Lancia Delta 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2011Pages: 290, PDF Size: 8.39 MB
Page 181 of 290

180STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de maxi-
mum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van de au-
to (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur van de
auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum toegestane snelheid
wanneer met die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig
de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen
en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag niet
sneller worden gereden dan 160 km/h; echter de
lokaal geldende wettelijke snelheidsbeperkingen
moeten altijd worden gerespecteerd.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de stan-
daard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u adviseren welke band het meest
geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het type
winterbanden exact aan de gegevens die staan vermeld in de pa-
ragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “6”. De specifieke eigenschap-
pen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte
minder is dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de pres-
taties onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange af-
standen op de snelweg worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winter-
banden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Page 182 of 290

STARTEN EN RIJDEN181
3
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd,
om de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voor-
schriften van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd
worden (aangedreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen nog
goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel kan geen sneeuwketting
worden gemonteerd. Als u een lekke voorband hebt, kunt u het
noodreservewiel op de achteras plaatsen en het achterwiel op
de vooras. Zo hebt u op de vooras twee normale wielen waarop
u sneeuwkettingen kunt monteren.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto langer dan een maand
niet wordt gebruikt:
❍zet de auto in een overdekte, droge en goed geventileerde
ruimte;
❍schakel een versnelling in;
❍zorg ervoor dat de handrem niet is aangetrokken;
❍maak de minklem los van de accupool (zie voor de uitvoe-
ringen met Start&Stop-systeem de informatie in de para-
graaf “Start&Stop-systeem” in het hoofdstuk “1”);
❍maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❍reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daar-
voor geschikte middelen;
❍smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en achterruit-
wisser in met talkpoeder en laat ze los van de ruit staan;
❍zet de ruiten een klein stukje open;
❍dek de auto af met een stoffen of een ademende kunststof
hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat het in en op
de auto aanwezige vocht dan niet kan verdampen;
❍breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal voor-
geschreven spanning en controleer deze regelmatig;
❍tap het koelsysteem van de motor niet af.
Page 183 of 290

182STARTEN EN RIJDEN
bewust onbedrukt gehouden pagina
Page 184 of 290

4
NOODGEVALLEN183
Motor starten .................................................................................... 184
Fix&Go Automatic snelle bandenreparatieset ................................... 186
Wiel verwisselen ............................................................................... 193
Gloeilamp vervangen ........................................................................ 200
Gloeilamp buitenverlichting vervangen ............................................. 204
Gloeilamp interieurverlichting vervangen ......................................... 209
Zekeringen vervangen ...................................................................... 213
Accu opladen .................................................................................... 220
Opkrikken van de auto ..................................................................... 221
Slepen van de auto ........................................................................... 221 In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding
vermeld staat. U kunt ook de site www.lancia.com
raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Lancia Servicenetwerk.
Page 185 of 290

184NOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Lancia Servicenet-
werk.
STARTEN MET EEN HULPACCU fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulp-
accu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
fig. 1
L0E0074m
Gebruik voor een noodstart beslist nooit een
accusnellader: de elektronische systemen kun-
nen beschadigen; in het bijzonder de regeleenhe-
den van de ontsteking en de inspuiting.
Laat deze procedure door gespecialiseerd perso-
neel uitvoeren. Onjuiste handelingen kunnen lei-
den tot vonken. De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief. Vermijd het contact met de huid en de ogen.
Kom ook niet dicht bij een accu met open vuur of een
brandende sigaret en veroorzaak geen vonken.
Page 186 of 290

NOODGEVALLEN185
4
Ga voor het starten als volgt te werk:
❍verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide
accu's met een startkabel;
❍sluit een tweede startkabel aan op de minpool (–) van de
hulpaccu en op de massakabel
Eop de motor of de ver-
snellingsbak van de auto die gestart moet worden;
❍start de motor;
❍neem als de motor draait, de startkabels in de omgekeerde
volgorde los.
Raadpleeg voor de uitvoeringen met Start&Stop-systeem de pa-
ragraaf “Start&Stop-systeem” in hoofdstuk “1” voordat de au-
to met een hulpaccu wordt gestart.
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet pro-
beren maar wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen van de twee accu's niet
direct met elkaar: eventuele vonken kunnen het explosieve gas
ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu is
geïnstalleerd aan boord van een andere auto, mogen tussen de-
ze auto en de auto met de lege accu niet per ongeluk metalen de-
len met elkaar in verbinding staan.ROLLEND STARTEN
Probeer auto's nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen
of van een helling af te laten rijden.
Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging (indien aanwezig) niet werken zolang de motor niet
is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
Page 187 of 290

186NOODGEVALLEN
❍een informatiefolder (zie fig. 3), voor een correct gebruik van
de snelle reparatieset. De folder moet overhandigd worden
aan het personeel dat de behandelde band repareert;
❍een compressor D-fig. 2 met manometer en aansluitnippels,
die in het vak zijn te vinden;
❍een paar werkhandschoenen dat in het zijvak van de com-
pressor is te vinden;
❍adapters voor het oppompen van diverse onderdelen.
In de houder van de snelle bandenreparatieset zijn ook de schroe-
vendraaier en het sleepoog te vinden.
fig. 3
L0E0076m
FIX & GO AUTOMATIC
SNELLE BANDENREPARATIESET
De snelle bandenreparatieset Fix & Go automatic bevindt zich
in de bagageruimte.
De set fig. 2 bevat:
❍een spuitbus A met afdichtvloeistof, die voorzien is van:
– een vulbuis B;
– een sticker C met het opschrift “max. 80 km/h”, die na het
repareren van de band op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats moet worden aangebracht;
fig. 2
L0E0075m
Page 188 of 290

NOODGEVALLEN187
4
Als u een lekke band krijgt, kan de band gerepa-
reerd worden als de diameter van het lek niet
groter is dan 4 mm.
Overhandig de informatiefolder aan het perso-
neel dat de met de bandenreparatieset behandel-
de band repareert.
Het is niet mogelijk lekken aan de zijkanten van
de band te repareren. Gebruik de snelle banden-
reparatieset niet als de band beschadigd is
geraakt door het rijden met een lege band.
Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van
het kanaal dat er lucht wegloopt) kan de band
niet gerepareerd worden. Verwijder de eventueel
in de band binnengedrongen voorwerpen (schroeven of
spijkers) niet.
HET IS NOODZAKELIJK TE WETEN DAT:
De afdichtvloeistof bij buitentemperaturen tussen −20 °C en
+50 °C werkt.
De afdichtvloeistof een houdbaarheidsdatum heeft.
De compressor mag niet langer dan 20 minuten
achter elkaar worden ingeschakeld. Gevaar voor
oververhitting. De snelle bandenreparatieset is
niet geschikt voor permanente reparatie; de gerepareer-
de banden mogen daarom slechts tijdelijk worden
gebruikt.
Page 189 of 290

188NOODGEVALLEN
PROCEDURE VOOR HET OPPOMPEN VAN DE BAND
Doe de handschoenen aan die bij de snelle ban-
denreparatieset zijn geleverd.
❍Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem de vul-
buis A-fig. 4 uit en draai de ring B op het ventiel van de band;
fig. 4
L0E0077m
De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat latex:
kan een allergische reactie veroorzaken.
Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen.
Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing en
contact. Vermijd contact met ogen, huid en kleding. Spoel
bij contact onmiddellijk overvloedig met water. Vermijd
braken bij inslikken, spoel de mond uit, drink veel water
en raadpleeg onmiddellijk een arts. Houd buiten het
bereik van kinderen. Het product mag niet gebruikt
worden door astmatische patiënten. Adem de dampen
niet in tijdens het vullen en oppompen. Raadpleeg
onmiddellijk een arts bij allergische reacties. Bewaar de
spuitbus in de daarvoor bestemde ruimte, ver verwij-
derd van warmtebronnen. De afdichtvloeistof heeft een
houdbaarheidsdatum.
Vervang de spuitbus met de afdichtvloeistof als
deze datum verstreken is. Spuitbussen en
afdichtvloeistof zijn schadelijk voor het milieu.
Houdt u voor het afvoeren van deze producten aan de
wettelijke normen.
Page 190 of 290

NOODGEVALLEN189
4
❍controleer of de schakelaar D-fig. 5 van de compressor in
stand 0 (uitgeschakeld) staat, start de motor, steek de stek-
ker E-fig. 6 in de 12 V-stekkerdoos en schakel de compres-
sor in door de schakelaar D-fig. 5 in stand I (ingeschakeld)
te zetten;
❍Pomp de band op tot de juiste bandenspanning is bereikt (zie
de paragraaf “Bandenspanning in Koude toestand” in hoofd-
stuk “6”). Controleer de bandenspanning op de manome-
ter F-fig. 5. Voor een nauwkeurige aflezing moet de com-
pressor worden uitgeschakeld;❍als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de bandenspanning
op ten minste 1,5 bar te krijgen, koppel dan de compressor
los van het ventiel en de stekkerdoos en verplaats vervolgens
de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zo-
dat de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❍als u er ook dan niet in slaagt om, binnen 5 minuten na
inschakeling van de compressor, de spanning op ten minste
1,8 bar te brengen, mag niet verder worden gereden, om-
dat de band te erg beschadigd is en de reparatieset de ver-
eiste wegligging niet kan garanderen; wendt u tot het Lan-
cia Servicenetwerk;
❍als de band op de juiste spanning is gebracht (zie de para-
graaf “Bandenspanning in Koude toestand” in het hoofdstuk
“6”), vertrek dan onmiddellijk;
fig. 5
L0E0078m