CITROEN C3 PICASSO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2015Pages: 312, PDF Size: 10.32 MB
Page 121 of 312

119
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags
Frontairbags
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags - behalve de airbag aan
passagierszijde als deze is uitgeschakeld -
worden opgeblazen bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting van
de auto en horizontaal vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om te
verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
8
Veiligheid
Page 122 of 312

120
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, neem dan
direct contact op met het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan bij afgezet
contact de schakelaar 1
weer op "ON" om
de airbag opnieuw in te schakelen en zo de
veiligheid van uw passagier te garanderen.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
lampje op het instrumentenpaneel
of op het display van de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1
minuut branden.
Afhankelijk van de uitvoering
van uw auto brandt dit lampje
hetzij op het instrumentenpaneel,
hetzij op het display voor de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld. Als dit lampje knippert, neem dan
direct contact op met het CIt
roËn-
n etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat
de airbag aan passagierszijde bij
een ernstige aanrijding niet wordt
geactiveerd.
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.sc hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Plaats geen kinderzitje op de
voorstoel als minimaal één van beide
waarschuwingslampjes van de airbags
permanent blijft branden.
Laat het systeem controleren door
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 123 of 312

121
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel.
Windowairbags
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij B , waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
De windowairbags dragen bij aan de
bescherming van de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, door de
kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te
verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding.
8
Veiligheid
Page 124 of 312

122
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
ro
ok niet in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
be
vestig geen voor werpen of stickers op het stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met
actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
ra
adpleeg de rubriek "Accessoires".
be
vestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Veiligheid
Page 125 of 312

123
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Parkeerrem
Aantrekken
F trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele
display, geeft dit aan dat de parkeerrem
nog (iets) is aangetrokken.
Vrijzetten
F trek de hefboom van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan en
schakel een versnelling in.
sc
hakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
9
rijden
Page 126 of 312

124
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
eGs 6-versnellingsbak
bij de eGs 6 -versnellingsbak kunt u kiezen
tussen automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze transmissie heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatische bediening, waarbij het op-
en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld, zonder dat de bestuurder
iets hoeft te doen,
-
h
andmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen
met de selectiehendel of de flippers achter
het stuurwiel.
ti
jdens de automatische bediening kunt u op
elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.Selectiehendel
R. Achteruit.
F tr ap het rempedaal in en duw de
selectiehendel naar voren om deze
versnelling in te schakelen.
N.
n
e
utraalstand.
F
t
r
ap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
A
utomatische bediening.
F
D
uw de selectiehendel naar achteren om
deze stand te selecteren.
M + / -.
H
andmatige bediening om
sequentieel te schakelen.
F
D
uw de selectiehendel naar achteren en
vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
●
b
eweeg de hendel kort naar voren om
op te schakelen,
●
o
f beweeg de hendel kort naar achteren
om terug te schakelen. +.
op schakelen (rechts van het stuur wiel).
F tr ek de flipper "+" aan de rechterzijde
achter het stuur wiel een keer naar u toe om
op te schakelen.
-.
t
er
ugschakelen (links van het stuurwiel).
F
t
r
ek de flipper "-" aan de linkerzijde achter
het stuur een keer naar u toe om terug te
schakelen.
Flippers achter het stuurwiel
Het is niet mogelijk om de neutraalstand
of de achteruitversnelling met behulp
van de flippers te selecteren.
rijden
Page 127 of 312

125
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. neutral (neutraalstand).
R. re verse (achteruitversnelling).
1
2 3 4 5 6.
V
ersnellingen bij handmatig
schakelen.
AUTO.
G
aat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit
als u kiest voor handbediening.
Starten van de auto
F selecteer de stand N .
F H oud het rempedaal ingetrapt.
F
s
t
art de motor.
op h
et display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
F
s electeer de automatische bediening
(stand A ), de handbediening (stand M ) of
de achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de handrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
F
G
eef gas.
op
het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO en 1, 1
o
f R .
Automatische bediening
F selecteer de stand A .
op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
o
ptimaal brandstofverbruik,
-
rijstijl,
-
p
rofiel van de weg,
-
b
elading van de auto.
tr
ap om flink te accelereren (bijvoorbeeld voor
een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal krachtig
in, tot voorbij het zware punt.
ti
jdens het starten van de motor moet
het rempedaal worden ingetrapt.
se
lecteer tijdens het rijden nooit de
neutraalstand N .
De aanduiding N
op het display knippert
als u de motor probeert te starten zonder
dat de selectiehendel in de stand N staat.
Als bij het starten van de motor het
rempedaal niet wordt ingetrapt,
wordt een melding op het display
weergegeven.
De stand kan op elk gewenst moment
worden veranderd door de selectiehendel in
de stand A of juist in de stand M te zetten
(al naar gelang welke stand is ingeschakeld).
9
rijden
Page 128 of 312

126
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
F selecteer de stand M.se lecteer de achteruitversnelling (stand R
)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.
F
s
e
lecteer de stand R.
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling
wordt geselecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand
is gekomen.
Als op hogere snelheid de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, knippert het lampje
N en wordt automatisch de neutraalstand
ingeschakeld. Zet de selectiehendel weer
in de stand A of M om een versnelling in te
schakelen.Tijdelijk zelf schakelen
u kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers
" +" et "-" : als het motortoerental het toestaat,
wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
auto of een bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand. De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
display van het instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als het motortoerental dit
toestaat.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.
bi
j het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
bi
j krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder
de selectiehendel of de flippers achter het stuur
niet bedient.
se
lecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u kunt op elk gewenst moment van rijstand
w isselen door de selectiehendel van de
stand M in de stand A te zetten of andersom.
bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
Handbediende stand Achteruitversnelling
rijden
Page 129 of 312

127
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Stilzetten van de autoStoring
Als de aanduiding AUTO bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Trek bij het parkeren altijd de
handrem aan om de auto volledig stil
te zetten.
se
lecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N
staat en de handrem is aangetrokken.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
-
d
e selectiehendel in de stand N zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst. Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en de transmissie.
ri
jd altijd stapvoets als de weg onder
water staat of bij het oversteken van
een wed.
9
rijden
Page 130 of 312

128
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
schakelindicator*
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u
rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. u kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
De informatie wordt in de vorm van een pijl
op het instrumentenpaneel weergegeven, in
combinatie met het nummer van de aanbevolen
versnelling. -
u trapt het gaspedaal geleidelijk in.
- H et systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen. In rijsituaties waarin veel van de motor
wordt gevraagd (diep intrappen van het
gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
* Afhankelijk van de motoruitvoering. -
u rijdt in de derde versnelling.
bij
een elektronisch gestuurde
versnellingsbak is dit systeem uitsluitend
actief in de handgeschakelde stand.
rijden