
het slot van de desbetref-
fende schuifdeur bediend.
Duw, om de deur te sluiten, de knop B
naar voren en schuif de deur dicht.
Trek, om de deur te openen, de knop
B
naar achteren en schuif de deur
open.
Page 52 of 136

TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN50 -
Vergrendelen van binnenuit
Beweeg de knop C
omlaag of om-
hoog om de auto van binnenuit te
vergrendelen respectievelijk te ont-
grendelen.
Vergrendelen van binnenuit
De centrale vergrendeling kan wor-
den ingeschakeld door op de toets D
te drukken, mits de portieren, schuif-
en achterdeuren gesloten zijn.
Automatische centrale
vergrendeling
De centrale vergrendeling treedt au-
tomatisch in werking tijdens het rij-
den (bij snelheden boven 10 km/h).
U kunt deze functie naar wens in- of
uitschakelen.
Ontgrendelen van binnenuit
Druk op de toets D
.
Ontgrendelen van binnenuit is onder
alle omstandigheden
mogelijk.
Inschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het inschakelen van de functie wordt
aangegeven door een geluidssignaal
en een melding op het display.
Uitschakelen
Houd de toets D
enige tijd ingedrukt.
Het uitschakelen van de functie
wordt aangegeven door een geluids-
signaal.
Opmerkingen:
- portieren vergrendeld en contact
uit: het controlelampje knippert,
- portieren vergrendeld en con-
tact aan: het controlelampje blijft
branden.
Page 53 of 136

51 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
ACHTERDEUREN
Kinderslot schuifdeur
Openen van buitenaf
Trek om de achterdeuren te openen
de hendel A
van de rechterdeur naar
u toe en open de linkerdeur door aan
de hendel B
aan de binnenzijde te
trekken.
U kunt de achterdeuren vergrende-
len met de sleutel in het slot C
. Het kinderslot voorkomt dat de schuif-
deur van binnenuit wordt geopend.
Draai de hendel een kwart omwente-
ling met behulp van de contactsleu-
tel.
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN
ACHTERKLEP
Trek aan de handgreep 1
om de ach-
terklep te openen.
U kunt de achterklep ontgrendelen
met de sleutel in het slot 2
.
Page 54 of 136

TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN52 -
Openen van binnenuit
Door de achterdeuren te openen wor-
den alleen de desbetreffende deuren
ontgrendeld.
Trek aan de hendel D
om de achter-
deur te openen. Duw de hendel B
omlaag om de an-
dere achterdeur te openen.
Opmerking:
sluit bij het sluiten van
de achterdeuren van binnenuit eerst
de rechterdeur en controleer of de
hendel B
in verticale positie staat.
Sluit vervolgens de linkerdeur.
Openen van de achterdeuren met
180°
Trek om de achterdeuren met 180°
te openen de deurvanger E
naar u
toe op het moment dat de deur ge-
deeltelijk openstaat.
Bij het sluiten van de deur komt de
deurvanger automatisch in zijn oor-
spronkelijke stand terug.
Page 55 of 136

53 TOEGANG TOT DE AUTO, STARTEN
-
MOTORKAP OPENEN
Binnenzijde:
trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard.
Buitenzijde:
druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
MOTORKAPSTEUN
Plaats de stang in de uitsparing om
de motorkap te ondersteunen.
Druk de stang in de houder alvorens
de motorkap te sluiten.
BRANDSTOF TANKEN
Als het brandstofni-
veau te laag is, gaat
dit verklikkerlampje
branden. Als de brandstofvuldop uit de
vulopening is getrokken, kan
de rechter schuifdeur niet
worden geopend.
De sleutel kan niet uit de
vuldop worden genomen als
deze niet op de vulopening is
gedraaid.
Op een sticker staat de voorgeschre-
ven soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit
wel gebeurt, kunnen er storingen op-
treden.
Sluiten
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze
aan het einde van de slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is.
Te laag brandstofniveau
U kunt met de resterende brand-
stof nog ongeveer 50 km rijden.
Het tanken dient met afgezette mo-
tor
te geschieden.
)
Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.
)
Trek de tankdop uit de vulope-
ning.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 55 liter voor de benzi-
nemotoren en 60 liter voor de die-
selmotoren.
)
Vergrendel na het tanken de vul-
dop. Wees bij warme motor voor-
zichtig met het bedienen
van de veiligheidshaak en
de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
Page 56 of 136

ZICHT54 -
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
Trek de hendel naar u toe.
Opmerking:
Als het contact is afge-
zet en het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
LICHTSCHAKELAAR
Lichten uit
Parkeerlichten
Dim-/grootlicht
Mistlampen vóór/
mistachterlicht
De mistlampen en het mistachter-
licht worden ingeschakeld door de
ring naar voren te draaien en uitge-
schakeld door de ring naar achteren
te draaien. Het branden van de mist-
lampen wordt aangegeven door een
verklikkerlampje op het instrumen-
tenpaneel.
Follow me home
Bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving of bij nacht, kunnen de
parkeer- en dimlichten gedurende
ongeveer een minuut blijven branden
als u de auto verlaat:
- Zet het contact in de stand
STOP
,
- Zet de verlichtingsschakelaar in
de stand 0
,
- Geef een "lichtsignaal",
- Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweg-
gebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zet-
ten zodra ze niet meer nodig zijn.
Links:
Omlaag.
Rechts:
Omhoog.
Richtingaanwijzers
Auto's zonder
mistlampen vóór, met
mistachterlicht (ring B)
Auto's met
mistlampen vóór
en mistachterlicht
(ring B)
Mistlampen vóór (draai de ring
1 stand naar voren).
Mistlampen vóór en mistachterlicht
(draai de ring 2 standen naar voren).
Opmerking:
Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-
eenvolgens het mistachterlicht en de
mistlampen vóór te doven.
Verlichting vóór en achter
Draai ring A
om de verlichting in te
schakelen. Draai de ring naar voren.
Het mistachterlicht werkt alleen in
combinatie met dimlicht en groot-
licht.