PEUGEOT PARTNER TEPEE ELECTRIC 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: PARTNER TEPEE ELECTRIC, Model: PEUGEOT PARTNER TEPEE ELECTRIC 2017Pages: 252, PDF Size: 9.95 MB
Page 111 of 252

73
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Inschakelen
Deze functie werkt:
- b ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Uitschakelen
Het systeem werkt in de volgende gevallen niet:
- b ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.
Standaard is deze functie ingeschakeld.
Richtingaanwijzers
Links : beweeg de lichtschakelaar omlaag
voorbij het weerstandspunt.
Rechts : beweeg de lichtschakelaar omhoog
voorbij het weerstandspunt.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het weerstandspunt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Koplampverstelling
Geadviseerd wordt de stand van de koplampen
aan te passen aan de belading van de auto. 0 -
Leeg.
1 - Gedeeltelijke belading.
2 - Gemiddelde belading.
3 - Maximaal toegestane belading.
Stand 0 is de basisinstelling.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ruitenwisserschakelaar
4
Verlichting en zicht
Page 112 of 252

74
Handmatig wissen
2Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
1 Wissen op normale snelheid (matige
neerslag).
I Interval.
0 Uit.
â Eén keer wissen
(omlaag drukken).
In de inter valstand wordt de wissnelheid
aangepast aan de wagensnelheid.
Wanneer het contact meer dan één minuut is
afgezet geweest, moet u de functie opnieuw
inschakelen met de ruitenwisserschakelaar in
stand 2, 1 of I.
-
Z
et de hendel in een willekeurige stand.
-
Z
et de hendel in de gewenste stand.
Automatische ruitenwissers
vóór
Dek de regensensor, die zich in het
midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
In de stand AUTO werken de ruitenwissers
automatisch en wordt de snelheid aangepast
aan de hoeveelheid neerslag. Inschakelen
F
D
uw de hendel omlaag. Het inschakelen
wordt bevestigd door een melding op het
display.
Wanneer het contact meer dan één minuut
is afgezet geweest, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
inschakelen door de hendel omlaag te duwen.
Uitschakelen
F
Ze
t de ruitenwisserschakelaar in de stand I
,
1 of 2 .
Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Zet het contact uit als de auto gewassen
wordt in een wasstraat om te voorkomen
dat de ruitenwissers automatisch worden
ingeschakeld.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit ontdooid is.
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
Ruitensproeiers
Het niveau van de sproeier vloeistof moet
regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus , in het bijzonder het niveau
van de sproeiervloeistof.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
Deze handeling kan worden gebruikt om bij
parkeren in de winter de ruitenwissers rechtop
te zetten, de ruitenwissers schoon te maken of
ze te vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ver vangen van een
ruitenwisserblad .
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de ruststand te zetten.
Verlichting en zicht
Page 113 of 252

75
Ruitenwisser achter
F Draai de ring tot aan de eerste stand.
Ruitensproeier achter
F Draai de ring voorbij de eerste stand; de ruitensproeier en de
ruitenwisser werken vervolgens
gedurende een vooraf
ingestelde tijd.
Schakel 's winters de
achterruitver warming in als het sneeuwt of
bij strenge vorst. Verwijder de verzamelde
sneeuw of het ijs van het ruitenwisserblad
achter nadat het ontdooien is voltooid.
U kunt nu de ruitenwisser achter
inschakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 114 of 252

76
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-
h
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die
niet onder een artikelnummer in
het assortiment van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een hoger verbruik
leiden en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
u
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
w
ijzigingen of aanpassingen die
niet door PEUGEOT zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Veiligheid
Page 115 of 252

77
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop op het
instrumentenpaneel in te drukken.
Claxon
F Druk op het midden van het stuur wiel.
Urgence-noodoproep of
Assistance-pechhulpoproep
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Urgence-noodoproep met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie Urgence-noodoproep met lokalisering
en de functie Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering, en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
w
erkzaam is en de lijst van beschikbare
PEUGEOT CONNECT-ser vices kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de website voor uw
land bekijken.
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep
is verstuurd naar de alarmcentrale
van de Urgence-noodoproep met
lokalisering*.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep
met lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw
auto, spreekt u toe in uw landstaal** en roept
indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
F
D
ruk de rode knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
*
A
fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
5
Veiligheid
Page 116 of 252

78
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Peugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Werking van het systeem
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.Bij het aanzetten van het
contact gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Urgence-noodoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en de functie "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de website voor
uw land bekijken.
Druk langer dan 2
seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**. Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Geolokalisatie
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen. Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht. Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan
de beschikbaarheid van deze diensten
door het netwerk van het merk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het systeem
laten configureren in de officiële landstaal
van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT aan de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
met lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken en ver volgens op
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
Veiligheid
Page 117 of 252

79
Antiblokkeersysteem
(ABS/EBD)
Het ABS met elektronische remdrukregelaar
(EBD) zorgt tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw
auto, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
en de EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt
te blokkeren. Het garandeert geen kortere
remweg.
Op een erg glad wegdek (ijzel, olie enz.) kan
de remweg door de werking van het ABS
juist langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u om het obstakel heen
kunt sturen.Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing
in het ABS. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over
uw auto kunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met de
lampjes Remsysteem en STOP, een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar. Door
deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen
verliezen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Noodremassistentie
(BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt.
Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Hierdoor verandert de weerstand van het
rempedaal onder uw voet.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los om de werking van het
noodremassistentiesysteem te behouden.
Als het ABS ingrijpt, kunt u trillingen in het
rempedaal voelen; dit is normaal.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en
velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd
die aan de voorschriften van PEUGEOT voldoen.
Antispinregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Deze systemen zijn gekoppeld aan en een
aanvulling op het ABS-systeem.
Het ASR-systeem is zeer handig om optimale
grip te behouden en om verlies van de controle
over de auto bij het accelereren te voorkomen.
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te voorkomen via
de remmen van de aangedreven wielen en de
motor. Het zorgt ook voor meer koersstabiliteit
bij het accelereren.
Als uw auto is voorzien van het DSC-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste
koers te houden.
5
Veiligheid
Page 118 of 252

80
Werking
Dit lampje knippert wanneer het
ASR of de DSC ingrijpt.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond...)
kan het nuttig zijn het ASR- en DSC-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.F
D
ruk op de toets of draai de
knop in de stand "ESP UIT"
(afhankelijk van de uitvoering).
De LED brandt; dit geeft aan dat het ASR- en
DSC-systeem zijn uitgeschakeld.
De systemen worden weer ingeschakeld:
-
a
utomatisch, als de snelheid hoger wordt
dan ongeveer 50
km/h,
Het DSC-systeem houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en de motor om de
auto weer in de juiste koers te brengen.
- handmatig, als u nogmaals op de toets drukt of de knop in
deze stand draait (afhankelijk
van de uitvoering).
Storing
In het geval van een storing in
de betreffende systemen gaan
het waarschuwingslampje en de
LED branden vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Het waarschuwingslampje kan ook gaan
branden bij een te lage bandenspanning.
Controleer bij elke band de bandenspanning.
Het ASR- en DSC-systeem verbeteren de
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem, en
elektronische onderdelen alsmede
door de naleving van de montage- en
reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Grip Control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
voor betere tractie (grip) op ondergronden met
sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie optimaal en
zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden
met weinig grip uw weg kunt ver volgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motor vermogen. De
elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen.
Tijdens de werking van het systeem draait de
motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden ter bevestiging van uw keuze.
Bedieningsstanden
Veiligheid
Page 119 of 252

81
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties waarin
weinig wielslip optreedt, gebaseerd
op de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden
op autowegen en snelwegen.
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het
systeem automatisch de ESP-stand weer aan.
ESP UIT
Deze stand is alleen geschikt voor
speciale omstandigheden bij het
starten of bij lage snelheid.
Zodra u sneller rijdt dan 50
km/h,
schakelt het systeem automatisch
over op de ESP-stand.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij
het wegrijden de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk voor wiel op
dat moment heeft.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de beste acceleratie
verkregen wordt afhankelijk van de beschikbare
grip.
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het
wegrijden veel wielslip toegestaan
bij het wiel met de minste grip,
zodat de modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens
weer grip krijgt.
Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk koppel
naar het wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het verplaatsen verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht
doorslippen van de aangedreven
wielen toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt. Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u
kunt er ook mee uit de voeten op minder
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is, met name met een zware
lading, niet geschikt voor de volgende
omstandigheden:
-
h
et rijden in terrein waarin de
onderzijde van de auto beschadigd zou
kunnen worden of waarin onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...)
geraakt zouden kunnen worden door
stenen of andere obstakels,
-
h
et rijden in terrein met steile hellingen
en weinig grip,
-
h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
Activeer op zand geen andere standen
omdat de kans bestaat dat de auto dan
vast komt te zitten.
5
Veiligheid
Page 120 of 252

82
Veiligheidsgordels achter
(uitvoering met 5 zitplaatsen)
De stoelen achterin
zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met
oprolautomaat.
Veiligheidsgordels achter
(uitvoering met 7 zitplaatsen)
Op de 2e zitrijOp de 3e zitrij
De drie stoelen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Let erop dat bij het neerklappen van de
buitenste zitplaatsen of het plaatsen van de
rugleuning in de tafelstand de gordel van de
middelste zitplaats niet klem komt te zitten.
Let erop dat bij het verwijderen of terugplaatsen
van de buitenste zitplaatsen of bij toegang tot
de 3e zitrij de gordel van de middelste zitplaats
niet klem komt te zitten.
Zorg dat de middelste veiligheidsgordel goed in
de uitsparing in het dak is opgerold. De twee stoelen zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Bevestig de veiligheidsgordels niet aan de met
een rood kruis gemarkeerde sjorogen, zoals op
het label aangeduid.
Zorg dat u de veiligheidsgordels correct aan de
hiervoor bestemde ringen bevestigt.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels voor de stoelen
voorin zijn voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
De veiligheidsgordel voor de
middelste zitplaats van de
voorbank beschikt niet over een
pyrotechnische gordelspanner.
Veiligheid