CITROEN C3 PICASSO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2015Pages: 312, PDF Size: 10.32 MB
Page 141 of 312

139
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit staat.
De beelden van de camera worden in
kleur weergegeven op het scherm van het
navigatiesysteem.De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto
zonder de buitenspiegels.
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer.
De rode steep geeft een ruimte van 30
cm
direct achter de achterbumper van uw auto
weer. Het geluidssignaal wordt continu
hoorbaar als een obstakel binnen deze ruimte
komt.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
9
rijden
Page 142 of 312

140
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
totAL & CItroËn
Partners in prestaties en
respect voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de re search
& Development-teams van totA L voor CIt roËn
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto’s van het merk CI
t
ro
Ën
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als
gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de
motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van totA L smeermiddelen
bij het onderhoud van uw CIt roËn
zorgt voor een langere levensduur en
betere prestaties van de motor, waarbij
tevens het milieu wordt gerespecteerd.
prefereert
onderhoud
Page 143 of 312

141
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Motorkap
F Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op.
F
n
e
em de motorkapsteun C uit de houder.
F
b
e
vestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F b evestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
F
o
p
en het linker voorportier.
F
t
rek
de hendel A onder in de
portiersponning naar u toe.
Openen
schakel het st op & st art-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel door
het automatisch activeren van de
s
t
Ar
t
-
stand te voorkomen.
De plaats van de ontgrendelingshendel
in het interieur zorgt ervoor dat de
motorkap niet geopend kan worden als
het linker voorportier is gesloten.op en de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
10
onderhoud
Page 144 of 312

142
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
brandstoftank leeg
(diesel)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
o
p
en de motorkap.
F
V
er wijder de afdekkap van de motor voor
toegang tot de opvoerpomp (afhankelijk
van de uitvoering).
F
b
e
dien de handopvoerpomp tot deze
zwaarder gaat (de eerste keer kan
zwaar gaan) en u de brandstof door
de transparante slang met de groene
aansluiting ziet stromen.
F
s
t
art de motor tot deze aanslaat.
F
b
r
eng de afdekkap van de motor aan
(afhankelijk van de uitvoering).
F
s
l
uit de motorkap.Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpogingen.
be
dien de opvoerpomp nogmaals en
probeer de motor vervolgens opnieuw
te starten.
Als een auto met een HDi-motor is stilgevallen
door een lege brandstoftank, moet het
brandstofsysteem ontlucht worden.
Het ontluchtingssysteem bestaat uit een
handopvoerpomp en een transparante slang
onder de motorkap.
onderhoud
Page 145 of 312

143
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
benzinemotoren
1. reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. re servoir koelvloeistof.
3.
Luchtfilter.
4.
r
e
servoir remvloeistof.
5.
Accu.
6.
Zekeringkast.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan .
10
onderhoud
Page 146 of 312

144
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Dieselmotoren
1. reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. re servoir koelvloeistof.
3.
Luchtfilter.
4.
r
e
servoir remvloeistof.
5.
Accu.
6.
Zekeringkast.
7.
ol
iepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
9.
H
andopvoerpomp (op brandstoffilter).
onderhoud
Page 147 of 312

145
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
niveaus controleren
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controle met de oliepeilstok
A = MA XI
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de
motor ten minste 30
minuten niet heeft
gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CI
t
ro
Ën
adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen. B = MI
nIA
ls u ziet dat het oliepeil boven het merkteken
A of onder het merkteken B ligt, star t de
motor dan niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
ra
adpleeg de rubriek "
be
nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
t
r
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
s
t
eek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
10
onderhoud
Page 148 of 312

146
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Remvloeistof ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Motorolie bijvullen
raadpleeg de rubriek "be nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
na h
et bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
onderhoud
Page 149 of 312

147
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reservoir met water
afgeraden.
Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te
worden.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1
uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2
omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter) Afgewerkte producten
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CIt
roËn- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het CIt roËn-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
een te laag niveau in het
additiefreservoir wordt aangegeven
door het permanent branden van
dit lampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display.
10
onderhoud
Page 150 of 312

148
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt
u hierop geattendeerd door het
tijdelijk branden van dit lampje in
combinatie met een melding op
het multifunctionele display.
bi
j een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.ni ettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupolen en -klemmen schoon zijn,
vooral bij warm weer en in de winter.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het garantie- en
onderhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
ra
adpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
r
aadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto
voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg voordat u de accukabels losneemt
de rubriek "12V-accu" voor meer informatie
over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Deze sticker, die hoort bij het
s
t
op &
st
art-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken. Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden het toelaten, met een snelheid
van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de
paragraaf "
ni
veau brandstofadditief".
onderhoud