PEUGEOT PARTNER TEPEE ELECTRIC 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: PARTNER TEPEE ELECTRIC, Model: PEUGEOT PARTNER TEPEE ELECTRIC 2017Pages: 252, PDF Size: 9.95 MB
Page 101 of 252

63
De oprolautomaat is voorzien van drie
flappen om de bagageruimte aan het oog
te onttrekken, ongeacht of de stoelen van
de tweede zitrij in de normale of in de
comfortstand staan.
Elke flap heeft twee klemmen die aan de
stangen van de betreffende hoofdsteun
bevestigd worden.
Verwijderen
F Trek het bagageafdekscherm naar u toe om het van de stijlen los te maken.
F
D
ruk deze in en plaats ver volgens het
rechter uiteinde in steun B .
F
L
aat het uiteinde los om de oprolautomaat
in de steun te bevestigen.
F
R
ol het bagageafdekscherm in de richting
van de achterste stijlen uit.
F
B
evestig de uiteinden in de achterste
inkepingen om het scherm strak te houden. F
H
oud het scherm tijdens het oprollen vast.
F
M
aak de klemmen van de drie flappen van
de betreffende hoofdsteun los.
Opbergen
Berg de oprolautomaat in de uitsparing van
de bagageruimte bij de dorpel op met de twee
achterste flappen omhoog. F
D
ruk de oprolautomaat naar links en haal
hem uit steun B .
F
T
il hem omhoog en kantel hem naar voren.
F
D
ruk eerst het uiteinde naar links.
F
L
aat het uiteinde vervolgens los.
3
Ergonomie en comfort
Page 102 of 252

64
F Positioneer de twee flappen en sluit het deksel.
Voorzieningen laadruimte
12V-aansluiting (max. 120 W)
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Aangeraden wordt het gebruik hier van te
beperken om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Sjorogen
Om veiligheidsredenen (noodstop) is het
raadzaam de lading goed met de sjorogen
te bevestigen en zware voor werpen zo
dicht mogelijk bij de cabine te plaatsen.
Bevestig uw lading met de sjorogen op de vloer
achter in de auto.
Bekleding
Laadschotten
Uw auto kan worden voorzien van een breed
scala aan laadschotten voor een effectieve
bescherming van de bestuurder en de voorste
passagiers met behoud van de modulariteit van
de laadruimte.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk voor
meer informatie over de verschillende
laadschotaccessoires.
De wanden van de laadruimte zijn aan de
onderzijde bekleed om beschadiging door
lading te voorkomen.
Ergonomie en comfort
Page 103 of 252

65
Laddervormige afscheidingHalfhoge afscheiding
Volledige afscheiding met ruitAfscheiding met luik
Uitneembaar luik
Het luik in het paneeldeel van het middelhoge
tussenschot, achter de passagiersstoel(en)
kan ver wijderd worden om lange voor werpen
te laden.
F
D
raai aan de knop boven het luik om het luik
te ontgrendelen.
F
T
il het luik op om het uit de behuizing te
halen.
F
D
raai het luik 90° naar rechts.
F
B
erg het op achter de bestuurdersstoel door
het vast te klemmen in de nokken.
3
Ergonomie en comfort
Page 104 of 252

66
1.Regeling temperatuur.
2. Regeling luchtopbrengst.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
5. In-/uitschakelen airconditioning.
Temperatuur
Zet de knop in de gewenste stand:
van blauw (toevoer van koude lucht),
tot rood (toevoer van warme lucht).
Luchtopbrengst
De aanjagersnelheid varieert van 1 tot
4, de krachtigste stand. In stand 0 is de
luchttoevoer uitgeschakeld.
Vergeet niet de stand van de knop aan
te passen om het juiste thermische
comfort te verkrijgen.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar: de zijventilatieroosters en de
middelste ventilatieroosters,
de voetenruimte,
Toevoer van buitenlucht
Het lampje in de toets gaat uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Luchtrecirculatie in het interieur
Het lampje in de toets gaat aan. De
recirculatie van de interieurlucht
dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast tijdelijk af
te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt ter wijl de
aanjager (stand 1 t /m 4) is ingeschakeld, zorgt
de recirculatie er voor dat de capaciteit van
de verwarming (knop temperatuurregeling
naar rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw) wordt vergroot.
Gebruik deze stand niet langer dan nodig.
Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten
de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in
het interieur te ver versen en het beslaan van de
ruiten te voorkomen. Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Verwarming/handbediende
airconditioning
Verwarming
Handbediende airconditioning de voorruit en de voetenruimte,
de voorruit.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een van
de middelste standen gemarkeerd
met "●" te zetten.
Ergonomie en comfort
Page 105 of 252

67
Airconditioning
De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor.Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen; het
lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is ingesteld op 0.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Comfortprogramma AUTO.
2. Temperatuurregeling bestuurderszijde/
passagierszijde.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Regeling luchtopbrengst.
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.
6. In-/uitschakelen van de airconditioning. Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 15 of de maximale
waarde 27 te overschrijden door verder te
draaien tot respectievelijk LO of HI wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager (of hoger) is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatische werking
Comfortprogramma AUTO
Comfortwaarde bestuurder of
voorpassagier
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Dit is de normale stand van de airconditioning. F
D
ruk op deze toets. Het symbool
AUTO wordt weergegeven. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht
te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op
het optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen van de
airconditioning de volgende keer dat uw auto
wordt gestart, gehandhaafd.
De automatische werking wordt uitgeschakeld
als u handmatig een instelling wijzigt (het
symbool AUTO verdwijnt).
Afhankelijk van het geselecteerde comfortniveau
regelt het systeem de luchtverdeling, de
luchtopbrengst en de luchttoevoer om het
comfort en de luchtcirculatie in het interieur
optimaal te houden. U hoeft het systeem niet
meer zelf bij te regelen.
F Draai deze knop naar links of
naar rechts om deze waarde
te verlagen of verhogen. Een
waarde van rond de 21 zorgt
voor een optimaal comfort.
Afhankelijk van uw wensen is
een waarde tussen 18 en 24
gebruikelijk.
Dek de zonnesensor op het dashboard
niet af.
3
Ergonomie en comfort
Page 106 of 252

68
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld. Druk op de toets AUTO
om het systeem weer volledig automatisch te
laten functioneren.
Luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldelijk in om
de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit,
-
d
e voorruit en de voetenruimte,
-
d
e voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimte,
-
de
zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
F Druk op de knop met de kleine ventilator om de luchtopbrengst
te verlagen of op de knop met
de grote ventilator om de
luchtopbrengst te verhogen.
Op het display worden meer ventilatorbladen
opgevuld naarmate de luchtopbrengst hoger
wordt.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de knop met de kleine ventilator van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de ventilator is
verdwenen.
Hierdoor worden alle systeemfuncties
uitgeschakeld behalve de luchtrecirculatie
en de achterruitver warming (indien uw auto
hiermee is uitgerust). Uw ingestelde waarden
voor het comfortniveau worden nu niet meer
aangehouden en niet meer weergegeven.
Vermijd de uitgeschakelde stand voor uw eigen
comfort.
Druk op de toets grote ventilator of
de toets AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie in het interieur
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het symbool
van de recirculatie wordt
weergegeven.
De recirculatie van de interieurlucht dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast
tijdelijk af te sluiten. Vermijd het te lang rijden
met ingeschakelde luchtrecirculatie om
beslagen ruiten, stank en vocht te voorkomen.
Druk nogmaals op deze toets om de toevoer
van buitenlucht weer in te schakelen.
Airconditioning AAN/UIT
F Wanneer deze knop wordt ingedrukt, zal het symbool A/C
worden weergegeven en de
airco ingeschakeld worden.
Druk nogmaals op deze toets om het koelen
van de lucht weer uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt frisse lucht
(als de airconditioning ingeschakeld
is), afhankelijk van de instelling van de
gewenste temperatuur in het interieur en
de buitentemperatuur.
Ergonomie en comfort
Page 107 of 252

69
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand vijf tot tien minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel. Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland bevat het aircocircuit het
broeikasgas R134a .
Hoeveelheid gas: 0,450
k
g (+/- 0,025
k
g),
GWP-index 1430 ton (CO2-equivalent:
0,6 4 4 to n).
F
L aat de airconditioning regelmatig
controleren zoals voorgeschreven in het
garantie- en onderhoudsboekje, om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
r
ijd niet te lang met uitgeschakelde
ventilatie.
-
h
oud de luchtrecirculatie niet langere tijd
ingeschakeld.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 108 of 252

70
Ontdooien en
ontwasemen
Handbediende modusAutomatische modus:
programma "zicht"In sommige gevallen kan het
comfortprogramma (AUTO) niet toereikend
blijken om de voorruit en zijruiten snel
condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel
inzittenden, vorst enz.).
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor op deze
toets om het snel ontwasemen/
ontdooien van de achterruit en/of de
elektrisch bediende buitenspiegels
in te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
-
w
anneer op de toets wordt gedrukt,
-
w
anneer de motor wordt afgezet,
-
a
utomatisch, om overmatig stroomverbruik
te voorkomen.
F
Z
et de knop van de
luchtverdeling in deze stand.
F
Z
et de knop van de
temperatuurinstelling in deze
stand.
F
Z
et de knop van de
luchtopbrengst in een hogere
stand.
F
D
ruk op de knop van de
airconditioning.
Zet de toets zodra de
omstandigheden dit toelaten weer in
de stand toevoer buitenlucht (LED
uit) om de lucht in het interieur te
verversen. Selecteer in dat gevel het programma "zicht".
Het lampje van het programma "zicht" gaat
branden.
Het systeem regelt de airconditioning en
de luchttoevoer en zorgt voor een optimale
luchtverdeling naar de voorruit en zijruiten.
Het systeem schakelt de luchtrecirculatie uit.
Ergonomie en comfort
Page 109 of 252

71
Lichtschakelaar
Verlichting voor en achter
Lampen uit
Automatisch inschakelen van de verlichting
Parkeerlichten
Dimlicht (groen)
Grootlicht (blauw)
Schakelen tussen dim- en
grootlicht
F Trek de hendel volledig naar u toe.
Herinnering vergeten verlichting
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting uit, behalve het dimlicht als de
automatische follow me home-verlichting is
geactiveerd.
F
D
raai om de lichtschakelaar te activeren
ter wijl de verlichting uit is, de ring in de
stand 0 en ver volgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier geopend wordt en
de verlichting ingeschakeld is, klinkt er een
geluidssignaal.
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, wordt
na dertig minuten de eco-mode geactiveerd
zonder tussenkomst van de gebruiker. De
functies worden gepauzeerd en het acculampje
knippert.
De eco-mode heeft geen invloed op de
parkeerlichten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
Deze verlichting werkt in combinatie met de
parkeerlichten en het dimlicht. Selecteer de verlichting door de ring naar voren
te draaien (inschakelen) en naar achteren te
draaien (uitschakelen).
De status wordt aangegeven door het lampje
op het instrumentenpaneel.
Mistlampen vóór (groen, de
ring wordt eenmaal naar voren
gedraaid).
Mistachterlicht (oranje, de ring wordt
tweemaal naar voren gedraaid).
Draai de ring tweemaal naar achteren om de
mistlampen vóór en het mistachterlicht uit te
schakelen. Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, is het
mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
schakelen zodra ze niet meer nodig zijn.
Door de automatische verlichting van
de koplampen wordt het mistachterlicht
uitgeschakeld, maar de mistlampen vóór
blijven branden.
U kunt de verlichting selecteren door deze ring
te draaien.
4
Verlichting en zicht
Page 110 of 252

72
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Bij onvoldoende omgevingslicht of tijdens
de werking van de ruitenwissers worden de
parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. Zodra het omgevingslicht
voldoende is of de ruitenwissers stoppen, wordt
de verlichting weer uitgeschakeld.
Deze functie is niet compatibel met
dagrijverlichting.Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen.
De verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
Dek de lichtsensor aan de bovenzijde
van de voorruit (achter de binnenspiegel)
niet af. Deze wordt gebruikt voor
het automatisch inschakelen van de
verlichting en ruitenwissers.
Inschakelen
F Draai de ring in de stand AUTO .
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring vooruit of achteruit. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als u de
verlichting zelf in - of uitschakelt.
In het geval van een storing van
de lichtsensor gaat de verlichting
in combinatie met het lampje
Service branden, vergezeld van een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld,
gaat de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Handbediende werking
F Geef binnen 1 minuut na het afzetten van
het contact eenmaal een "lichtsignaal".
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatische werking
F Deze functie kan ingeschakeld worden via het configuratiemenu
van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het audio- en
datacommunicatiesysteem .
Verlichting en zicht