Peugeot 208 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2015Pages: 412, PDF Size: 9.11 MB
Page 141 of 412

Rijden139
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Ingestelde snelheden
F Druk op de toets " MENU" om het
hoofdmenu te openen.
F
S
electeer het menu " Rijden ".
F
S
electeer de secundaire pagina.
F
Sel
ecteer " Inst. snelheden ".
F
S
electeer de snelheid die u wilt wijzigen.
F
D
ruk op " Wijzigen ". Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
F
V
oer de nieuwe waarde in.
F D ruk op de bevestigingsknop.
F B evestig om de wijzigingen op te slaan en
het menu te verlaten.
Met deze toets kunt u alle snelheden
selecteren.
Met deze toets kunt u alle snelheden
deselecteren.
Met deze toets kunt u de
fabrieksinstellingen herstellen.
Er kunnen maximaal 5
verschillende
snelheden worden opgeslagen voor
de snelheidsbegrenzer "LIMIT" en de
snelheidsregelaar "CRUISE" .
Op het touchscreen
Praktische informatie
6
Page 142 of 412

Rijden
140
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Selecteren van een opgeslagen snelheid:
F d ruk op de toets " +" of " -" en houd deze
ingedrukt; het systeem stopt bij de
dichtstbijzijnde opgeslagen snelheid,
F
d
ruk nog eens op de toets " +" of " -" en
houd de toets ingedrukt om een andere
opgeslagen snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de
snelheid en de status van het systeem (in-/
uitgeschakeld) weergegeven.
Met de stuurkolomschakelaar
Page 143 of 412

Rijden141
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Laserstralen zijn onzichtbaar. Bekijk
de lasersensor nooit met een optisch
instrument (vergrootglas, microscoop
enz.): kans op oogletsel.
Active City Brake
Preventieve rijhulpfunctie die aan de hand van
signalen van de lasersensor aan de bovenzijde
van de voorruit de auto automatisch afremt als
een voorligger sterk afremt, tot stilstand komt of
vóór de auto stilstaat.
Het doel van de functie is het voorkomen van
een aanrijding of het verminderen van de
aanrijdingssnelheid.
Dit systeem is ontwikkeld om de veiligheid te
verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten
blijven houden en de afstand tot en de snelheid van
andere weggebruikers blijven inschatten.
Active City Brake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven. Tijdens het automatisch remmen:
-
W
ordt een melding weergegeven.
-
G
aan de remlichten branden.
Het automatische noodremsysteem remt
pas in laatste instantie af en alleen als de
bestuurder het rempedaal helemaal niet of met
onvoldoende kracht intrapt en evenmin op de
situatie reageert met een uitwijkmanoeuvre. Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of
de voorligger te snel nadert, remt het systeem
automatisch om een aanrijding te voorkomen. Voorwaarden voor de activering:
-
E
r rijdt een voertuig op dezelfde rijstrook.
-
U
w auto en uw voorligger rijden niet in een
te scherpe bocht.
-
D
e snelheid van uw auto ligt tussen 5 en
30
km/h.
-
D
e remfunctieregelsystemen (ABS, REF,
AFU) functioneren.
-
D
e stabiliteitscontrolesystemen
(ASR, CDS) functioneren en zijn niet
uitgeschakeld.
-
D
e functie Active City Brake is de
afgelopen 10
seconden niet geactiveerd.
6
Page 144 of 412

Rijden
142
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als het snelheidsverschil tussen de
auto's niet groter is dan 15 km/h,
is de kans groot dat een aanrijding
automatisch wordt voorkomen.
Is het verschil groter, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen
of de kracht van de botsing te beperken
door de auto af te remmen.
Als het automatisch remmen wordt geactiveerd:
-
kan dit nog efficiënter werken als de
bestuurder het rempedaal nog steviger intrapt,
- kan de auto tot stilstand komen,
waarna nog 1,5 seconde remdruk wordt
uitgeoefend zodat de bestuurder de tijd
heeft om de controle over de auto weer
over te nemen,
-
k
an de motor afslaan,
-
k
an een pompend geluid worden
waargenomen doordat het remcircuit op
druk wordt gebracht.
Touchscreen
Druk op " MENU" om het
" HOOFDMENU " weer te geven.
Selecteer " Rijden ".
Selecteer " Secundaire pagina ".
Selecteer " Configuratie van de
auto ".
Selecteer het tabblad
" Rijhulpsysteem "
Vink " Automatisch remmen
ingeschakeld " aan.
Inschakelen
Bevestig. Uitschakelen
Vink "
Automatisch remmen uitgeschakeld "
aan.
De laatste selectie blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Als de functie automatisch remmen is
uitgeschakeld, wordt elke keer nadat het
contact wordt aangezet tijdelijk een melding
hierover weergegeven bij het overschrijden van
een bepaalde snelheid (10 km/h).
De functie moet worden uitgeschakeld:
- A ls de voorruit is beschadigd ter hoogte
van de sensor.
-
B
ij het trekken van een aanhanger.
-
A
ls de auto wordt gesleept.
-
B
ij het naderen van een tolpoort.
-
B
ij het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
Page 145 of 412

Rijden143
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert geen:
- Voetgangers, dieren, motorfietsen en
fietsen.
-
S
tilstaande, niet-reflecterende materialen
en objecten (karton, muur enz.).
-
V
oertuigen die in een andere richting
rijden.
Het systeem treedt niet in werking of wordt
uitgeschakeld als de bestuurder:
-
h
et gaspedaal diep intrapt,
-
o
f een plotselinge stuurbeweging maakt
(uitwijkmanoeuvre).Storingen
Houd het bovenste deel van de voorruit zoveel
mogelijk vrij van vuil en ver wijder voor werpen
(stickers, bladeren enz.) die het gezichtsveld
van de lasersensor kunnen blokkeren.
Een beslagen voorruit of op de motorkap
opgehoopte sneeuw kan de werking van de
lasersensor verstoren. Als het gezichtsveld van
de lasersensor wordt geblokkeerd, wordt er een
melding weergegeven.
Ontwasem de voorruit en reinig regelmatig het
gedeelte van de voorruit voor de sensor.
Rijd voorzichtig onder zeer slechte
weersomstandigheden (zware regenval,
hagel, mist, sneeuw enz.). De remweg neemt
dan toe ter wijl het systeem met dezelfde
rekenparameters voor de meting blijft werken. Laat in de volgende gevallen de functie
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats:
-
Als de melding "Storing automatisch
noodremsysteem " wordt weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal: er is dan
een storing in het systeem gedetecteerd.
- Na een aanrijding: de functie gaat namelijk na een aanrijding waarbij de airbags
zijn geactiveerd automatisch over op de
storingsmodus en zal dan niet meer werken.
Ver wijder de sensor niet, stel de sensor
niet af en test de sensor niet.
Werkzaamheden aan de sensor mogen
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
6
Page 146 of 412

Rijden
144
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Een geluidssignaal bevestigt dat het systeem
in werking treedt zodra de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel ver wijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar. De weergave op het display is een aanvulling
op het geluidssignaal. Op het display worden
blokjes weergegeven die de auto steeds dichter
naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht
genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".
De parkeerhulp met geluidssignalen (voor
en achter) en/of een grafische weergave
(achter) bestaat uit parkeersensoren die zijn
aangebracht in de bumpers.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich binnen het bereik van het systeem achter
de auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten die zich
direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of
gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet
meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
Weergave op het display
Page 147 of 412

Rijden145
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Uitschakelen van de parkeerhulp
Deactiveren van de parkeerhulp
Druk op de schakelaar; het lampje gaat branden.
De gedeactiveerde toestand van het systeem
wordt opgeslagen bij het afzetten van het
contact.
Activeren van de parkeerhulp
Druk nogmaals op de schakelaar; het lampje
gaat uit.
Praktische informatie
Zet de versnellingsbak in de
neutraalstand. Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij
slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of
sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhanger of de montage van een fietsdrager
(auto met een door PEUGEOT aanbevolen
trekhaak of fietsdrager).Als bij het inschakelen van
de achteruitversnelling dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een melding en/of
een geluidssignaal, is er een storing
in het systeem gesignaleerd.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is.
6
Page 148 of 412

Rijden
146
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is gecombineerd met het
parkeerhulpsysteem. De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De op de beelden weergegeven strepen
kunnen u helpen bij de manoeuvre.
Ze worden weergegeven als strepen "op de
weg" en geven geen indicatie van de positie
van de auto ten opzichte van hoge obstakels
(bijvoorbeeld andere auto's).
Het is normaal als de afbeelding een vertekend
beeld geeft.
Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal 30
cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger
en de lens van de camera.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd
wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.
De beelden van de camera worden op het
touchscreen weergegeven.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand tussen de strepen komt
overeen met de breedte van uw auto zonder de
buitenspiegels).
De rode steep geeft een ruimte van 30
cm
direct achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto. Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Page 149 of 412

Rijden147
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Park Assist
Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waarvan de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het model van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre. Door het type parkeermanoeuvre te
selecteren (fileparkeren: inparkeren of
uitparkeren) gaat het Stop & Start-
systeem niet over op de STOP-stand.
In de STOP-stand wordt bij deze
selectie de motor weer gestart.
Het Park Assist-systeem is een
hulpmiddel voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat de
auto tijdens de manoeuvre onder controle
blijft en geen obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode
hoeken bevinden. Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
besturing weer overnemen door het stuur wiel
vast te pakken.Als de gemonteerde banden een andere
maat hebben dan de originele banden
(extra brede banden, winterbanden enz.),
kan de werking van het parkeerhulpsysteem
negatief worden beïnvloed.
Het systeem assisteert u bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
Dit systeem signaleert een parkeerplek
en assisteert u bij het in- en uitparkeren
(fileparkeren).
Het systeem bedient de stuurinrichting en
informeert de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen.
De bestuurder bedient daarbij het gaspedaal,
het rempedaal, de versnellingsbak en de
koppeling (handgeschakelde versnellingsbak).
6
Page 150 of 412

Rijden
148
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Fileparkeren - inparkeren
F Verminder als u een lege parkeerplek ziet uw snelheid tot maximaal 20 km/h.
Activeren van het Park Assist-systeem:
F
S
electeer de functie voor het inparkeren in
een fileparkeervak.
H
et lampje van de schakelaar gaat branden. F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven aan welke zijde u gaat parkeren.
F
R
ijd langs de parkeerplek met een snelheid
lager dan 20
km/h om de beschikbare
ruimte te meten en zorg er daarbij voor
dat u een afstand van 0,5
tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
Zodra de meting voltooid is en de gemeten
ruimte voldoende groot is, geeft een melding
aan dat de parkeermanoeuvre kan beginnen. F
R
ijd vooruit tot een nieuwe melding
verschijnt.
F
Z
et de auto in de achteruitversnelling en
laat het stuurwiel los.
Er verschijnt een melding op het scherm. F
D
ruk op deze schakelaar.
Het lampje van de schakelaar blijft uit. F
Z
et uw auto stil vóór de lege parkeerplek.