CITROEN C3 PICASSO 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2015Pages: 312, PDF Size: 10.32 MB
Page 131 of 312

129
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Hill start Assist
(bij de e
Gs
6-versnellingsbak)
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2
seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingetrapt,
-
b
ij het samenvallen van een aantal
hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill
s
t
art Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
- als bij de
eGs- versnellingsbak de
automatische stand (stand A ) of de
handbediende stand (stand M ) is ingeschakeld.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
bij een storing in de Hill st art Assist gaan
deze controlelampjes branden. ra adpleeg
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill
s
t
art Assist gebruikt.
Als u de auto verlaat ter wijl de motor
draait, gebruik dan de handrem en
controleer of het controlelampje van de
handrem op het instrumentenpaneel
blijft branden.
Werking
9
rijden
Page 132 of 312

130
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
stop & start-systeemHet stop & st art-systeem zet de motor tijdelijk af (s toP -stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(s tAr t- stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het
s
t
op&
st
art-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de
sto
P
-stand gezet:
-
a
ls u, bij een EGS 6-versnellingsbak,
bij een snelheid lager dan 8
km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in
de stand N zet.
ee
n teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op.
e
l
ke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De stoP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
-
d
e autogordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
ta
nk nooit als de motor door het
s
t
op
&
s
t
art-systeem in de
sto
P
-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
s
to
P
-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
rijden
Page 133 of 312

131
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart
(EGS-versnellingsbak) :
-
m
et de selectiehendel in de stand A of M ,
wanneer u het rempedaal loslaat,
-
m
et de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
o
f wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
uit veiligheids- of comfortover wegingen kan
de stAr t- stand automatisch worden
geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
d
e autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
-
d
e snelheid van de auto hoger is dan
11
km/h (
eGs-v
ersnellingsbak),
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Uitschakelen
u kunt deze functie op elk willekeurig moment
u itschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Als het systeem in de
sto
P
-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
9
rijden
Page 134 of 312

132
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Storingen
bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de
sto
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op
het instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet
in dat geval het contact af en start de auto dan
met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CI
t
ro
Ën
voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
sc
hakel omwille van de veiligheid het
st
op & s
t
art-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het stop & st art-systeem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden aan dit type
accu uitvoeren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF" .
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Inschakelen
rijden
Page 135 of 312

133
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.
1.
k
n
op voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
t
o
ets voor het verlagen van de
ingestelde snelheid
3.
t
o
ets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid
4.
t
o
ets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
s
n
elheidsbegrenzer A A
n/uI
t
6.
s
n
elheidsbegrenzer geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
StuurkolomschakelaarsWeergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
9
rijden
Page 136 of 312

134
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Programmeren
F Draai de knop 1 in de stand
"LIMIT" : de snelheidsbegrenzer
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (PA
u
se
)
.
er k
an een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij
het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het
gaspedaal wordt losgelaten.
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
s
t
el de snelheid in door op de toets 2
o f 3
t e drukken (bijv.:
90
km/h).
u
kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen
2
e n 3 :
-
+
/- 1
km = kort indrukken,
-
+
/- 5
km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5
km = ingedrukt houden.
F
I
nschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
F
u
i
tschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op
de toets 4 .
bi
j een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed is bevestigd,- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
rijden
Page 137 of 312

135
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.De bediening van de snelheidsregelaar is
geïntegreerd in de hendel A.De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig. om de snelheidsregelaar
te kunnen inschakelen, moet de ingestelde
snelheid minimaal 40
km/h bedragen en moet
de vierde versnelling zijn ingeschakeld:
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het
e
s
P.
D
oor het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
om w
eer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
na h
et afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist. 1.
k
n
op voor het selecteren van de
snelheidsregelaar
2.
t
o
ets voor het programmeren van een
snelheid en het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
t
o
ets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van de
ingestelde snelheid
4.
t
o
ets voor het uitschakelen / hervatten van
de snelheidsregeling 5.
s
nelheidsregelaar uitgeschakeld /
ingeschakeld
6.
s nelheidsregelaar geselecteerd
7.
I
ngestelde snelheid
bi
j het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
snelheidsregelaar
9
rijden
Page 138 of 312

136
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Programmeren
F Draai de knop 1 in de stand
"CRUISE" : de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (PA
uZe)
.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de
snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen van de functie
F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. op h et display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
s
t
el de snelheid in door de
wagensnelheid op het gewenste
niveau te brengen en vervolgens
op de toets 2
o f 3
t e drukken (bijv.:
110
km/h).
F
u
i
tschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het
uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
u
se
)
.
F
W
eer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de
toets 4 .
u
kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen
2
e n 3 :
-
+
/- 1
km = kort indrukken,
-
+
/- 5
km = lang indrukken,
-
+
/- in stappen van 5
km = ingedrukt houden. Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
bi
j een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat
per plaats.
rijden
Page 139 of 312

137
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
Parkeerhulp achterDit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten die
zich direct onder de bumper bevinden.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra u
de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
-
g
eluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de de auto dichter bij
het obstakel komt,
-
e
en grafische weergave op het
multifunctionele display, met blokjes
die steeds dichter bij de auto komen
(afhankelijk van de uitvoering).
DetectiezoneAls de achterzijde van de auto minder dan
30 centimeter van het obstakel ver wijderd
is, is het geluidssignaal continu hoorbaar
en verschijnt het symbool "Gevaar" op het
multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordt
geschakeld.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder, die desondanks
waakzaam moet blijven.
9
rijden
Page 140 of 312

138
C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2014
UitschakelenInschakelen
Druk bij draaiende motor op de toets A om
het systeem volledig uit te schakelen. Het
controlelampje gaat branden.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhangwagen of de montage van een
fietsendrager (auto uitgerust met een
door CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde trekhaak
of fietsendrager). Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs en sneeuw.
Druk nogmaals op de toets A om het systeem
weer in te schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat uit.
bi
j een storing in het systeem zal bij het
achteruitrijden het waarschuwingslampje
service gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal (kort piepje) en een melding op
het multifunctionele display.
rijden