JEEP RENEGADE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2018, Model line: RENEGADE, Model: JEEP RENEGADE 2018Pages: 380, PDF Size: 6.15 MB
Page 161 of 380

Verplaats de hendel van D (Vooruit) naar
links, om de "sequentiële" modus in te
schakelen. De haalbare standen zijn +
(hogere versnelling) of - (lagere
versnelling). Deze standen zijn onstabiel:
de hendel keert altijd terug naar de
centrale stand.
De hendel is voorzien van een knop A
fig. 105, die ingedrukt moet worden om
de hendel van P naar R te verplaatsen.
Schakelen van stand P naar elke andere
stand van de versnellingspook, met
contactsleutel op stand MAR, moet
gedaan worden met ingetrapt rempedaal
en met behulp van de knop op A
fig. 105.
Om van R naar P te gaan moet gedrukt
worden op knop A fig. 105 wanneer demotor stationair draait.
Om van stand N naar D of R te
schakelen, moet het rempedaal worden
ingetrapt. Aanbevolen wordt geen gas te
geven en ervoor te zorgen dat de motor
stabiel stationair draait.
De overgang van D naar N is vrij, terwijl
voor de overgang van D naar R of P
alleen op de knop A fig. 105 gedrukt
moet worden.
AUTOMATISCHE RIJMODUS
De stand D kan vanuit sequentiële
bediening onder alle rijomstandigheden
geselecteerd worden.
“Kick-downfunctie”
Om weer snel snelheid te kunnen maken,
schakelt het regelsysteem van de
versnellingsbak, als het gaspedaal
volledig wordt ingetrapt, naar een lagere
versnelling (kick-downfunctie).
BELANGRIJK Bij het rijden over wegen
met weinig grip (sneeuw, ijs, enz.)
wordt geadviseerd de kick-down
functie niet te gebruiken.DE MOTOR STARTEN
De motor mag alleen gestart worden als
de keuzehendel in stand P of N staat. Als
gestart wordt, staat het systeem in N of P
(de eerstgenoemde betekent neutraal,
maar met mechanische geblokkeerde
wielen).
De motor wordt automatisch herstart
wanneer:
het rempedaal wordt losgelaten (en de
hendel niet in N of P staat);
de hendel verplaatst wordt naar een
onstabiele stand: "+", "–" of R;
de hendel van D naar links in de
"sequentiële modus" verplaatst wordt.
BELANGRIJK Onder bepaalde
omstandigheden (bijvoorbeeld bij
lichte hellingen en een niet volledig
ingetrapt rempedaal), is het
uitschakelen van de motor door op de
knop in de buurt van het stuurwiel te
drukken (zie fig. 106 ) niet
geactiveerd. Trap in dergelijke gevallen
het rempedaal volledig in om de “Hill
Hold” functie beschikbaar te stellen en
het herstarten van de motor toe te
staan, en bedien hierbij de
keuzehendel zoals eerder beschreven.
105J0A0924C
159
Page 162 of 380

WEGRIJDEN MET DE AUTO
Trap, om weg te rijden met de auto,
vanuit P het rempedaal in, en druk op de
knop op de keuzehendel om deze in de
gewenste stand (D, R of sequentieel) te
plaatsen. Op het display verschijnt de
ingeschakelde versnelling.
Wanneer het rempedaal wordt losgelaten,
beweegt de auto voor- of achteruit zodra
de manoeuvre is ingeschakeld ("creeping"
effect). In dit geval hoeft het gaspedaal
niet ingedrukt te worden.
BELANGRIJK Als de ingeschakelde
versnelling (weergegeven op het
display) niet overeenstemt met de
stand van de keuzehendel, wordt dit
gemeld door het knipperen van de
betreffende letter op de sierlijst van
versnellingsbak (er wordt ook een
geluidsignaal afgegeven).
Deze toestand moet niet beschouwd
worden als een werkingsfout, maar
eenvoudigweg als een verzoek van het
systeem om de manoeuvre te herhalen.
BELANGRIJK Bij stationair draaiende
motor en in sequentiële modus wordt
het schakelverzoek voor de 2
e
versnelling niet door het systeem
aanvaard (ongeacht of het rempedaal
al dan niet wordt ingetrapt).
Als zich, bij ingeschakelde 1e
versnelling of de achteruit (R), de
volgende omstandigheden voordoen:
hellingsgraad van de weg meer dan
5%;
koppeling oververhit;motorkoppel gedurende bepaalde tijd
constant (bijvoorbeeld als de auto tegen
een trottoir aanrijdt of op een helling
naar boven/beneden geparkeerd wordt);
kan de auto in beweging worden gezet
door het gaspedaal in te trappen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig
met een uitgeschakelde elektrische
parkeerrem en losgelaten rempedaal,
stationair draaiende motor en
keuzehendel in de stand D, R of
sequentieel, want de auto kan ook
voortbewegen zonder dat het gaspedaal
wordt bediend. Deze toestand kan
worden benut met de auto op een
vlakke ondergrond tijdens scherpe
parkeermanoeuvres waarbij alleen het
rempedaal wordt gebruikt.
UITSCHAKELING VOERTUIG
Versies uitgerust met een sleutelloos
startsysteem: zet de keuzehendel op P
(Parkeren) voordat het voertuig wordt
uitgeschakeld met de knop naast het
stuurwiel (zie fig. 106 ).Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: zet de keuzehendel op
P (Parkeren) voordat de sleutel uit de
startinrichting wordt genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en de
contactsleutel is ingeschakeld, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Versies met een Start&Stop-systeem:om
de motor uit te schakelen, moet het
voertuig worden stilgezet door de juiste
druk op het rempedaal uit te oefenen.
Als de druk niet voldoende is, schakelt
de motor niet uit. Dit kenmerk kan benut
worden om te voorkomen dat de motor
afslaat in bepaalde verkeerssituaties.
106J0A0022C
160
STARTEN EN RIJDEN
Page 163 of 380

Contactsleutel verwijderen
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de hendel in stand P staat:
als de motor wordt uitgeschakeld met de
keuzehendel in stand P, kan de
contactsleutel binnen 30 seconden
verwijderd worden;
als de motor wordt uitgeschakeld met
de keuzehendel in stand P, zet dan de
hendel binnen 5 seconden op P. Als deze
handeling is voltooid, kan gedurende
ongeveer 30 seconden de contactsleutel
worden uitgenomen.
In beide gevallen wordt de contactsleutel
automatisch geblokkeerd als de
beschreven tijden en voorwaarden niet in
acht worden genomen.
Draai de sleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP om hem te verwijderen, door
de bovenbeschreven procedure te
herhalen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte keuzehendel,
zou het display van het
instrumentenpaneel een bijbehorend
bericht weer kunnen geven, waarin de
bestuurder wordt aanbevolen te blijven
rijden zonder de hendel in stand P te
zetten.
In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het niet
meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren. Neem
in dat geval contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
128)Laat kinderen nooit zonder toezicht
in de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
49)Schakel altijd de handrem in als de
auto op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
50)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de
motor op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
161
Page 164 of 380

VIERWIELAANDRIJVING -
JEEP ACTIVE DRIVE (4WD)
en JEEP ACTIVE DRIVE
LOW (4WD LOW)
VIERWIELAANDRIJVING
De vierwielaandrijving (4WD) is volledig
automatisch in standaard rijmodus.
BELANGRIJK Verandering van modus
is niet mogelijk wanneer de
voertuigsnelheid de 120 km/h
overschrijdt.
Vierwielaandrijving inschakelen
51) 52)
De knoppen voor het inschakelen van de
vierwielaandrijving bevinden zich op het
bedieningspaneel van deSelec-Terrain™
en de mogelijke keuzes zijn:
4WD LOCK (fig. 107 versies met
handgeschakelde en automatische
versnellingsbak): de functie voor
ontkoppeling van de cardanas wordt
uitgeschakeld, waardoor de onmiddellijke
beschikbaarheid van het koppel voor de
achterste koppeling gegarandeerd wordt.
Deze functie kan gekozen worden in de
AUTO-modus en is automatisch in de
andere rijmodi.
4WD LOW (fig. 108 versies met
automatische versnellingsbak): hiermee
worden de "off-road"-prestaties van het
voertuig in alle rijmodi verbeterd;De functie 4WD LOCK kan ingeschakeld
worden door het indrukken van de
speciale knop of wanneer de
keuzeschakelaar van AUTO naar
SNOW/SAND/MUD of ROCK
(Trailhawk-versies) gedraaid wordt en
4WD LOW niet eerder werd ingeschakeld.
Door het inschakelen van een functie
(bijv. 4WD LOW) wordt de andere
automatisch uitgeschakeld.
BELANGRIJK Bij sommige versies
wordt, door het indrukken van de knop
4WD LOW automatisch ook de functie
4WD LOCK ingeschakeld. Als de knop
4WD LOW opnieuw wordt ingedrukt,
blijft de functie 4WD LOCK
ingeschakeld. Indien echter de knop
4WD LOCK opnieuw wordt ingedrukt,
zullen beide functies worden
uitgeschakeld.
BELANGRIJK De functie 4WD LOW
wordt alleen aanbevolen voor
onregelmatig en glad wegdek.
4WD LOW MODUS
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
4WD LOW modus inschakelen
Verplaats, bij stilstaand voertuig,
contactsleutel in de stand MAR of motor
ingeschakeld, de versnellingspook naar
107J0A0908C
108J0A0909C
162
STARTEN EN RIJDEN
Page 165 of 380

stand D (Drive), R (Achteruit) of N
(Vrijstand) en druk op de knop 4WD
LOW.
Bij sommige versies verschijnt, als de
functie is ingeschakeld, op het display
"4WD LOW". De led op het
bedieningspaneel van deSelec-Terrain™
kan gaan knipperen tot de inschakeling
voltooid is.
4WD LOW modus uitschakelen
Het uitschakelen kan plaatsvinden op
elke snelheid tussen 0 en 120 km/h.
Bij sommige versies, verdwijnt "4WD
LOW" van het display nadat de
uitschakelingsprocedure voltooid is.
In dat geval is de led op de knop 4WD
LOW gedoofd.
BELANGRIJK
51)De correcte werking van de functie
vierwielaandrijving hangt af van de
banden: deze moeten allemaal van
dezelfde maat, hetzelfde type en dezelfde
omtrek zijn. Het gebruik van banden met
verschillende afmetingen is van negatieve
invloed op het schakelen en leidt tot
beschadiging van de onderdelen van de
versnellingsbak.
52)Rijd niet harder dan de
wegomstandigheden toelaten.
SELEC-TERRAIN
SELECTIE RIJMODUS
Draai knop A fig. 109 om de gewenste
modus te selecteren.
BELANGRIJK Verandering van modus
is niet mogelijk wanneer de
voertuigsnelheid de 120 km/h
overschrijdt.
AUTO (Automatisch): de 4WD-modus
met continue en automatische werking
kan zowel gebruikt worden tijdens het
rijden over verharde als onverharde
wegen. Deze modus verlaagt het
brandstofverbruik, omdat de cardanas, in
omstandigheden die dat toelaten,
losgekoppeld kan worden.
109J0A0920C
163
Page 166 of 380

SNOW (sneeuw): met deze modus kan
meer stabiliteit verkregen worden op
gladde of met sneeuw bedekte
ondergronden. Te gebruiken om over
verharde en onverharde wegen te rijden
in geval van wegdekken met weinig grip,
zoals met sneeuw bedekte wegen.
SAND (zand): rijmodus voor onverharde
wegen te gebruiken op wegdekken met
weinig grip, zoals zanderige
oppervlakken. De versnellingsbak is
ingesteld om maximale tractie te bieden.
MUD (modder): rijmodus voor
onverharde wegen met wegdekken met
slechte grip, zoals met modder bedekte
grond of nat gras.
ROCK (rotsen)(alleen voor
Trailhawk-versies): deze modus is alleen
beschikbaar als de modus 4WD LOW
ingeschakeld is. Het systeem zet de auto
op maximale tractie en geeft het grootste
stuurvermogen op onverharde wegen met
wegdekken met veel grip. Deze modus
biedt de beste prestaties bij het rijden
over "onverharde wegen". Deze modus
moet gebruikt worden om obstakels te
kunnen overwinnen op lage snelheid,
zoals grote rotsen, diepe scheuren, enz.Wanneer de motor gestart wordt, wordt
de AUTO-modus automatisch
geselecteerd (led brandt naast het woord
AUTO).
Als aan knop A fig. 109 gedraaid wordt,
blijft de led naast het woord AUTO
branden. De andere leds gaan achter
elkaar branden, afhankelijk van de met
de knop ingestelde standen, zodat de
bestuurder kan begrijpen welke de
nieuwe gewenste modus is.
Zodra de gewenste modus is ingesteld
(led naast het betreffende woord brandt),
laat de knop dan in die stand staan zodat
hetSelec-Terrain™systeem in werking
treedt om de gewenste modus in te
schakelen.
STOP/START-SYSTEEM
Het Stop/Star-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat en
start de motor zodra de bestuurder wil
wegrijden.
Dit verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
129) 130)53)
WERKING
Uitschakelmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor uitgeschakeld
als de versnellingspook in een andere
stand dan R staat.
Als het voertuig heuvelopwaarts tot
stilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert om
164
STARTEN EN RIJDEN
Page 167 of 380

de "Hill Start Assist" functie beschikbaar
te houden (die alleen bij draaiende motor
werkt).
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor werd
uitgeschakeld.
Herstartmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap op het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
Als het voertuig niet start door het
intrappen van het koppelingspedaal, de
versnellingspook in de vrijstand zetten en
de procedure herhalen. Neem, als het
probleem aanhoudt, contact op met het
Jeep Servicenetwerk.
Versies met automatische versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor weer
te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische modus
- D (Drive) staat - kan de motor weer
gestart worden door de pook naar R
(Achteruit) of N (Vrijstand) of "AutoStick"
te verplaatsen.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart wordendoor de pook naar "+" of "–", of R
(Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is afgezet
kan, door het rempedaal ingetrapt te
houden, de rem gelost worden terwijl de
motor uit blijft, door de versnellingspook
snel naar P (Parkeren) te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook uit
stand P halen.
HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Om het systeem handmatig in/uit te
schakelen, op de knopdrukken op de
tunnelconsole fig. 110.
Led uit: systeem uitgeschakeld;
Led aan: systeem ingeschakeld.
BELANGRIJK
129)Neem voor het vervangen van de
accu altijd contact op met het Jeep
Servicenetwerk. Vervang de accu door een
exemplaar van hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
130)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
startinrichting in de stand STOP staat.
Volg de aanwijzingen op die op het plaatje
onder de motorkap staan. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig
bevinden. Alle inzittenden moeten uit het
voertuig stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer tijdens het tanken of
de motor uitgeschakeld is (startinrichting
in de stand STOP).
BELANGRIJK
53)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.110J0A0134C
165
Page 168 of 380

SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen, druk op
knop Afig. 111 op het stuurwiel.De knoppen op het stuurwiel werken als
volgt:
SET +: snelheidslimiet programmeren
(een hogere snelheidswaarde opslaan);
SET –: snelheidslimiet programmeren
(een lagere snelheidswaarde opslaan);
RES: systeem inschakelen (de
inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door de weergave van het
symbool
(groen bij versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display).
CANC: systeem uitschakelen (de
uitschakeling van het systeem wordt
aangegeven door de weergave van het
symbool
(wit);Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem schakelt automatisch uit in
geval van een systeemstoring. Neem in
dat geval contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
111J0A0137C
166
STARTEN EN RIJDEN
Page 169 of 380

ELEKTRONISCHE
CRUISE-CONTROL
BESCHRIJVING
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij een
snelheid van meer dan 40 km/h op
lange, droge en rechte wegen met weinig
veranderingen in de rijomstandigheden
(bijv. snelwegen). Gebruik van het
systeem wordt dus niet aanbevolen op
buitenwegen met druk verkeer. Gebruik
het systeem niet in de stad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
131) 132) 133)
Om de Cruise-Control in te schakelen op
knopfig. 112 drukken. Als de
Snelheidsbegrenzer ingeschakeld is,
moet knop
tweemaal ingedrukt
worden om het systeem in te schakelen
(bij de eerste keer indrukken wordt de
Snelheidsbegrenzer uitgeschakeld, bij de
tweede keer indrukken wordt de
Cruise-Control ingeschakeld).
Voor versies uitgerust metvierwielaandrijving kan het systeem niet
worden ingeschakeld als de functie 4WD
LOW (indien aanwezig) of Hill Descent
Control is geactiveerd.
Het systeem kan niet worden
ingeschakeld als het voertuig in de 1e of
de achteruitversnelling staat; het is
raadzaam om het systeem in te
schakelen vanaf de 3e versnelling of
hoger.BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te houden als
het niet gebruikt wordt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen en
de controle over het voertuig te
verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.Snelheid opslaan
Schakel het systeem in en druk, wanneer
het voertuig de gewenste snelheid heeft
bereikt, op knop SET + (of SET –) en laat
de knop los om het systeem te activeren.
Wanneer het gaspedaal wordt losgelaten,
zal het voertuig op de geselecteerde
snelheid verder rijden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd worden
door het gaspedaal in te trappen; als het
gaspedaal vervolgens wordt losgelaten,
keert het voertuig terug naar de eerder
opgeslagen snelheid.
Op afdalingen kan de snelheid bij
ingeschakelde cruise-control iets hoger
liggen dan de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Voordat de knoppen SET
+ (of SET –) ingedrukt worden, moet
het voertuig op constante snelheid op
een vlak wegdek rijden.
SNELHEID VERHOGEN/
VERLAGEN
Zodra de elektronische Cruise-Control is
ingeschakeld, kan de snelheid verhoogd
worden door op de knop SET + te
drukken of verlaagd worden door op de
knop SET – te drukken.
112J0A0144C
167
Page 170 of 380

GAS GEVEN BIJ INHALEN
Trap het gaspedaal in: wanneer dit wordt
losgelaten zal het voertuig geleidelijk
terugkeren naar de opgeslagen snelheid.
BELANGRIJK Het systeem bewaart de
opgeslagen snelheid ook bij het
helling-op en helling-af rijden. Een
geringe variatie in de snelheid op
lichte hellingen is volledig normaal.
DE SNELHEID WEER OPROEPEN
Versies met automatische versnellingsbak
(werking in Drive-modus - automatisch):
druk op de knop RES en laat hem los.
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak in Autostick (sequentieel)
modus: om de eerder ingestelde snelheid
op te roepen, accelereren tot deze
snelheid wordt benaderd en de knop RES
indrukken en loslaten.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Door de knop CANC in te drukken of het
rempedaal in te trappen terwijl het
voertuig snelheid mindert, wordt de
elektronische Cruise-Control
uitgeschakeld zonder dat de opgeslagen
snelheid gewist wordt.
De Cruise-Control kan ook worden
uitgeschakeld als de elektrischeparkeerrem (EPB) is ingeschakeld of als
het remsysteem ingrijpt (bijv. het
ESC-systeem).
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem wordt uitgeschakeld door
het indrukken van de knopof door de
contactsleutel naar STOP te draaien.
BELANGRIJK
131)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
132)Neem, in geval van een defect of
storing van het systeem, contact op met
het Jeep Servicenetwerk.
133)De elektronische Cruise-Control kan
gevaarlijk zijn als het systeem geen
constante snelheid kan handhaven. In
bepaalde omstandigheden kan de snelheid
overmatig zijn, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over het voertuig en
ongevallen. Gebruik het systeem niet in
druk verkeer of op bochtig, met ijzel of
sneeuw bedekt of glad wegdek.
ADAPTIVE CRUISE
CONTROL (ACC)
(indien aanwezig)
134) 135) 136) 137) 138) 139)
54) 55) 56) 57) 58) 59) 60)
BESCHRIJVING
Adaptive Cruise-Control (ACC) is een
hulpmiddel voor de bestuurder waarbij de
functies van een gewone cruisecontrol
worden gecombineerd met functies om
een bepaalde afstand te houden tot de
voorligger.
De Adaptive Cruise-Control (ACC) maakt
gebruik van een radarsensor, die zich
achter de voorbumper fig. 113 bevindt
en een camera die zich op het middelste
deel van de voorruit fig. 114 bevindt,
voor de detectie van een voertuig op
korte afstand.
168
STARTEN EN RIJDEN