CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018Pages: 400, PDF Size: 17.17 MB
Page 31 of 400
29
Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert,
zet dan het contact af en:F
D
ruk op deze knop en
houd deze ingedrukt.
F
Z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
L
aat de knop los als het display
=0
aangeeft; de sleutel verdwijnt. Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal vijf minuten. Het op nul
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op deze knop.
Koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt
in:
- zone A, is de koelvloeistoftemperatuur in
orde,
-
zone B, is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog. Het waarschuwingslampje
maximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP gaan branden,
in combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding op het
touchscreen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor
afzet.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
1
Instrumentenpaneel
Page 32 of 400
30
Controle
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F
l
aat de motor ten minste één uur afkoelen,
F
d
raai de dop twee omwentelingen los om de
druk te laten dalen,
F
v
erwijder vervolgens de dop,
F
v
ul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Niveaus controleren
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de
koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul
niet bij tot boven het maximumniveau
(aangegeven op het expansiereservoir).
Motorolieniveaumeter
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
worden bij het aanzetten van het contact zowel
het motorolieniveau als de onderhoudsindicator
enkele seconden weergegeven. Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te laag olieniveau
Storing in motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen
van motorolie bij de dieselmotor
.
2
merktekens op de peilstok:
-
A
= maxi; het olieniveau
mag nooit boven dit niveau
uitkomen,
-
B
= mini; als het olieniveau
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld
via de vulopening.
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat. Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel. Neem contact op met
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Instrumentenpaneel
Page 33 of 400
31
Actieradiusindicatoren AdBlue®
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het starten van de motor
automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor bij een
te laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2.400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel. Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Met touchscreen
U hebt toegang tot de informatie via
het menu Rijden/Auto .
Actieradius tussen 2.400
en 600
km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300 km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij. Zodra het contact wordt aangezet, gaat
het lampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld:
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd
over 1.500
km") die aangeeft hoeveel
kilometer u nog kunt rijden met de resterende
hoeveelheid vloeistof. Actieradius kleiner dan 600
km
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden herhaald zolang er geen AdBlue
is bijgevuld.
Vul zo snel mogelijk vloeistof bij om te
voorkomen dat het reservoir helemaal leeg
raakt en de motor niet meer gestart kan
worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
® (BlueHDi-
motoren) , en in het bijzonder het bijvullen
ervan.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld:
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd
over 600
km") die aangeeft hoeveel kilometer u
nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid
vloeistof.
Niet star ten van de motor in verband met
een te laag AdBlue
®-niveau
Als het contact wordt aangezet, gaat
dit lampje knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en de
melding " Vul brandstofadditief bij:
Starten geblokkeerd".
1
Instrumentenpaneel
Page 34 of 400
32
Het AdBlue®-reser voir is leeg: het starten van
de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem.
Om de motor weer te kunnen starten moet
het reser voir met minimaal 4
liter AdBlue
®
worden gevuld.
Als een storing in het SCR-
emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem geactiveerd als
meer dan 1.100
km is gereden nadat de
storing in het SCR-emissieregelsysteem
is bevestigd. Laat het systeem controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als een storing wordt gedetecteerd In het geval van een tijdelijke
storing verdwijnt de waarschuwing
tijdens de volgende rit na controle
van de zelfdiagnose van het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling". De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en ver volgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Tijdens de toegestane rijfase
(tussen 1.100
en 0 km)
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden
w eergegeven zolang de storing in de SCR-
emissieregeling niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden
gestart.
Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (nadat 50
km is gereden ter wijl
de melding van de storing permanent wordt
weergegeven), gaan deze lampjes branden
en knippert het lampje AdBlue in combinatie
met een geluidssignaal en de weergave van
een melding (bijv. "Storing emissieregeling:
Starten geblokkeerd over 300
km") die
aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt
rijden voordat het starten van de motor wordt
geblokkeerd. Starten geblokkeerd
U hebt de limiet van de toegestane rijfase
overschreden: het startblokkeringssysteem
voorkomt dat de motor kan worden gestart. Om de
motor weer te kunnen starten, is het noodzakelijk
dat u contact opneemt met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze lampjes branden en knippert het lampje
AdBlue in combinatie met een geluidssignaal
en de melding "Storing emissieregeling:
Starten geblokkeerd".
Instrumentenpaneel
Page 35 of 400
33
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers weer
sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
F Druk bij aangezet contact op deze knop tot de
dagteller op 0
staat.
Dimmer
dashboardverlichting
Op het instrumentenpaneel
F Druk bij ingeschakelde verlichting op deze knop A om de lichtsterkte te verlagen.
F
D
ruk bij ingeschakelde verlichting op deze
knop B om de lichtsterkte te verhogen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt. Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
1
Instrumentenpaneel
Page 36 of 400
34
F Stel de helderheid af door op de pijlen te drukken of de cursor te
bewegen.
F
D
ruk op " Bevestigen" om de
instellingen op te slaan en het
menu te verlaten.
Boordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius,
actueel brandstofverbruik, gemiddeld
brandstofverbruik enz.).
Weergave van de informatie
Doe het volgende om achtereenvolgens de
verschillende functies van de boordcomputer
weer te geven:
Met toetsen op het stuurwiel
Op het instrumentenpaneel
F Druk op deze knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar .F
D
ruk op de rolknop op het stuurwiel
.
F
D
ruk op deze toets.
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt:
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
F
D
ruk op de toets Instellingen
.
F
Selecteer
Scherm
uitschakelen .
-
A
ctuele informatie:
•
actieradius,
•
a
ctueel brandstofverbruik,
•
t
eller van het Stop & Start-systeem.
Met het touchscreen
F Selecteer in het menu Instellingen de optie
" Lichtsterkte ".
Instrumentenpaneel
Page 37 of 400
35
- traject 1:
• gemiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
a
fgelegde afstand, tijdens het
eerste traject.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
ook een 2
e traject worden weergegeven.
-
t
raject 2:
•
g
emiddelde snelheid,
•
g
emiddeld brandstofverbruik,
•
a
fgelegde afstand, tijdens het
tweede traject.
Traject resetten
Met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de resettoets van het
instrumentenpaneel langer dan twee
seconden in.
Met instrumentenpaneel
met LCD-tekstdisplay of
matrixdisplayEnkele definities
Actieradius
(km of mijl)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden (berekend op basis van
het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door
een gewijzigde rijstijl of het rijden op
een helling, waardoor het momentele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 8
liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100
km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als tijdens
het rijden de streepjes continu worden
weergegeven.
F
D
ruk de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar langer dan
twee seconden in zodra het traject wordt
aangegeven.
F
O
f druk langer dan twee seconden op de
rolknop op het stuurwiel (afhankelijk van
de uitvoering).
De trajecten 1
en 2
zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject 1
kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor
een dagelijks verbruik en traject 2
voor een
maandelijks verbruik.
1
Instrumentenpaneel
Page 38 of 400
36
Actueel brandstofverbruik
(mpg of km/l of l/100 km)
B erekend over de laatste seconden.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij
snelheden vanaf 30
km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(mpg of km/l of l/100 km)
B erekend sinds de laatste nulstelling
van de dagteller.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de dagteller.
Afgelegde afstand
(km of mijl)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de dagteller.
Teller Stop & Start
of (minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP-
stand tijdens een rit is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Datum en tijd instellen
Met audiosysteem
F Druk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Configuratie display , te selecteren en
bevestig uw keuze door op de knop OK te
drukken.
F
D
ruk op de toets MENU
om het hoofdmenu
weer te geven.
F
D
ruk op de toets "
7" of " 8" om het menu
" Persoonlijke instellingen – configuratie "
te selecteren en bevestig ver volgens uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toetsen " 5" of " 6" en " 7" of " 8"
om de gewenste waarden voor de datum en
de tijd in te stellen en druk op de toets OK
om uw keuze te bevestigen.
Instrumentenpaneel
Page 39 of 400
37
Met CITROËN Connect
Radio
F Selecteer het menu Instellingen.
F
Sel
ecteer "Datum en tijd ".
F
Sel
ecteer " Datum:" of " Tijd:".
F
S
electeer het formaat van de weergave.
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
F
Be
vestig met " OK".
Met CITROËN Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen
mogelijk als de GPS-synchronisatie is
uitgeschakeld.
F
D
ruk op de toets " OPTIES" om de
secundaire pagina te openen.
Extra instellingen
U kunt het volgende wijzigen:
Het weergaveformaat voor de datum en de tijd
(12
H/24 H).
De tijdzone.
De GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.
Het systeem schakelt niet automatisch
over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk
van het land).
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is
mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
F
Sel
ecteer " Instellen tijd-datum ".
F
S
electeer het tabblad " Datum" of "Tijd".
F
W
ijzig de datum en/of de tijd met het
numerieke toetsenbord.
1
Instrumentenpaneel
Page 40 of 400
38
Sleutel
De sleutel kunt u gebruiken om de centrale
vergrendeling via het slot te bedienen om de
auto te ontgrendelen of vergrendelen.
Dezelfde sleutel dient ook voor het openen
en sluiten van de tankdop en het starten of
afzetten van de motor.
Sleutel, afstandsbediening
Met de sleutel met afstandsbediening kunt
de auto ontgrendelen of vergrendelen door
de centrale vergrendeling te bedienen via het
portierslot of met de afstandsbediening.
Uitklappen/inklappen van
de sleutel
Als u niet op de knop drukt, kan de
afstandsbediening beschadigd raken.
Ontgrendelen
Met de sleutel
F Draai om de auto te ontgrendelen de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.
F
T
rek ver volgens aan de portiergreep om het
portier te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
uitgeschakeld. Het alarm wordt geactiveerd
als een portier wordt geopend en kan worden
uitgeschakeld door het contact aan te zetten.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
F
D
ruk op deze knop om de sleutel uit of in te
klappen. De knoppen van de afstandsbediening
werken niet meer als het contact aan staat.
De sleutel met afstandsbediening dient tevens
voor de lokalisatie van de auto, het openen
en sluiten van de tankdop en het starten of
afzetten van de motor, en maakt deel uit van de
diefstalbeveiliging.
Toegang tot de auto