Seat Arona 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2017Pages: 320, PDF Size: 6.73 MB
Page 161 of 320

Vervoeren en praktische uitrustingen
Verwijderen
● Haak de bevestigingsbanden ››
› afb.
163 B uit de houders
A los.
● Haal de hoedenplank uit de zijsteunen
› ›
›
afb. 164 door ze naar boven te trekken en
verwijder de plank.
Indien nodig kan de hoedenplank onder de
dubbele vloer in de bagageruimte worden
opgeborgen ››› pag. 160.
Aanbrengen ● Plaats de hoedenplank horizontaal terug,
waarbij de "mont
agesleuven" ter hoogte van
de steunpallen ››› afb. 164 moeten vallen;
druk de hoedenplank omlaag tot ze vastklikt.
● Haak de bevestigingsbanden ›››
afb.
163 B aan de achterklep vast.
ATTENTIE
Geen zware of harde voorwerpen op de hoe-
denpl ank
plaatsen, omdat deze bij plotseling
remmen gevaar voor de inzittenden kunnen
opleveren. VOORZICHTIG
● Erop l ett
en dat bij het sluiten van de achter-
klep de hoedenplank goed geplaatst is.
● Wanneer de bagageruimte te vol geladen
is, kan het
zijn dat de hoedenplank niet goed
past, waardoor deze vervormd kan worden of
zelfs kan breken. ●
Bij een te v
ol geladen bagageruimte wordt
aanbevolen de hoedenplank te verwijderen. Let op
● Erop l ett
en dat wanneer u kleding op de
hoedenplank legt, het zicht door de achter-
ruit niet belemmerd wordt. Bevestigingsogen*
Afb. 165
Plaatsing van de bevestigingsogen
in de b ag
ag
eruimte. In de bagageruimte kunnen zich enkele be-
v
e
s
tigingsogen bevinden voor het bevesti-
gen van bagage en voorwerpen ››› afb. 165
(pijlen).
– Altijd geschikte en onbeschadigde span-
banden ge
bruiken om bagage en voorwer-
pen veilig aan de bevestigingsogen vast te zetten
››› in Bagageruimte beladen op
p ag. 158
.
V
oorbeeld: Een 4,5 kilo zwaar voorwerp ligt
los in de wagen. Bij een frontale aanrijding
met een snelheid van 50 km/u (31 mph) ge-
nereert dit voorwerp een kracht die overeen-
komt met het 20-voudige van zijn gewicht.
Dat betekent dat het effectieve gewicht van
het voorwerp wordt verhoogd tot ca. 90 kg. U
kunt zich voorstellen wat voor lichamelijk let-
sel kan ontstaan als dit door het interieur
vliegende "projectiel" een inzittende treft. Dit
verhoogde risico op letsel wordt nog eens ex-
tra vergroot als de losse voorwerpen worden
geraakt door een airbag die wordt geacti-
veerd. ATTENTIE
● Als
bagage of voorwerpen met ongeschikte
of beschadigde spanbanden worden beves-
tigd, kan bij remmanoeuvres of ongevallen li-
chamelijk letsel ontstaan.
● Nooit een kinderzitje aan de bevestigings-
ogen beve
stigen. 159
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 162 of 320

Bedienen
Verstelbare bodem van de bagage-
ruimt e Afb. 166
Verstelbare bodem van de bagage-
ruimt e: hog
e s
tand; lage stand. Afb. 167
Verstelbare bodem van de bagage-
ruimte: s c
huine stand. Verstelbare bodem in hoge stand
● Breng de bodem omhoog met greep ››
›
afb.
166 1 , trek hem naar achteren tot de voor-
z ijde
v
an de bodem de steunen 2 volledig
o v
er
schrijdt.
● Schuif de bodem er vooruit over tot tegen
de rugleunin
g van de achterbank en breng
de bodem dan omlaag met de greep 1 .
V er
s
telbare bodem in lage stand
● Breng de bodem omhoog met greep 1 ,
tr ek
hem n
aar achteren tot de voorzijde van
de bodem de steunen 2 volledig over-
s c
hrijdt
.
● Laat de voorkant samenvallen met de on-
derst
e gleuven van die steunen en schuif de
bodem vooruit tot tegen de rugleuning van
de achterbank; breng de bodem tegelijkertijd
omlaag met de greep 1 .Verstelbare bodem in schuine stand
M
et
de s
chuine verstelbare bodem wordt toe-
gang verkregen tot de zone van het reserve-
wiel/afdichtset.
● Licht de verstelbare bodem bij de greep 1 op, trek eraan en duw naar de rugleuning van
de ac
ht
erb
ank tot de bodem omslaat langs
de scharnierlijn en het bewegende deel van
de bodem hierop rust.
● Laat de bodem op de daarvoor bestemde
houders ru
sten ››› afb. 167 (pijlen). ATTENTIE
Bij plots remmen of bij een ongeval kunnen
voor w
erpen door de binnenruimte geslingerd
worden en zware of dodelijke verwondingen
veroorzaken.
● De voorwerpen altijd bevestigen, zelfs wan-
neer de bodem van de b
agageruimte correct
omhooggebracht is.
● Tussen de achterbank en de bodem van de
bagag
eruimte enkel voorwerpen transporte-
ren die 2/3 van de hoogte van de bodem niet
overschrijden.
● Tussen de achterbank en de bodem van de
omhoogge
brachte bagageruimte mogen en-
kel voorwerpen worden getransporteerd met
een maximumgewicht van ca. 7,5 kg. 160
Page 163 of 320

Vervoeren en praktische uitrustingen
VOORZICHTIG
● Het m ax
imumgewicht dat de verstelbare
bodem van de bagageruimte in de bovenste
stand kan dragen is 150 kg.
● Laat de bodem van de bagageruimte niet
naar beneden v
allen maar begeleidt hem bij
het omlaag brengen. De zijbekleding en de
bodem van de bagageruimte zouden anders
kunnen worden beschadigd. Let op
SEAT beveelt aan de voorwerpen met banden
aan de beve s
tigingsogen vast te maken.Dakdragersysteem*
In l
eidin
g tot themaHet dak van de wagen is ontworpen voor een
optim
al
e aer
odynamica. Daarom kunnen op
de watergoot van het dak geen dwarsdragers
noch conventionele dakdragers meer worden
gemonteerd.
Aangezien de watergoten deel uitmaken van
het dak om de luchtweerstand te verminde-
ren, kunnen enkel door SEAT goedgekeurde
dwarsdragers en dakdragersystemen worden
gebruikt. Gevallen waarin de dwarsdragers en het dak-
drager
systeem moeten worden uitgebouwd
● Wanneer ze niet worden gebruikt.
● Wanneer u de wagen in een wasstraat wilt
gaan wa
ssen.
● Wanneer de hoogte van de wagen de toe-
laatb
are doorgangshoogte overschrijdt, bij-
voorbeeld in een garage. ATTENTIE
Wanneer zware of grote voorwerpen op het
dak dr
agersysteem worden vervoerd, worden
de rij-eigenschappen gewijzigd wegens de
verplaatsing van het zwaartepunt en de ver-
hoogde luchtweerstand.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren.
● Grote, zware, lange of platte ladingen heb-
ben een negatiev
e invloed op de aerodynami-
ca, het zwaartepunt en het rijgedrag van de
wagen.
● Plots remmen en bruuske manoeuvres ver-
mijden.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer. VOORZICHTIG
● De dw ar
sdragers en het dakdragersysteem
altijd uitbouwen voordat u door een automa-
tische wasstraat rijdt. ●
De hoog t
e van uw wagen verandert door de
montage van de dwarsdragers en het dakdra-
gersysteem en ook door de daarop bevestig-
de lading. Zorg daarom dat de hoogte van de
wagen de maximumhoogte niet overschrijdt
voor het rijden door ondergrondse doorgan-
gen of garagepoorten.
● De dwarsdragers, het dakdragersysteem en
de hierop beve
stigde last mogen niet in con-
tact komen met de dakantenne noch een hin-
dernis vormen in de bewegingszone van de
achterklep.
● Bij het openen van de achterklep, zorgen
dat de ac
hterklep de lading niet raakt. Milieu-aanwijzing
Wanneer de dwarsdragers en een dakdrager-
sys t
eem ingebouwd zijn, neemt het brand-
stofverbruik toe wegens de verhoogde lucht-
weerstand. 161
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 164 of 320

Bedienen
De dwarsdragers en het dakdrager-
sy s
t
eem bevestigen Afb. 168
Bevestigingspunten voor de reling
v an het
d
akdragersysteem. De dwarsbalken vormen de basis voor een
aant
al
b
ijzondere dakdragersystemen. Uit
veiligheidsoverwegingen is het nodig speci-
fieke systemen te gebruiken om bagage, fiet-
sen, surfplanken, ski's en boten te transpor-
teren. Bij de SEAT-specialisten kunnen ge-
schikte accessoires worden aangekocht.
De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd correct bevestigen. Altijd rekening hou-
den met montageaanwijzingen die geleverd
worden met de betreffende dwarsdragers en
dakdragersysteem.
De dwarsdragers worden op de zijdragers
van het dak gemonteerd. De afstand tussen
de dwarsstangen ››› afb. 168 A moet 75 cmbedragen en de afstand tussen de dwars-
s
t
an
gen en de steunen van de zijstangen van
het dak B moet 5 cm bedragen.
ATTENTIE
De verkeerde bevestiging en gebruik van de
dwar s
balken en het dakdragersysteem kun-
nen ertoe leiden dat het volledige systeem
loskomt van het dak en een ongeval en ver-
wondingen veroorzaakt.
● Neem altijd de montage-instructies van de
fabrikant
in acht.
● De dwarsdragers en dakdragersystemen al-
leen ge
bruiken wanneer deze zich in perfecte
staat bevinden en naar behoren bevestigd
zijn.
● De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd corr
ect inbouwen.
● De schroefverbindingen en de bevestigin-
gen v
oor elke rit nakijken en indien nodig na
een kort traject aantrekken. Bij lange reizen
de schroefverbindingen en bevestigingen in
elke pauze nakijken.
● Bijzondere dakdragersystemen voor wie-
len, ski's, s
urfplanken e.d. altijd correct in-
bouwen.
● Geen wijzigingen of reparaties uitvoeren
aan de dwarsdr
agers noch aan het dakdra-
gersysteem. Let op
De montageaanwijzingen die geleverd wor-
den met de betr eff
ende dwarsdragers en dak- dragersysteem aandachtig lezen en altijd in
de wag
en meenemen. Dakdragersysteem laden
De lading kan enkel veilig bevestigd worden
indien de dwar
sdr
agers en het dakdragersys-
teem correct ingebouwd zijn ››› .
Max im
aal toegestane dakbelasting
De toelaatbare dakbelasting voor uw wagen
bedraagt 75 kg. Dit getal vloeit voort uit de
som van het gewicht van het dakdragersys-
teem, de dwarsbalken en de op het dak ver-
voerde lading ››› .
W in altijd inf
orm
atie in over het gewicht van
het dakdragersysteem, de dwarsdragers en
de te vervoeren laden en weeg ze in voorko-
mend geval. De maximaal toelaatbare lading
op het dak nooit overschrijden.
Bij het gebruik van dwarsdragers en dakdra-
gersystemen met een geringer draagvermo-
gen kan de toelaatbare dakbelasting niet
worden benut. In dit geval mag het dakdra-
gersysteem alleen tot de gewichtsgrens wor-
den belast die in de montage-instructie is
aangegeven.
Last verdelen
De lading gelijkmatig verdelen en op juiste
wijze vastmaken ››› .
162
Page 165 of 320

Airconditioning
De bevestigingen controleren
Na het mont
er
en van de dwarsdragers en het
dakdragersysteem, de schroefverbindingen
en de bevestigingen na een kort traject nakij-
ken en daarna regelmatig. ATTENTIE
Als de maximaal toelaatbare lading op het
dak o
verschreden wordt, kan dit leiden tot
ongevallen en aanzienlijke schade aan de wa-
gen.
● De aangeduide daklading, de op de assen
toeg
estane ladingen noch het maximaal toe-
laatbare gewicht van de wagen overschrijden.
● Het laadvermogen van de dwarsdragers en
van het d
akdragersysteem niet overschrijden,
zelfs als de maximaal toelaatbare daklading
niet bereikt werd.
● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-
ves
tigen en de lading in het algemeen gelijk-
matig verdelen. ATTENTIE
Is de lading los of niet correct bevestigd, dan
kan z
e van het dakdragersysteem vallen en
ongevallen en verwondingen veroorzaken.
● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-
ken die in een goede s
taat verkeren.
● De lading correct bevestigen. Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Algemene aanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 49
Filter tegen schadelijke stoffen
Het interieurluchtfilter (roet- en absorptie-
koolfilter) zorgt ervoor dat verontreinigingen
in de buitenlucht (bijv. stof of pollen) worden
verminderd resp. tegengehouden.
Het interieurluchtfilter moet volgens de in het
onderhoudsprogramma aangegeven interval-
len worden vervangen, zodat de prestaties
van de airconditioning niet verminderen.
Als de werking van het filter door het gebruik
van de wagen in een gebied met veel lucht-
verontreiniging voortijdig afneemt, moet het
interieurluchtfilter vaker worden vervangen
dan in het Serviceplan staat aangegeven. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maa
l
gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur-
der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Schakel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. » 163
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 166 of 320

Bedienen
VOORZICHTIG
● Als
u denkt dat de airconditioning is be-
schadigd, moet u - om verdere
beschadigingen te voorkomen - de aircondi-
tioning met de A/C -toets uitschakelen en
door een ge s
pecialiseerde werkplaats laten
controleren.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Bij storingen advise-
ren wij daarom om een gespecialiseerde
werkplaats op te zoeken. Let op
● Bij hoge luc ht
vochtigheid en hoge tempe-
raturen buiten kan er condenswater van de
verdamper van de airconditioning druipen en
onder de wagen een waterplas vormen. Dit is
normaal en geen teken van lekkage.
● De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeu
w of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen
functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen. ●
De uit de luc
htroosters naar buiten gaande
lucht die door het hele interieur stroomt,
wordt via de hiervoor bedoelde ventilatie-
gleuven in de bagageruimte afgezogen. Daar-
om moet vermeden worden dat deze gleuven
verstopt raken.
● Een optimaal rendement van de airconditio-
ning wor
dt verkregen met gesloten ruiten.
Wanneer echter het interieur door binnenval-
lende zonnestralen sterk is verwarmd, kan
het afkoelen worden versneld door de ruiten
even te openen.
● Als de luchtcirculatiestand is ingeschakeld,
advi
seren wij niet te roken omdat de aange-
zogen rook op de verdamper van het koelsys-
teem neerslaat en zo voor blijvende geurover-
last zorgt.
● Bij lage buitentemperaturen wordt de com-
pres
sor automatisch uitgeschakeld en kan hij
ook niet met de AUTO -toets worden ingescha-
kel d.
● Ge
adviseerd wordt de airconditioning min-
sten
s één keer per maand aan te zetten zodat
de pakkingen van het systeem gesmeerd en
eventuele lekkages vermeden worden. Als u
een verminderd koelvermogen constateert,
stelt u zich dan in verbinding met een Erken- de Seat Werkplaats om het systeem te laten
contr
o
leren.
● Voor een correcte werking van het systeem,
de roos
ters aan beide zijden van het scherm
niet bedekken.
● Als de motor sterk belast wordt, wordt de
compre
ssor tijdelijk uitgeschakeld. Zuinig gebruik van de airconditioning
Als de airconditioning aan staat, vraagt de
compr
e
ssor motorvermogen, hetgeen van in-
vloed op het brandstofverbruik is. De volgen-
de punten zijn van belang teneinde het toe-
stel zo min mogelijk te gebruiken.
● Wanneer het interieur van de auto door de
zon s t
erk verwarmd is, is het raadzaam even
de ramen of portieren open te zetten, zodat
de warme lucht kan ontsnappen.
● Tijdens het rijden dient u de airconditio-
ning niet t
e gebruiken als de ramen geopend
zijn.
164
Page 167 of 320

Airconditioning
Luchtroosters Afb. 169
Luchtroosters. Voor een correcte verwarming, koeling en
v
enti
l
atie in het interieur van de wagen moe-
ten de luchtroosters ››› afb. 169 1 continu
g eopend
z
ijn.
● Met de lamellen kunnen de roosters afzon-
derlijk ge
sloten of geopend en de lucht-
stroom naar wens ingesteld worden.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze bevinden zich in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w agen. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun- nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
vo
l
g van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Circulatiefunctie
In de luchtrecirculatiefunctie wordt voorko-
men dat
in de w
agen geuroverlast ontstaat,
bijv. bij het rijden door tunnels of in files.
Als de regelaar van de luchtverdeling in de
ontwasemingsstand staat, zal de klep van
luchtcirculatie altijd openstaan (controle-
lampje uit).
Als de regelaar van de luchtverdeling vanuit
een willekeurige stand in de ontwasemings- stand wordt gezet, dan wordt de luchtcircula-
tie autom
ati
sch uitgeschakeld.
De luchtcirculatie inschakelen
In iedere willekeurige stand van de luchtver-
deling behalve de ontwasemingsstand: ● Druk op de toets , het lamp
je van de
toets gaat branden om aan te geven dat de
luchtcirculatie in het interieur is ingescha-
keld.
De luchtcirculatie uitschakelen
In iedere willekeurige stand van de luchtver-
deling behalve de ontwasemingsstand:
● Druk nogmaals op de toets en het
lampj
e van de toets gaat uit om aan te geven »
165
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 168 of 320

Bedienen
dat de luchttoevoer van buiten is ingescha-
k el
d.
In de ontw
asemingsstand is de luchttoe-
voer in het interieur altijd van buitenaf. ATTENTIE
In de luchtcirculatiestand wordt geen buiten-
lucht t
ot het interieur toegelaten. Bovendien
kunnen de ruiten bij uitgeschakelde aircondi- tioning snel beslaan. Daarom de luchtcircula-
tiefu
nctie niet
langere tijd ingeschakeld laten
- gevaar voor ongevallen! Let op
● Als
de achteruitversnelling ingeschakeld
wordt, schakelt automatisch de circulatie-
functie in, zodat bij het achteruit rijden de
uitlaatgassen niet in de wagen komen. Het
controlelampje in de toets gaat niet bran-
den.
● Wanneer de temperatuurregelaar in de
kouds
te stand (blauwe punt) wordt gezet en de toets
ingedrukt
is, wordt de functie
"Luchtcirculatie" automatisch ingeschakeld
om het interieur sneller te koelen met minder
verbruik van energie en gaat het controle-
lampje van deze functie aan.
● Als de functie niet met de toets wordt uitge-
sch
akeld, wordt deze automatisch uitgescha-
keld na ca. 20 min. Verwarming en ventilatie
B edienin
g
selementen Afb. 170
Bedieningselementen van de verwar-
ming op het d
ashboard.166
Page 169 of 320

Airconditioning
Temperatuurregelaar ››
› pag. 167.
Knop aanjager. De luchtventilator is in 4
trappen instelbaar. De aanjager moet bij
langzame rijsnelheid altijd op een laag
niveau draaien.
Regelaar luchtverdeling.
Luchtcirculatietoets ››› pag. 165 Als de
functie in werking is, brandt er een con-
trolelampje in de knop.
Achterruitverwarming.
Luchtverdeling
Regelaar 3 voor het instellen van de lucht-
s tr
oom in de g
ewenste richting.
– Luchtverdeling naar de voorruit, voor het
ontwasemen. In deze stand wordt om veilig-
heidsredenen aanbevolen de circulatiefunc-
tie niet in te schakelen.
– Luchtverdeling naar het bovenlichaam.
– Luchtverdeling naar de voetenruimte
– Luchtverdeling naar de voorruit en de
voetenruimte. ATTENTIE
● Voor u w
veiligheid is het belangrijk dat er
geen ruiten beslagen of met ijs of sneeuw be-
dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-
deerd. Daarom is het juiste gebruik van het
verwarmings- en ventilatiesysteem, en ook
van de ontdooi- en ontwasemfuncties van de
ruiten, heel belangrijk. 1
2
3
Let op
● Let op de a
lgemene aanwijzingen ››› pag.
163. Functies
Ventileren van interieur
De g
ew
enste temperatuur in het interieur
mag niet lager zijn dan de heersende buiten-
temperatuur.
● Temperatuurregelaar ››
›
afb. 170 1 links-
om dr aaien.
● De aanj
ager 2 in een van de standen 1 - 4
z ett
en.
● D
e lucht met de regelaar voor de luchtver-
deling 3 in de gewenste richting laten stro-
men.
● Desbetreffende luchtroosters openen.
V er
w
armen van interieur
Maximale verwarmingscapaciteit en snel ont-
dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-
neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft
bereikt.
● Temperatuurregelaar ›››
afb. 170 1 rechts-
om dr aaien t
ot
in de gewenste verwarmings-
stand.
● De aanjager 2 in een van de standen 1 - 4
z ett en. ●
D
e lucht
met de regelaar voor de luchtver-
deling 3 in de gewenste richting laten stro-
men.
● Desbetreffende luchtroosters openen.
V oorruit
ontw
asemen
● De temperatuurregelaar ›››
afb. 170 1 rechtsom in de hoogste verwarmingsstand
dr
aaien.
● Aanj ag
er 2 in stand 4 draaien.
● Regelaar voor de luchtverdeling in de stand
dr aaien.
● De mid
delste luchtroosters sluiten.
● De luchtroosters aan de zijkanten open zet-
ten en z
e op de ruiten richten.
Voorruit en zijruiten wasemvrij houden
● De temperatuurregelaar ›››
afb. 170 1 in
een v
an de
verwarmingsstanden draaien.
● De aanjager 2 in een van de standen 2 - 3
z ett
en.
● R
egelaar voor de luchtverdeling in de stand
draaien.
● De mid
delste luchtroosters sluiten.
● De luchtroosters aan de zijkanten open zet-
ten en z
e op de ruiten richten.
Zodra de ruiten niet meer beslagen zijn, kan
als voorzorgsmaatregel de regelaar 3 in
s t
and
worden gezet waardoor men meer »
167
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 170 of 320

Bedienen
comfort krijgt en voorkomt dat de ruiten
opnieu w be
s
laan. Let op
Er rekening mee houden dat de koelvloeistof-
temper at
uur van de motor optimaal moet zijn
om over een goed werkend verwarmingssys- teem te kunnen beschikken (met uitzonde-
ring
v
an wagens die met extra verwarming*
uitgerust zijn) Handbediende airconditioning*
Bedienin g
selementen Afb. 171
Bedieningselementen van de aircondi-
tioning op het d
ashboard. Temperatuurregelaar
››
›
pag. 169
Knop aanjager. De luchtventilator is in 4
trappen instelbaar. Bij lage snelheid
wordt aanbevolen de ventilator minimaal
op stand 1 te zetten om de toevoer van
frisse lucht te verbeteren.
Regelaar luchtverdeling.
1 2
3 Luchtcirculatietoets
››
› pag. 165 Als de
functie in werking is, brandt er een con-
trolelampje in de knop.
Achterruitverwarming.
Toets voor het inschakelen van de aircon-
ditioning ››› pag. 169. De airconditioning
werkt alleen bij draaiende motor en inge-
schakelde aanjager.
ATTENTIE
Voor uw veiligheid is het belangrijk dat er
geen ruit en be
slagen of met ijs of sneeuw be-
dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-
deerd. Daarom is het juiste gebruik van het
verwarmings- en ventilatiesysteem, en ook
van de ontdooi- en ontwasemfuncties van de
ruiten, heel belangrijk. 168