YAMAHA XSR 900 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2022, Model line: XSR 900, Model: YAMAHA XSR 900 2022Pages: 112, PDF Size: 4.23 MB
Page 41 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-19
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU12823
KoppelingshendelTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam wordenlosgelaten. (Zie pagina 6-3.)
DAU83692
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het schakel-
pedaal omhoog om te schakelen naar een
hogere versnelling. Beweeg het schakelpe-
daal omlaag om te schakelen naar een la-
gere versnelling. (Zie pagina 6-3.)
De schakelstang is voorzien van een scha-
kelsensor, die deel uitmaakt van het snel-
schakelsysteem. De schakelsensor
detecteert bewegingen omhoog en omlaag
en de kracht waarmee het schakelpedaal
wordt bediend.OPMERKINGOm onbedoelde schakelacties te voorko-
men, is het snelschakelsysteem gepro- grammeerd om onduidelijke invoersignalen
te negeren. Schakel daarom steeds met
vlotte en voldoende krachtige bewegingen.
1. Koppelingshendel
RE
SSET
M
ODE
111
1. Schakelpedaal
2. Schakelsensor
1111
22
BEA-9-D0.book 19 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 42 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU93080
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voor zien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt.
Draai de stelknop in de richting (a) om de af-
stand te vergroten. Draai de stelknop in de
richting (b) om de afstand te verkleinen.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU91461
Remregelsysteem (BC)Het remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de wielen voor en achter
afzonderlijk als de remmen worden be-
krachtigd en blokkeren van de wielen wordt
gedetecteerd. Het systeem heeft twee in-
stellingen die kunnen worden gewijzigd in
het instellingen-MENU. (Zie pagina 4-16.)
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxima-
liseren bij rechtuit rijden. BC2 gebruikt aan-
vullende informatie van de IMU om de
toegepaste remkracht in bochten te regule-
ren om laterale wielslip te beperken.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Als het remregelsy-
steem wordt geactiveerd, kan een pulsatie
voelbaar zijn in de remhendel of het rempe-
daal doordat de hydraulische eenheid wordt
ingeschakeld en de remdruk verlaagt. Ga in
dat geval door met de bediening van de
remhendel en het rempedaal en laat het
ABS het werk doen. Ga niet pompend rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
1. Remhendel
2. Afstand
3. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
11122
33
(a)(a)(a)
(b)(b)(b)
1. Rempedaal
1111
BEA-9-D0.book 20 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 43 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-21
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
De hydraulische eenheid wordt bewaakt
door de ABS-ECU, die het systeem bij een
storing terugzet naar conventioneel rem-
men.WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het gebruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
steem kan niet elk gripverlies als gevolg
van overmatig remmen bij hoge snelhe-
den of laterale wielslip bij remmen opgladde oppervlakken voorkomen.OPMERKINGHet ABS voert een zelfdiagnosetest uit
wanneer de machine wordt gestart en een
snelheid bereikt van 5 km/h (3 mi/h). Tijdens
deze test kan de hydraulische regeleenheid
een klikgeluid maken en kan een trilling
worden gevoeld in de remhendel of hetrempedaal. Dit is normaal.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meernaar behoren werken.1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1 1 1
2 2
1. Opneemring achterwielsensor
2. Achterwielsensor
11122
BEA-9-D0.book 21 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 44 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-22
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU13077
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-kage ontstaat brandgevaar.
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens hettanken te verlagen. 1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
BEA-9-D0.book 22 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 45 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-23
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid- dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en ka n letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 95 of hoger. Als de mo-
tor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in
de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezel fde markeringheeft.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits
het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Aanbevolen brandstof: Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaangetal (RON): 95
Inhoud brandstoftank: 14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve:
2.7 L (0.71 US gal, 0.59 Imp.gal)
E5
E10
BEA-9-D0.book 23 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 46 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-24
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU86160
TankoverloopslangDe overloopslang v oert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals afgebeeld.
OPMERKINGZie pagina 7-13 voor informatie over de fil-terbus.
DAU13435
UitlaatkatalysatorHet uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of he t uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting.
1. Overloopslang brandstoftank
2. Wit merkteken
3. Klem
111
22
33
BEA-9-D0.book 24 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 47 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-25
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU57992
ZadelVerwijderen van het zadel 1. Open de zadelslotafdekking, steek de
sleutel in het zadelslot en draai deze
vervolgens linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast, schuif het zadel naar achteren, trek het
zadel aan de achterzijde omhoog en
trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel 1. Steek de uitsteeksels in de zadelbe-
vestiging zoals afgebeeld. 2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKINGControleer alvorens te gaan rijden of het za-del stevig is vergrendeld.
DAU91560
Positie bestuurdersvoetsteunenDe bestuurdersvoetsteunen kunnen op
twee posities worden ingesteld. Af fabriek
staan de voetsteunen in de lage positie.
Laat de stand van de bestuurdersvoetsteu-
nen aanpassen bij een Yamaha dealer.
1. Afdekking zadelslot
2. Zadelslot
3. Ontgrendelen.2 2 2 3 3
1 1
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
222
2 1
BEA-9-D0.book 25 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 48 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-26
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU46833
Stand van het stuur Het stuur kan in twee verschillende standen
worden gezet, al naar gelang de voorkeur
van de bestuurder. Laat de stand van het
stuur aanpassen bij een Yamaha-dealer.
DAU76345
De voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA14671
Geef altijd beide vorkpoten dezelfde
veervoorspanning, anders kan slecht
weggedrag en verminderde rijstabiliteithet gevolg zijn.
Beide vorkpoten zijn voorzien van een stel-
bout voor veervoorspanning, de rechter-
vorkpoot is voorzien van een stelschroef
voor uitgaande demping en de linkervork-
poot is voorzien van een stelschroef voor in-
gaande demping.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Veervoorspanning
Draai de stelbout in de richting (a) om de
veervoorspanning te verhogen.
Draai de stelbout in de richting (b) om de
veervoorspanning te verlagen. De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspan-
ning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
1. Stuur
1 1 1
1. Stelbout veervoorspanning
1. Afstand A
(b)
1
11
(a)
(b)(a)
1
BEA-9-D0.book 26 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 49 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-27
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
Uitgaande demping
De uitgaande demping wordt alleen afge-
steld op de rechtervorkpoot.
Draai de stelschroef in de richting (a) om de
uitgaande demping te verhogen.
Draai de stelschroef in de richting (b) om de
uitgaande demping te verlagen.
Draai om de uitgaande demping in te stellen
de versteller in de richting (a) tot deze niet
meer verder kan, en tel vervolgens het aan-
tal klikken in de richting (b).OPMERKINGVoer deze afstelling uit aan de rechtervork-poot.
OPMERKING
Wanneer u de versteller voor de veer-
demping in richting (a) draait, kunnen
de positie van 0 klikken en de positie
van 1 klik gelijk aan elkaar zijn.
Als de versteller voor de veerdemping
in de richting (b) wordt gedraaid kan
deze mogelijk voorbij de aangegeven
specificaties klikken, maar zo’n instel-
ling is niet effectief en kan schade aan
de vering veroorzaken.
Ingaande demping
De ingaande demping wordt alleen afge-
steld op de linkervorkpoot.
Draai de stelschroef in de richting (a) om de
ingaande demping te verhogen.
Draai de stelschroef in de richting (b) om de
ingaande demping te verlagen.
Draai om de ingaande demping in te stellen
de versteller in de richting (a) tot deze niet
meer verder kan, en tel vervolgens het aan-
tal klikken in de richting (b).
OPMERKINGVoer deze afstelling uit aan de linkervork-poot.
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht): Afstand A = 19.0 mm (0.75 in)
Standaard:
Afstand A = 14.0 mm (0.55 in)
Maximum (hard): Afstand A = 4.0 mm (0.16 in)
1. Stelschroef uitgaande demping Afstelling uitgaande demping:Minimum (zacht):
11 klik(ken) in de richting (b)
Standaard: 6 klik(ken) in de richting (b)
Maximum (hard): 1 klik(ken) in de richting (b)
(b)
(a)
111
1. Stelbout voor inveerdemping (voor snelle
inveerdemping)
(b)
(a)
111
BEA-9-D0.book 27 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Page 50 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-28
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
OPMERKING
Wanneer u de versteller voor de veer-
demping in richting (a) draait, kunnen
de positie van 0 klikken en de positie
van 1 klik gelijk aan elkaar zijn.
Als de versteller voor de veerdemping
in de richting (b) wordt gedraaid kan
deze mogelijk voorbij de aangegeven
specificaties klikken, maar zo’n instel-
ling is niet effectief en kan schade aande vering veroorzaken.
DAU94912
Afstellen van de
schokdemperunitDeze schokdemperunit is voorzien van een
stelring voor veervoorspanning en een stel-
schroef voor uitgaande demping.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Veervoorspanning 1. Verwijder de zijkappen. (Zie
pagina 7-9.)
2. Draai de stelring in de richting (a) om de veervoorspanning te verhogen.
Draai de stelring in de richting (b) om
de veervoorspanning te verlagen.
Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
OPMERKINGVerricht de afstelling met de speciale sleutel
en het verlengstuk in de boordgereed-schapsset.
Uitgaande demping 1. Verwijder de dop.
Afstelling ingaande demping:
Minimum (zacht):11 klik(ken) in de richting (b)
Standaard:
6 klik(ken) in de richting (b)
Maximum (hard): 1 klik(ken) in de richting (b)1. Stelring veervoorspanning
2. Verlengstuk
3. Speciale sleutel
4. Positie-indicatorAfstelling veervoorspanning: Minimum (zacht):
1
Standaard: 5
Maximum (hard): 7
7654321
4
1 1 1
2 2
3 3
(a) (a) (a)
(b) (b) (b)
BEA-9-D0.book 28 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分