Lancia Delta 2010 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2010Pages: 276, PDF Size: 5.83 MB
Page 221 of 276

220ONDERHOUD EN ZORG
35 70 105 140 175
●● ● ● ●
●
●
●●
●●
●● ● ● ●
●●
●● ● ● ●× 1000 km
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriemen voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen zonder DPF) (of om de 24 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (uitvoeringen met DPF)(**)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsver-
keer, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”) of in ieder geval om de 2 jaar.
Als de auto vooral in stadsverkeer wordt gebruikt, moeten de motorolie en het motorfilter elke 12 maanden worden vervangen.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 220
Page 222 of 276

ONDERHOUD EN ZORG221
5
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en even-
tueel bijvullen:
❍niveau van de motorkoelvloeistof;
❍niveau van de remvloeistof;
❍niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❍conditie en spanning van de banden;
❍werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, rich-
tingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.);
❍werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Iedere 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: mo-
torolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van PETRONAS LU-
BRICANTS omdat die speciaal zijn afgestemd op de Lan-
cia-modellen (zie de „Vullingstabel” in hoofdstuk „6”).
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandig-
heden rijdt, zoals:
❍trekken van aanhangers of caravans;
❍rijden op stoffige wegen;
❍veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buiten-
temperaturen onder nul;
❍veel langdurig stationair draaiende motor of lange rit-
ten bij lage snelheden (bijv. bij huis-aan-huis bezor-
ging) of als de auto lang stilstaat;
❍in de stad.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 221
Page 223 of 276

222ONDERHOUD EN ZORG
Is het noodzakelijk de volgende controles vaker uit te voe-
ren, dan in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat
aangegeven:
❍remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slij-
tage controleren;
❍vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren;
❍visueel de conditie controleren van: motor, versnel-
lingsbak, aandrijfassen, uitlaat, brandstof- en rem-
leidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en
rubber slangen van rem- en brandstofsysteem;❍acculading en niveau van het elektrolyt in de accu con-
troleren (zie paragraaf „Accu – Acculading en niveau
elektrolyt controleren” in dit hoofdstuk);
❍conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visu-
eel controleren;
❍pollenfilter controleren en eventueel vervangen; dit is
vooral raadzaam als een beperking in de capaciteit van
de ventilatie wordt geconstateerd;
❍luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 222
Page 224 of 276

ONDERHOUD EN ZORG223
5
NIVEAUS CONTROLEREN –Uitvoering 1.4 Turbo Jet
fig. 1L0E0092m
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 223
Page 225 of 276

224ONDERHOUD EN ZORG
Uitvoering 1.6 Multijet/2.0 Multijet
fig. 2L0E0094m
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 224
Page 226 of 276

ONDERHOUD EN ZORG225
5
Uitvoering 1.9 Twin Turbo Multijet
fig. 3L0E0094m
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 225
Page 227 of 276

226ONDERHOUD EN ZORG
MOTOROLIE A-fig. 1-2-3
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke onder-
grond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van
de motor. Het oliepeil moet altijd tussen het MIN- en MAX-
merkteken op de oliepeilstok staan. Het verschil tussen
het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met onge-
veer 1 liter.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken
staat, moet via de olievulopening motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken over-
schrijden.Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van
ongeveer 400 gram per 1000 km. De motor van een nieu-
we auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000 ÷ 6.000 km sta-
biliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de
rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de
olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, ver-
volgens de motor uitzetten en na enige minuten het olie-
peil controleren.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 226
Page 228 of 276

ONDERHOUD EN ZORG227
5
KOELVLOEISTOF B-fig. 1-2-3
Het niveau van de koelvloeistof moet gecontroleerd wor-
den bij een koude motor en moet tussen het MIN- en MAX-
merkteken op het expansiereservoir staan. Een te laag ni-
veau bijvullen door een mengsel van gedemineraliseerd
water en 50 % PARAFLU UP van PETRONAS LUBRI-
CANTS langzaam via de vulopening van het expansiere-
servoir te gieten, totdat het niveau dicht bij het MAX-
merkteken staat. Een mengsel van PARAFLU UP en ge-
demineraliseerd water in een mengverhouding van 50 %
beveiligt tot een temperatuur van −35 °C. Voor extreem
koude klimatologische omstandigheden raden wij een
mengsel aan van 60 % PARAFLU UP en 40 % gedemi-
neraliseerd water.Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden
in de motorruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor verbranding.
Onthoud dat bij een warme motor de elektroventi-
lateur onverwacht kan inschakelen: kans op ver-
wonding. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende
kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan
de olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen mo-
toroliefilter bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het
verversen van de olie en het vervangen van de fil-
ters door het Lancia Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Dit netwerk beschikt over de uitrusting voor
het op milieuvriendelijke wijze en conform de wet-
telijke bepalingen verwerken van afgewerkte olie en
oliefilters.Het motorkoelsysteem gebruikt PARAFLU
UP-koelvloeistof. Gebruik voor het eventu-
eel bijvullen vloeistof met dezelfde specifi-
caties als waarmee het motorkoelsysteem is gevuld.
PARAFLU UP-koelvloeistof kan niet worden ge-
mengd met welke andere koelvloeistof dan ook. Als
dit toch gebeurt, mag de motor absoluut niet wor-
den gestart en moet u zich tot het Lancia Service-
netwerk wenden.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 227
Page 229 of 276

228ONDERHOUD EN ZORG
Vervang de dop zo nodig alleen door een
exemplaar van hetzelfde type, anders kan de
werking van het systeem in gevaar worden
gebracht. Draai bij een warme motor de dop van
het expansiereservoir nooit los: gevaar voor ver-
branding.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
C-fig. 1-2-3
Verwijder voor het bijvullen de dop m.b.v. het lipje.
Gebruik een mengsel van water en TUTELA PROFES-
SIONAL SC35 in de volgende mengverhouding:
30 % TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 70 % water
in de zomer.
50 % TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 50 % water
in de winter.
Bij temperaturen onder −20 °C, TUTELA PROFES-
SIONAL SC 35 onverdund gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloeistof in het re-
servoir.
Sluit de dop door op het midden van de dop te drukken.
Rijd niet met een leeg ruitensproeierreservoir:
de ruitensproeiers zijn van fundamenteel be-
lang voor een optimaal zicht.
Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar. In de motor-
ruimte bevinden zich warme onderdelen die bij con-
tact de vloeistof kunnen doen ontbranden.
REMVLOEISTOF D-fig. 1-2-3
Draai de dop los en controleer of het remvloeistofniveau
nog op het maximum niveau staat. Het niveau mag nooit
het MAX-merkteken overschrijden. Als vloeistof moet wor-
den bijgevuld, dan raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel „Vloeistoffen en
smeermiddelen” (zie hoofdstuk „6”).
OPMERKING Maak de dop van het reservoir en het om-
ringende oppervlak zorgvuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop bijzonder voorzichtig zo-
dat er geen vuil in het reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met een in-
gebouwde filterzeef van maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt wa-
ter aan). Daarom verdient het aanbeveling, als de auto
overwegend wordt gebruikt in gebieden met een hoge lucht-
vochtigheid, de vloeistof vaker te vervangen dan in het „Ge-
programmeerd Onderhoudsschema” staat aangegeven.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 228
Page 230 of 276

ONDERHOUD EN ZORG229
5
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als
per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk worden
gewassen met water en neutrale zeep en daarna met
veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
Voorkom contact tussen de zeer corrosieve
remvloeistof en de lak. Als remvloeistof wordt
gemorst, moet de lak onmiddellijk met water
worden afgespoeld.
Het symbool πop het reservoir geeft aan dat
synthetische remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik
van minerale vloeistoffen moet absoluut worden ver-
meden, omdat de rubbers in het remsysteem door
deze vloeistoffen worden beschadigd.
De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als
per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk worden
gewassen met water en neutrale zeep en daarna met
veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
Het symbool πop het reservoir geeft aan dat
synthetische remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik
van minerale vloeistoffen moet absoluut worden ver-
meden, omdat de rubbers in het remsysteem door
deze vloeistoffen worden beschadigd.
215-242 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:55 Pagina 229